Voor geschiedenis geboren

Hij is geschiedenis. Hij schrijft geschiedenis. Met het MIAT (Museum voor Industriële Archeologie en Textiel) te Gent maakt hij geschiedenis. Maar hij is er helemaal van doordrongen dat er zonder de mens geen geschiedenis is. Daarom zijn mensen ontzettend belangrijk voor hem en zijn werk. 'Ik werd tussen de mensen geboren. En de mensen hebben me altijd verhalen verteld. Ik wil ze verhalen teruggeven.' 

René De Herdt

René De Herdt. 

Foto: Jacques Sonck

De bakermat van René De Herdt is: geschiedenis. 'Mijn ouders woonden in Ekeren, bij Antwerpen. Op het einde van de Tweede Wereldoorlog begon het als bij donderslag V1 bommen te regenen. Zo erg dat het fluitconcerten moeten geweest zijn. Op een dag werd het huis van mijn grootmoeder getroffen. Tijd om in de kelder te vluchten ontbrak haar ... Mijn ouders vluchtten. Naar Sint-Pauwels in het Waasland. Naar een oom die molenaar was. Daar werd ik geboren. Op 22 februari 1945. Jaren heb ik geloofd dat mijn wieg in de molen stond. Maar dat was een heerlijk fabeltje: mijn wieg stond in het molenhuis. Mijn wieg, dat is veel gezegd. Mijn ouders kwamen met lege handen in Sint-Pauwels toe. Dokter Verbraecken die de bevalling inleidde, leende ons een wieg en dekens. Zo wil het toeval dat Paul Verbraecken, conservator bij de Stedelijke Musea van Antwerpen, en ik in dezelfde wieg gekoesterd werden.' 

Als historicus blikt René De Herdt graag in de geschiedenis terug. En almaar komt hij bij mensen uit die om verschillende redenen belangrijk voor hem waren. Hij zegt: 'De humaniora heeft me ge­vormd. Er waren leraren als Bart Mesotten die het vak geschiedenis helemaal opentrokken en verrijkten met hun enorm intellectueel kapitaal. Het waren lui met visie. Bezield. Gedreven. Met impulsen uit sociale, economische, literaire, culturele context gooiden ze het vak compleet open. Haesaerts bijvoorbeeld vertaalde een boek uit het Frans over de kunstenaars van Sint-Martens-Latem en lichtte zijn werk toe in de klas. En hij vergeleek Indische verhalen met passages uit de Griekse mythologie. Hij en de anderen knoopten draden samen tot één grote leidraad en brachten ons naar de maalstroom van het wereldgebeuren. Fascinerend was het.' Hij roert in zijn koffie en de jaren aan de universiteit komen aan de oppervlakte. 'Karel Van lsacker, Libert Van der Kercken, ... Ze brachten een sfeer aan die lichtjes magisch was, die tintelde en ons betoverde. En ook in Gent, waar ik de licenties doorliep, stuitte ik op fantastische mensen. Zoals Adriaan Verhuist en Herman Balthasar. Het was trouwens professor Balthasar die de gangmaker was van de industriële archeologie in Vlaanderen. Hij zag hoe die golf zich ontwikkelde in Engeland en hij zag meteen het belang ervan in.' 

Nochtans leek René De Herdt in de wieg gelegd voor landbouw­geschiedenis. Zijn ouders hadden een bloemisterij en hij keek uit over de historiek van de horticultuur. Ik denk niet dat ik een boek liever schreef dan De Geschiedenis van de Floraliën in Gent. Al had dat ook te maken met de mensen die ik tijdens het veldwerk ontmoette. 'Je kan je niet voorstellen met welke primitieve middelen planten geforceerd werden. De Floraliën werden in februari gehouden, toen. Voor rijkelui was dat niet zo'n probleem: die hadden wel serres of een mooie orangerie. Maar de kleine man? Sommige mensen sliepen bij hun planten, heus. Om te kijken hoe hun planten op wisselende temperaturen reageerden bijvoorbeeld. 

Ik weet het: financieel gewin was niet onbelangrijk. Maar er was ook de ongelooflijke drijfveer om iets te realiseren. De drang om zichzelf te ontplooien. Dat geldt ook voor de basis van dit museum.

Het behoorde een kunstschilder uit Geraardsbergen toe. 

Waarom hij die fabriek begon? Om inkomen te genereren, natuur­lijk. Maar ook om iets meer te doen. Om iets uit zichzelf naar buiten te laten komen. Om iets te verwezenlijken. Het moment van de blikseminslag, het rijpingsproces, het ogenblik waarop de inwendige mens met zijn project naar buitentreedt, ... dat zijn uitermate fascinerende situaties. 

De realisatie van het MIAT was pionierswerk. Het was ruw werk op braakliggend terrein. 'Ik zat op het archief te Gent toen via een politieke beslissing het licht op groen sprong om iets te doen met het potentieel aan industrieel erfgoed. Gent had immers een indruk­wekkend industrieel verleden en herinnerde zich nog goed hoe in de 19de eeuw de mechanische vlas- en katoennijverheid floreerde. Maar het gevaar dreigde dat zowel de persoonlijke ervaringen zouden vervagen als dat de industriële relicten verloren gingen. We begonnen dus te verzamelen. We spraken mensen aan. 

We vulden opslagplaats na opslagplaats. Helaas hadden we geen referentiekader. Geen strategie waar we konden op terugvallen. Het was zoeken en hard werken en flexibel zijn en uitdokteren. We leerden terwijl we bezig waren. Middelen waren schaars, de wil om iets te verwezenlijken groot. Ik heb zelfs les gevolgd aan de avondschool om iets over textiel op te steken ... Omstreeks 1989 was de overheid echter zover om dit pand aan de Minnemeers als museum in te richten.' 

En René De Herdt blijft het over mensen hebben. 'Je begint bij de eerste industriële Revolutie, je verdiept je in de tweede en je belandt bij de actuele derde. Maar je kan de machine niet loskoppelen van de mens; noch van de politieke, economische, sociale, culturele en aanverwante implicaties. Daarom vertellen we in dit museum een verhaal, een verhaal waarin de evoluerende en revolutionaire technieken verweven worden met maatschappelijke gedragingen. Daarom ook hebben we oor voor de mondelinge traditie en geschie­denis. Dit museum is geen eiland. Tal van vrijwilligers leggen er hun hart en ziel in. Ze komen werken. Ze komen vertellen. Ze informe­ren. En we ervaren dat de beste tentoonstellingen over de mens vertellen. Het erfgoed is het draagvlak van het museum, de mens is de bezieler ervan, de verteller. 

Tijd reizigers op zoek naar ... licht?

'Noem ons geen kunstenaars,' zeggen Hans Weyers & Klaas Borms uit één mond. Wat ze dan wel zijn? 'We doen in groot cultureel amusement.' En: 'We bouwen met verhalen, met materialen, met ruimte en met een groot gevoel van fascinatie voor beelden.' 

Hans Weyers en Klaas Borms

Hans Weyers en Klaas Borms. 

Foto: Jacques Sonck

Hun werk heeft met licht te maken, maar in de toekomst kan het ook iets met tapijten zijn. Of ijzer. Of muziek. 'Soms puren we de dingen zo in vorm uit dat het verhaal één letter wordt.' Alpha en omega in één teken, Hans Weyers & Klaas Borms in één portret. 

Praten met Hans Weyers & Klaas Borms is praten met tedere anar­chisten. En anarchist zijn ze omdat ze er de discipline voor hebben. 'We stellen ons aan de rand van de maatschappij op. We staan aan de deur van de samenleving en we kijken naar wat gebeurt. Het veld ontrolt zich zo aan ons oog: we hoeven ons door niets of niemand de wet te laten voorschrijven. En we leggen onszelf zo weinig mogelijk beperkingen op. Toch zijn we geen losbollen, geen clowns. In een ijzeren harnas van discipline hebben we ons gewron­gen. Weekdagen zijn werkdagen. Van 's ochtends tot 's avonds. Pas op vrijdagmiddag maken we het juk wat losser. Dan gaan we praten. Dan bekijken we de dingen die we gedaan hebben.' Dingen? 'Kunstwerken, als je wil. Met de klem­toon op kunst en op werken. Kunst maken is vooral hard werken. Inspiratie is een vonk. De motor van kunst is een werkwoord: werken.' En dan, relativerend: 'Eigenlijk voeren we een dagelijkse strijd tegen de luiheid'.

Hans Weyers en Klaas Borms hebben één stem. Ze vertellen hetzelf­de verhaal. Je moet meer dan aandachtig luisteren om een nuance op te vangen 'We hebben elkaar nodig. We hebben elkaars nabij­heid nodig. Maar we zijn geen klonen van elkaar. Er is ruimte over voor een privé-hoekje, ook al zijn we niet te beroerd om onze kwets­baarheden, fascinaties, afwijkingen, ... te tonen.' Hans en Klaas zeg­gen tegelijk: 'Ik denk dat we elkaar ten zeerste respecteren. Dat we eerbied hebben voor elkaars mening. Als hij iets aan een werk toevoegt, zal ik me nooit afvragen: waarom moet dat nou? Nee, het moet zo zijn. Ik zou mijn werk nooit alleen kunnen maken. Hij is erbij nodig.' Dan: 'We zijn tijdreizigers. Koorddansers. Tijdreizigers in de zin van fascinatie voor tijd: voor vroeger en nu, voor oud en nieuw, voor geboorte en ouderdom, voor de dood en voor wat erachter licht. Wij zijn koorddansers omdat we balanceren op de grens van kunnen en niet-kunnen. Omdat we zoeken naar evenwichten en onevenwichten.

Hans Weyers en Klaas Borms stellen alles altijd in vraag. Zichzelf. Kunst. De wereld. Alles. Zelfs hun allerindividueelste au sérieux. 'We hebben eens een werk gemaakt omtrent de eerste piloten die in één beweging de wereld overvlogen. Dat begon met vier vliegtuig­jes die we ergens opraapten. We integreerden er een wereldbol bij. Zodat de vliegtuigjes over het noordelijk halfrond gingen wentelen. We brachten er de foto's bij van de luchtvaartpioniers. Met een summier geschreven duiding. We waren daar bijzonder ernstig mee bezig. Het moest allemaal kloppen. Zelfs historisch correct en weten­schappelijk juist zijn. Het moest allemaal logisch zijn. En het werk werd in één adem ernstig en leuk. Lunaties, heette het object. Met de titel lieten we de ernst van het object wentelwieken naar het absurde van de onderneming.' 

Waar ze hun inspiratie vinden? 'We werken veelal op bestelling. Zo was iemand op zoek naar een rariteitenkabinet. Het resultaat was 'een soort lichtgevende wigwam uit ondermeer polyester. De opdrachtgevers hebben het kabinet zelf ingevuld met voorwer­pen. Een hart van plastic. Een reispas. En helemaal bovenin religieuze elementen. Madame Cherubin, heet het voorwerp. Het verrassende, en voor ons het meest interessante, was dat de opdrachtgevers het zelf invulden met strikt persoonlijke elementen. 

Zo werkten de eigenaars mee, legden ze associaties die we zelf nooit voor ogen hadden. Grappig. Veel inspiratie halen we aldus uit de opdracht zelf. We kregen eens de opdracht een tafel te maken die én praktisch én speels zou zijn. De man die de opdracht gaf, reed laat op de avond weg en vergiste zich van richting. We hebben toen een kompas in het blad verwerkt. Dat gaf ons een zekere oriëntatie. En het object had een grappige anekdote. 

Maar we waken erover dat onze realisaties een lang leven beschoren is. Grappig, goed gevonden, esthetisch mooi, ... allemaal leuk maar het moet ook blijven werken. We maken trouwens alles. Zelfs al eens een toiletpot.' 

'We werken als monniken, bijna. In stilte. Geconcentreerd. Zoekend. Rusteloos. Nieuwsgierig. We hebben te veel tijd verloren op school. Door alles in vakjes in te delen, door grenzen aan disciplines te trekken, is op een gegeven ogenblik de veerkracht gebroken. Scheikunde was saai, biologie was hopeloos, fysica vermoeiend en wiskunde droog als gort. Achteraf moet je dat allemaal terug aan elkaar knopen en leer je dat scheikunde, biologie, fysica en wiskunde heel avontuurlijke wetenschappen zijn. 

En opeens is de fascinatie terug. Waarom mag het niet leuk zijn? Waarom wordt de mens bang gemaakt voor de chaos? Hoewel chaos aan het begin van alles ligt en achter chaos misschien wel een regulerend principe schuilt? Wie doet verdomme telkens weer het licht uit?' 

Tony sorteert de lege flesjes. Foto: Teun Voeten

Tony sorteert de lege flesjes

Foto: Teun Voeten

 

Tunnelmensen. Foto's van Teun Voeten in het Museum Dr Guislain in Gent

Het indrukwekkendste bij deze tentoonstelling is niet het werk, maar de plek. Inderdaad, het museum Dr Guislain maakt deel uit van een psychiatrisch instituut met dezelfde naam, het ligt een beetje buiten het centrum van Gent, niet ver van de vaart en de terminus van een tram. 

Het is een site met kleine parkjes en niet al te hoge gebouwen in baksteen. De architect deed zijn inspiratie op in Italië en dat is te zien. Maar er is iets met dat gebouw. De zwierige bouwstijl kan de pijn niet onderdrukken. De pijn van de patiënten die er rond­dwaalden, of vastgebonden waren, of opgesloten in een bad, of daverden onder de electro-chocs. Deze pijn is voelbaar aanwezig daar, het zindert nog in de muren. Ik verneem dat men in deze instelling progressief met psychiatrie bezig was. Ooit, en nu nog. 

En toch. 
Deze plek heeft alles met gekwetste mensen te maken. We zien het aan de hoge ramen, aan de mannen (en een enkele vrouw) die we ontmoeten onder de galerij, aan de metershoge trapleuningen. Deze instelling heeft ondertussen een eigen museum. Het is een dynamische gebeuren met een indrukwekkende (en griezelige) collectie en jaarlijks een paar wisselende tentoonstelling. Boven het museum aan de panelen van de lange lage zolder hangen de foto's van Teun Voeten op hun best. Het zijn zwart-witfoto's van daklozen in New York. Mensen die afgedaald zijn naar de kilometerslange spoorwegtunnels onder Manhatten. Ze leven er eigenzinnig hun eigen leven. 

De foto's werden onderverdeeld in series rond een personage of een groep. De foto's zijn niet gemaakt om mooi te zijn en de kijker te behagen. Het zijn reportagefoto's die met zijn allen een beeld moeten geven van hoe het daar is. Het is er vooral donker, vind ik, en rommelig. De mensen die we zien zijn stevig gebouwd en tegelijk in zichzelf gekeerd. Ze slaan zich door het leven, ze teren op de resten van de grote stad, ze lijken vrijgevochten. De foto's zijn er niet om een nood aan te klagen, eigenlijk zijn ze een ode aan deze mensen. De fotograaf koos een standpunt waaruit blijkt dat hij opkijkt naar de 'tunnelmensen'. 

Hij is antropoloog en fotograaf en zijn modellen zijn niet alleen alcohol- en crack-verslaafden, het zijn ook macrobiotische hippies, Cubaanse vluchtelingen, Vietnamveteranen, wereldverbeteraars en ex-computerprogrammeurs. 

Zo is er Tony die lege flessen verzamelt. Hij strooit ze uit en sorteert ze. Met het statiegeld kan hij zo'n 60 dollar per dag verdienen. Tony werd van onderuit gefotografeerd. Teun Voeten nam een laag standpunt in, bij helder zijdelings kunstlicht. De spieren van Tony worden zichtbaar zo. Het is een atletische man met een gespannen trek op zijn gezicht, een korte broek, kort haar en sportschoenen. De achtergrond is de immense ruimte, het voelbare zwarte gat. 

De foto's zijn ouderwets, ze hebben hun wortels in de jaren zestig, toen reportagefoto's nog belangrijk waren in tijdschriften en maga­zines. Nu verschijnen dergelijke reportages op tv, in kleur, en horen we de mensen hun verhaal vertellen aan veel volk tegelijk. Deze foto's zijn nog slechts voor een beperkte groep, voor de mensen die vol goede wil tentoonstellingen bezoeken en aandachtig kijken. Het gebeurt. 

Praktisch

Museum Dr Guislain, Gent. Tot 30 april 1999

Tunnelmensen 
Dakloos in New York 
foto's van Teun Voeten 
De foto's horen bij een boek met teksten en enkele foto's van Teun Voeten - Uitgeverij Atlas ISBN 90 254 0866 4 

Fabriekstad Aalst, Louis Paul Boon 1912-1979

Op 10 mei 1999 is het twintig jaar geleden dat de volksschrijver Boon aan zijn schrijftafel overleed. Die dag gaan in zijn geboortestad de deuren open van een grote tentoonstelling, Fabriekstad Aalst, die is opgezet als een wandeling door Boontjes leven en werk. 

Louis Paul Boon. Foto: Paul Van Den Abeele

Louis Paul Boon.

Foto: Paul Van Den Abeele

 

Het is een parcours dat van het C.C. De Werf leidt naar het museum Oud-Hospitaal en het Oud-Schepenhuis, dat het publiek aan des schrijvers hand voert van 't jaar 1800-en-zoveel naar de wereld van vandaag. Onderweg ontmoet men Boon in al zijn facetten. 

De tentoonstelling vormt de spil van het Boonjaar '99, een jaar waarin Aalst zal bruisen van de Boonactiviteiten. Zo zullen de theaterproducties Eros en de eenzame man door Tom van Dijck en De Kapellekensbaan door De Korre hernomen worden. 

Het cultureel centrum besteedt echter ook de nodige aandacht aan Boons fascinatie voor de film. In de vorm van een filmfestival wordt een bloemlezing van avant-gardefilms getoond, die van grote invloed zijn geweest op Boons werk, maar ook films en documen­taires die gebaseerd zijn op Boons oeuvre worden mee in het filmprogramma van het Boonjaar opgenomen. 

Naast deze culturele programmatie worden nog tal van neven­activiteiten georganiseerd die het populaire karakter van Boons werk ten volle aanspreken, zoals een avondje 'eten op zijn Vlaams' en een spetterend volksbal. Want 't jaar '99 wordt een heus Boonfeest! 

Cultureel Centrum De werf, Aalst. Van 10 mei tot 31 oktober 1999

Italiaanse Renaissance naar een plan van Pasqualini. Foto: Landcommanderij Alden Biesen

Italiaanse Renaissance naar een plan van Pasqualini.

Foto: Landcommanderij Alden Biesen

 

Italiaanse Renaissance aan de Nederrijn. Alessandro Pasqualini

Alessandro Pasqualini werd op 5 mei 1493 in Bologna geboren. Zijn opleiding tot bouwmeester kreeg hij in de eerste helft van de 16de eeuw te Bologna. 

Hij was werkzaam bij de bouw van de Sint-Pieter in Rome en werd door de aldaar werkende bouwmeesters Bramante, Peruzzi en Raffael onderwezen in de bouwkunst. In de 15 jaar die hij in Nederland dienst deed bij onder andere de Heren van Egmond en de Graven van buren heeft hij enige roem als Vestingsbouwmeester en Architect behaald. Bekend geworden, begaf hij zich in 1549 als 'Baumeister aller herzoglichen Lande' in dienst van Wilhelm V, Hertog van Jülich, Kleve en Berg. Daarmee begon Pasqualini zijn werkzaamheden in het Rijnland en Westfalen. In 1559 stierf hij in de Duitse stad Bielefeld, waarna zijn zonen in de voetstappen van hun vader volgden en zijn opvattingen ook in het Limburgse land verspreiden. 

Deze tentoonstelling bestaat uit 170 afbeeldingen met zowel foto's als tekeningen en maquettes die een overzicht geven van het leven en werk van Pasqualini. 

Praktisch

Landcommanderij Alden Biesen, Bilzen. Van 8 maart tot 20 juni 1999

Op bezoek: Scribe thuis

De vrienden van Scribe mogen gezien worden. Sommigen, zoals Evenpoels dromerige Spanjaard te Parijs, zijn oude bekenden. Anderen - en dat zijn er heel wat - ontdek je als "schatten op zolder" en het is zonde dat ze niet vaker de reserve mogen (kunnen?) verlaten. 

Henri Evenepoel (1872-1899), De Spanjaard te Parijs, 1899. Olieverf op doek,

Henri Evenepoel (1872-1899), De Spanjaard te Parijs, 1899. Olieverf op doek, 218 x 150 cm, Museum voor Schone Kunsten, Gent.

Foto: Museum voor Schone Kunsten, Gent

De opbouw van de tentoonstelling is helder en verzorgd, al  had ik even moeite om het begin ervan te vinden. Een plannetje bracht soelaas, evenals de ongedwongen hulpvaardigheid van het zaalpersoneel. Maar eens deze drempel genomen, is het genieten van een expo die wonderwel aansluit bij de architectuur van dit museum. Die werken zijn hier thuis. 

Dit geldt minder voor een aantal nu in onbruik geraakte genres. Een eeuw geleden hoorden die tot het obligate aanbod. Zo zijn er de pronkstukken van de Salons, die hun schepper een onsterfelijke roem moesten opleveren, maar die nu gevoelens oproepen die schommelen tussen milde verbazing en geïrriteerde aversie. Naturalistische bezoeken bij pachters, ravottende bedelaars en ontuchtigen of bacchanalen van iets te mollige blanke nimfen op ettelijke vierkante meters geëtaleerd, brengen ons niet echt in vervoering. Maar daartegenover staan tal van ontdekkingen waarvoor we de goede smaak van Fernand Scribe dankbaar mogen zijn, gaande van een Anders Zorn van topkwaliteit tot een reeks rake schetsen van Eugène Fromentin. Ook Scribes verzamelwoede kwam het Gentse Museum ten goede. Hij stimuleerde de aankoop, fluisterde de Vrienden van het Museum goede raad in, verleidde kunstenaars (of hun familie) tot giften, maar deed zelf ook tal van schenkingen. Meer nog, na zijn dood kwam het museum een indrukwekkend legaat toe. Merkwaardig man! 

Maar komt dit alles nu uit de verf op deze tentoonstelling? Ik ben geneigd ja te zeggen, met een klein voorbehoud evenwel. Het dunkt mij dat verkeerdelijk de indruk wordt gewekt dat Scribe enkel in hedendaagse schilderkunst en beeldhouwkunst geïnteresseerd was. Dat strookt niet met de realiteit. De uitbouw van de collectie oude kunst was eveneens zijn werk. Bovendien legde hij de grondslag voor de verzameling van het Museum voor Sierkunst. Een beperkte opstelling met enkele markante stukken had ook op die facetten van Scribes gedrevenheid de aandacht mogen vestigen. Nu verneem je dit bij het lezen van de (voortreffelijke) catalogus, tenminste als je iemand bent die catalogi leest.

Praktisch

Museum voor Schone Kunsten, Gent. Nog tot 14 maart 1999

Rombouts & Droste, Het Azart. Foto: MUKHA

Rombouts & Droste, Het Azart.

Foto: MUKHA

Rombouts en Droste

Deze monografische tentoonstelling van het werk van Rombouts & Droste zal een blik bieden op de visuele poëzie van hun beeldend alfabet. Helaas wordt dit project overschaduwd door de dood van Monika Droste. 

Monika Droste overleed tijdens de voorbereidingen, op 11 november 1998. Guy Rombouts besloot om de tentoon­stelling niet af te gelasten maar juist om te buigen tot een hommage aan zijn wederhelft. 

Hun werk vertrekt van de vaststelling dat wij lijden aan een vergeten van de taal. Zoals we de woorden vergeten en ze gebruiken als instrument om boodschappen over te seinen, zo gebruiken we ook het schrift meestal louter instrumenteel. We staan zelden of nooit stil bij de 'drager', het medium zelf van de taal. 

Uit deze tentoonstelling moet nog maar eens blijken hoe Rombouts & Droste vanuit een uiteindelijk eenvoudig systeem, het alfabet, het zogenaamde Azart, waarmee zij nu reeds jarenlang gewerkt hebben, een heel eigen, altijd opnieuw verrassend oeuvre hebben opgebouwd; een werk dat telkens opnieuw aanspreekt door zijn breekbare poëzie. 

Praktisch

Museum van hedendaagse Kunst, Antwerpen. Tot 28 maart 1999

James Ensor. De foto's, de roem

Vanaf maart 1999 tot het einde van het jaar 2000 zal je in het de Stedelijke Musea van Oostende tal van tentoonstellingen kunnen bekijken die samen alle aspecten van leven en werk van James Ensor zullen belichten. 

Voor wie zo niet zo lang kan wachten loopt in het Museum voor Schone Kunsten nu al een tentoonstelling die, zoals de titel duidelijk maakt, de bekendheid van de schilder illustreert aan de hand van fotomateriaal. Uiteraard zijn er ook de gewone biogra­fische foto's van de schilder en zijn familieleden, maar de aandacht gaat toch vooral uit naar kunstwerken die Ensor als model of inspiratiebron hebben en publicaties, documenten, voorwerpen, e.d. die verwijzen naar de faam van Ensor: boekomslagen, covers van CD's, hoezen van LP's, postzegels, bankbiljetten, telecards,... Kortom je kan het zo gek niet bedenken of het is te bekijken in Oostende.

Museum voor Schone Kunsten, Oostende. Van 25 januari tot 2 maart 1999

James Ensor in zijn atelier, James Ensor en Ernest Rousseau Jr. in de duinen, Café Lehmitz, Hamburg, 1967-70. Stevedore and female friend.

Links: James Ensor in zijn atelier (1909). Museum voor Schone Kunsten, Oostende.

Foto: Foto Ocreman, Mechelen

Midden: James Ensor en Ernest Rousseau Jr. in de duinen (15 april 1892).

Foto: Museum voor Schone Kunsten

Rechts: Café Lehmitz, Hamburg, 1967-70. Stevedore and female friend.

Foto: Anders Peters

Anders Petersen

De Zweedse fotograaf Anders Petersen, geboren in 1944, woont en werkt in Stockholm. 

In 1967 richtte hij de Saftra Photo Group op, welke later uitgroeide tot het agentschap Mira Photo Archives, waarbij hij nog steeds aangesloten is. In de jaren '70 werkte hij als fotojournalist voor de belangrijkste Zweedse tijdschriften. Later legde hij zich toe op meer persoonlijk werk en op lange-termijn-projecten. 

Anders Petersen is sinds het einde van de jaren '60 één van de centrale figuren in de Zweedse fotografie. Hij oefende enorm veel invloed uit op een jongere generatie fotografen. Nochtans geeft hij niet de indruk van een 'vaderfiguur' maar eerder die van 'de eeuwige jongen', verwonderd ronddolend in een wereld met geheime afspraakjes tussen geliefden en verbijsterende volwassenenconflicten. Zijn foto's van verliefde stellen, celgenoten in een Zweedse gevangenis of stamgasten in een Hamburgse kroeg, lijken gemaakt in een staat van permanente verbazing. Intieme beelden, die toch al geen te plezierige details over de betrokkenen onthullen.

Praktisch

Provinciaal Museum voor Fotografie, Antwerpen. Van 23 januari tot 28 maart 1999

François Roffiaen (links), Alpenlandschap gestoffeerd met herders en een kudde geiten (rechts), ca. 1855.

François Roffiaen (links), Alpenlandschap gestoffeerd met herders en een kudde geiten (rechts), ca. 1855.

Foto's: Stedelijke Musea Ieper

François Roffiaen (1820-1898): schetsen uit de carrière van een landschapschilder

Kunstschilder Jean-François-Xavier Roffiaen werd in leper geboren op 9 augustus 1820.

In 1946 trok hij naar Zwitserland om er te Genève in het atelier van Alexandre Calame te studeren, de bijzonder succesrijke schilder van grandioze Alpen landschappen. In zijn voetsporen werd Roffiaen de Belgische vertegenwoordiger bij uitstek van dit populaire genre. Tijdens talrijke studiereizen doorkruiste Roffiaen Zwitserland, Oostenrijk en Beieren waarbij hij op een naturalistische manier de overweldigende natuur bestudeerde. Hij legde een uitgebreide documentatie aan: talloze ter plaatse vervaardigde tekeningen en olieverschetsen die hem, helemaal terug in zijn atelier in Brussel, inspireerden tot minutieus uitgevoerde schilderijen. 

Reeds in 1848 leverden zijn Alpen landschappen hem op de Salon van Brussel en eerste onderscheiding op. Zijn schilderijen verkochten als zoete broodjes. De eerste Belgische vorsten, koningin Victoria en de sjah van Perzië koesterden een 'Roffiaen' net zoals rijke industriëlen in Buffalo, Cambridge, Chicago, Den Haag, Dublin, Londen of New York... 

Praktisch

Stedelijk Museum, Ieper. Van 5 december 1998 tot 4 april 1999

Léon Spilliaert (1881-1946)

Spilliaerts oeuvre is moeilijk onder één noemer onder te brengen. Zijn vroege werk van voor de Eerste Wereldoorlog komt wat laat om nog tot het symbolisme te horen. Zijn naoorlogse werk heeft affiniteiten met het expressionisme en hier en daar raakpunten met de surrealistische beweging.

Léon Spilliaert, Les plaisiers d'hiver (1918)

Léon Spilliaert, Les plaisiers d'hiver (1918).

Foto: Vlaams Cultureel Centrum De Brakke Grond, Amsterdam

Spilliaert is een graficus en schildert met een gemengde techniek van pastel krijt, aquarel, gouache en Oost-Indische inkt op papier of karton. Terecht kan hij een autodidact worden genoemd: zijn studietijd aan de Academie van Brugge is slechts van zeer korte duur. Toch wordt hij al bij het begin van zijn carrière geïntroduceerd in de betere kunstkringen. Zijn vriendschap met de schrijver Edmond Deman brengt hem in contact met de schrijver Emile Verhaeren, die hem op zijn beurt introduceert in Parijs. Daar komt Spilliaert in aanraking met het werk van Matisse, Munch en de Nabis, die in de jaren van de 'Belle Epoque' een grote publieksbelangstelling genieten. Ongetwijfeld hebben die contacten implicaties gehad voor de ontwikkeling van zijn eigen stijl. In Antwerpen wordt na de oorlog de opmars van het Vlaams expressionisme ingezet, door de oprichting van de kunstvereniging Sélection. In 1921 organiseren ze een salon, waar Spilliaert exposeert met een groot deel van zijn werken. Dit salon geldt als de eerste reünie van het Vlaams expressionisme. 

In 1928 overschrijdt Spilliaerts werk de landsgrenzen door zijn deelname aan de opmerkelijke tentoonstelling L'art belge depuis l'impressionisme in Parijs. De grote internationale doorbraak komt echter pas na zijn dood. Zijn naam wordt opgenomen in het pantheon van de moderne Belgische kunst. Grootsteden over de hele wereld stellen zijn werk tentoon. 

Praktisch

Vlaams Cultureel Centrum De Brakke Grond, Amsterdam. Van 15 januari tot 21 maart 1999

Tussen hemel en aarde

Op 5 maart 1999 opent in de Sint-Pietersabdij te Gent de expositie Tussen hemel en aarde. Permanente tentoonstelling over de geschiedenis van de Sint-Pietersabdij'. 

Het monniken leven 'tussen hemel en aarde' staat er gemateria­liseerd in stenen sculpturen, grafschilderingen, schilderijen, glaswerk, miniaturen, foto's en gravures. Omdat de eigen collectie beperkt is, heeft deze opstelling dubbel zoveel nood aan een verhaal. Hierom is het sterk educatief uitgewerkte tentoonstelling geworden met een thematische opzet. Aan de hand van thema's zoals eten en drinken, de dood, oorlog en vrede, de samenwerking met de vorsten, ziekenzorg en andere worden sleutels aangereikt om het fenomeen abdij in het algemeen en Sint-Pietersabdij in het bijzonder historisch en maatschappelijk te situeren. oude en nieuw vinden elkaar in de opstelling door het gebruik van audio-visuele middelen en CD-rom. Zo kan de bezoeker ook actief deelnemen aan de tentoonstelling. 

Praktisch

Sint-Pietersabdij, Gent. Vanaf 6 maart 1999

Sint-Pietersabdij. Portret van Abraham Ortelius, geschilderd door Rubens en gegraveerd door Philip Galle. Vanaf 1579 kreeg dit portret een plaats in het Theatrum Orbis Terrarum, Abraham Ortelius, Americae Sive Novi Orbis, Nova Descripta. De kaart verscheen voor het eerst in 1570 en onderging nadien kleine wijzigingen

Links: Sint-Pietersabdij.

Foto: Sint-Pietersabdij, Gent

Midden: Portret van Abraham Ortelius, geschilderd door Rubens en gegraveerd door Philip Galle. Vanaf 1579 kreeg dit portret een plaats in het Theatrum Orbis Terrarum

Rechts: Abraham Ortelius, Americae Sive Novi Orbis, Nova Descripta. De kaart verscheen voor het eerst in 1570 en onderging nadien kleine wijzigingen

Het Theatrum Orbis Terrarum van Abraham Ortelius: ontstaan van de atlas

De Afdeling Kaarten en Plans van de Koninklijke Bibliotheek herdenkt de vierhonderdste verjaardag van het overlijden van de Belgische cartograaf Abraham Ortelius (1527-1598), auteur van de eerste atlas, Theatrum Orbis Terrarum, die in 1570 in Antwerpen verscheen. 

De tentoongestelde stukken - kaarten, atlassen, boeken, hand­schriften en brieven - komen uit de verzameling van de Koninklijke Bibliotheek. Ze vertellen over de geschiedenis van het Theatrum, van het ontstaan van het concept tot de totstandkoming van de atlas, waarover de geschiedkundigen van de cartografie nog steeds lange discussies voeren. Dit deel van de tentoonstelling bevat de cartografische werken die Ortelius' Theatrum voorafgingen: de Geographia van Ptolemaeus, de portulanen en de Italiaanse kaartencollecties. 

De tentoonstelling toont een ruime keus van documenten die de rijkdom van de historische verzamelingen van de Koninklijke Bibliotheek weerspiegelen: de eerste editie van het Theatrum Orbis Terrarum, van het Parergon en van het Itinerarium, brieven van Ortelius en boeken die deel uitmaakten van de persoonlijke bibliotheek van de cartograaf. 

Praktisch

Koninklijke Bibliotheek van België, Brussel. Van 11 december 1998 tot 27 maart 1999

Dan Van Severen, Compositie, Olieverf en tempera op doek, 1960-1963

Dan Van Severen, Compositie, Olieverf en tempera op doek, 1960-1963

Dan Van Severen, Retrospectief

Dan Van Severen (Lokeren, 1927) wordt vaak in één adem genoemd met de naoorlogse abstracten zoals Jo Delahaut, Marc Verstockt en Guy Vandenbranden. 

Hun werken getuigen van een grote verscheidenheid  in de vormgeving, het kleurgebruik en de thematiek. Van Severen koos evenwel voor een ver doorgedreven eenvoud van zijn geometrische abstractie en voor een uitzonderlijke nuance in toon en lijnvoering. 

Zijn werk draagt een meditatief karakter dat nog wordt versterkt door het overwegend gebruik van grijswaarden; ook de gebruikte vormen: de ruit, het vierkant, de rechthoek en het kruis beklem­tonen het meditatieve aspect. 

Reeds bij een eerste tentoonstelling in 1957 kwamen de krachtlijnen van het oeuvre van Van Severen tot uiting. Vanaf de jaren '60 primeert de lineaire vormgeving en wordt zijn koloriet stiller, zijn schilderswijze meer ingetogen. Men denkt aan invloed van Malevitch en Barnett Newman. Omstreeks 1970 werkt Van Severen met tempera i.p.v. olieverf, dit maakt zijn werk nog subtieler, schraler en ook intiemer. Dan Van Severen had van 1971 tot 1992 de schilderklas in het Gentse Sint-Lucasinstituut, zijn invloed op de studenten is groot en vrucht­baar geweest. 

De retrospectieve hangt in de grote zaal van het PMMK en laat de evolutie in Van Severens werk duidelijk aflezen. De witte omgeving laat enerzijds de subtiele tonaliteiten tot zijn recht komen, maar anderzijds had ik soms het gevoel dat de grootsheid van de ruimte een aantal kunstwerken gewoon opslokt.

Toch niet te missen.

Albert Rubens, Compositie B.XV-p137, tekening (boven) en Compositie B.XV-p137, Part II, acryl op doek, 1993 (onder)

Albert Rubens, Compositie B.XV-p137, tekening (boven) en Compositie B.XV-p137, Part II, acryl op doek, 1993 (onder)

Albert Rubens, geometrisch in- en uitzicht

Een minder gekende, maar ontzettend interessant kunstenaar is Albert Rubens (Tielt, 1944). 

Zijn expositie vormt een mooie confrontatie met Van Severen, hoewel ze alleen maar de abstractie gemeen hebben. De inspira­tiebron van Albert Rubens is niet het gevoel of een of ander filoso­fisch standpunt, maar de wiskunde, de meetkunde. 

De schilderijen, zwarte geometrische figuren op een witte achter­grond (en vice versa) of één lijnenspel, zijn eigenlijk niet het echte werk, maar het resultaat van het echte werk. Zijn vroeg oeuvre is het resultaat van het verschuiven van vlakken. Bij zijn huidige (en boeiendste) werken vertrekt Albert Rubens van een kubus. Op de wanden van een kubus bepaalt de kunstenaar punten die beantwoorden aan welbepaalde coördinaten op de x-, y- en z-as. De geest tast met een zekere dwangmatigheid en wiskundig correct de ruimte af. De werktekeningen (te zien op de bovenste verdieping van het museum) onthullen ongemeen boeiend de gedachtengang. Zo een werktekening is eigenlijk de echte Albert Rubens. De figuur die ontstaat door zo een aantal punten te verbinden wordt overge­bracht op doek of papier, zonder alle hulplijnen, projecties, coördinaten,... De geometrische zekerheid wordt  mysterie.

Deze exploratie wordt ook sculpturaal uitgewerkt in staal, graniet en gelakt hout, in grotere en kleinere formaten.

Praktisch

PMMK, Museum voor Moderne Kunst, Oostende. Nog tot 21 februari

Dan Van Severen, Stichting Kunstboek, Brugge, 950,-BF 

Albert Rubens, Lannoo, Tielt, 950,-BF 

Thomas Lange: "De Verdrijving uit het Paradijs"

Inspiratiebron voor Thomas Lange (Duitsland, 1957) zijn de 15de­ eeuwse fresco's in de Santa Maria del Carmine in Florence. Hebben deze fresco's een duidelijke religieuze bedoeling, bij Lange staat "het lijden" centraal. Het lijden en de vertwijfeling van Adam en Eva die door de engel het paradijs worden uitgezet. "De put", te bekij­ken vanaf een mezzanine in de grote zaal, lijkt dan ook de ideale expositieruimte voor Langes grillige terracottabeelden, gepatineerd met as en zand. De beelden worden geconfronteerd met onbewerk­te en beschilderde houten panelen met inkervingen en zwart-wit­ lijnen. Olieverfschilderijen laten een hard kleurenpalet zien en tekeningen in zwarte tonaliteiten versterken een desolaat gevoel. De expositie is verder te zien in het Gustav Lübcke Museum, Hamm (DL, 28/2/99-25/4/99).

Praktisch

Museum voor Schone Kunsten, Oostende. Nog tot 7 februari

Zie ook OKV-plus 1998.4

Tupperware Europe, Africa & Middle East, Vic Cautereels. 10 Egg Storer, 1998. Orso Design, Marc De Jonghe. Orso-Regenzuil, 1998, Beek Design, Roel Vandebeek, Occhio kantoorstoel, 1997. I.o.v. Drisag Office Furniture, Enthoven Associates Mercedes wiel, 1996. I.o.v. Lemmerz

Boven: Tupperware Europe, Africa & Middle East, Vic Cautereels. 10 Egg Storer, 1998. 

Links: Orso Design, Marc De Jonghe. Orso-Regenzuil, 1998

Midden: Beek Design, Roel Vandebeek, Occhio kantoorstoel, 1997. I.o.v. Drisag Office Furniture

Rechts: Enthoven Associates Mercedes wiel, 1996. I.o.v. Lemmerz

Op Mens en Maat. Tweede Triënnale voor Vormgeving

Sinds meerdere jaren timmert de Dienst Vormgeving van het Vlaams Instituut voor het Zelfstandig Ondernemen (VIZO) aan de weg om vormgeving in Vlaanderen te steunen. 

Het VIZO geeft beurzen, informatie, publiceert een tijdschrift over vormgeving, 'Kwintessens', reikt de Henry Van de Veldeprijs uit en organiseert ook tentoonstellingen. Heette de dienst vroeger Kunstambacht dan veranderde de naam in dienst Vormge­ving tesamen met de smaak van een generatie. Allerlei lifestyle­ rubrieken in kranten en tijdschriften zorgden ervoor dat design langzamerhand ook in Vlaanderen doordrong en verder ging dan pottenbakken en mandenvlechten. Naast steun aan individuele ambachtslui, soms helaas een beetje geïnspireerd door het roman­tische beeld van de eenzame kunstenaar in zijn atelier, groeide het besef dat er ook creatieve productieprocessen bestonden die leiden tot massaobjecten maar waar het nodige denkwerk over vormge­ving, functie, ergonomie en kostprijs is aan voorafgegaan. Zo rijpte langzaam de idee dat ook industriële vormgeving de nodige steun kan gebruiken en dat vooral de Vlaamse economie met haar typische familiale KMO's baat konden hebben met de introductie van design.

Van koffers en bestekken tot metrostellen

Deze tentoonstelling wil dus een stimulerende invloed hebben op de relatie tussen ontwerper en KMO en op de ontwerper als KMO. Dit door een beeld te geven van kwalitatieve producten die recen­telijk Vlaamse ontwerpers en bedrijven recentelijk realiseerden. Die oogst kwam tot stand door alle industriële ontwerpers, afge­studeerd aan Vlaamse hogescholen, de geselecteerden van VIZO en spontane kandidaten uit te nodigen om tien recente producten voor selectie in te sturen. Een internationale jury met onder andere Wim Pijbes van de Kunsthal in Rotterdam besliste welke producten voor de tentoonstelling in aanmerking kwamen. Uiteindelijk leidde dit tot zo'n 80 voorwerpen van een 35 producenten. 

De kwaliteit van de tentoonstelling ligt in de presentatie van de objecten want het is niet altijd even gemakkelijk publiek uit haar tent te lokken om te komen kijken naar voorwerpen die ze anders bijna onbewust hanteert en manipuleert. Daarnaast toont deze Triënnale voor de eerste maal de man of vrouw achter het ontwerp. Industriële vormgeving is buiten enkele grote namen meestal een anonieme aangelegenheid en dikwijls zitten er Vlaamse gezichten achter wereldberoemde merken zoals Samsonite, Tupperware of Philips. 

De tentoonstelling frist ook het geheugen op. Zo ontwierp Philippe Neerman reeds in 1971 de metrorijtuigen voor Brussel, een uitzon­derlijk ontwerp voor die tijd en terug te zien op de tentoonstelling omdat ze voor het eerst ook rekening hield met ergonomische aspecten. Dat zoveel Vlamingen moeten uitwijken naar grote concerns in het buitenland komt door het beperkt aantal bedrijven in Vlaanderen waar industriële vormgevers voor kunnen werken. Er zijn immers niet zoveel bedrijven waar zowel de productie als het ontwerpen gebeurt. Opvallend is de afwezigheid op deze tentoon­stelling van grote mammoetbedrijven uit de textiel-of meubel­wereld bijvoorbeeld. Dit terwijl onlangs voor de eerste keer in de geschiedenis de Vlaming Van Severen een stoel zal laten maken bij de wereldberoemde Duitse producent Vitra. Een verhaal dat ook Marc De Jong he overkwam met zijn Orso regenzuil, een heden­daagse variatie op de archetypische regenton die een internationale jury dit jaar bekroonde met de ICSID Excellence Award, de Oscar van de designers. Helaas vond hij geen enkel Vlaams bedrijf die dit toekomstgericht ontwerp wou produceren en diende hij zich te richten tot Engeland. 

Dat het niet zo gemakkelijk is, komt doordat industriële vormgeving te weinig deel uitmaakt van het beleid in Vlaamse bedrijven. Het illustreert dat vormgeving in Vlaanderen vooral het werk is van koppige individuen en dat KMO's en andere producenten nog veel kansen laten liggen. Dit is spijtig en niet zo zeer omdat Vlaanderen een eigen identiteit via design zou uitstralen - want iedereen is het er unaniem over eens dat er niets zo iets bestaat als typisch Vlaamse design, tot spijt van wie benijdt natuurlijk- maar wel omdat industriële vormgeving de wereld kan 'verbeteren', zoals de Orso regenzuil van Marc De Jonghe illustreert, en de wereld meer op mensenmaat kan maken zoals ook de onderliggende boodschap is van deze fraaie tentoon­stelling. 

Die gaat gepaard met een indrukwekkend aantal nevenactiviteiten zoals studie- en themadagen, symposia, workshops en publiekseve­nementen. Een volledige lijst vindt u aan de balie in de tentoon­stelling, achteraan in de catalogus of kan u vragen op onderstaand adres. 

Praktisch

Museum voor Sierkunst en Vormgeving, Gent. Tot 28 februari 1999

Detail uit 'Alexander en de Hogepriester Iaddo'. Stedelijke Musea Oudenaarde. Foto: Technifoto Van Wambeke, Oudenaarde

Detail uit Alexander en de Hogepriester Iaddo. Stedelijke Musea Oudenaarde.

Foto: Technifoto Van Wambeke, Oudenaarde

Meer dan groen. Oudenaardse wandtapijten van de 16de-18de eeuw

Oudenaarde kende een bloeiende tapijtweefindustrie tussen de 15de en de 18de eeuw.

 De tentoonstelling 'Meer dan groen' wil een overzicht geven van wat in Oudenaarde geproduceerd werd en aantonen dat hier niet enkel de zogenaamde 'verdures' geweven werden, maar ook talrijke kleurrijke tapijten, die een toen populair verhaal uitbeelden. Hierbij zal duidelijk worden dat de Oudenaardse wandtapijten kwalitatief van hoog niveau zijn en daardoor een belangrijke plaats innemen in de wandtapijtkunst. 

Om ieder wandtapijt het best tot zijn recht te laten komen, werden historische locaties aan beide zijden van de Schelde uitgekozen om de tentoonstelling onderdak te bieden: de 14de-eeuwse Lakenhalle, het Gotische Stadhuis, de 15de-eeuwse Sint-Walburgakerk en het 18de-eeuwse herenhuis de Lala ing. Elk gebouw is een monumentale getuige van het rijke verleden van Oudenaarde. 

Naast de wandtapijten krijgen in diverse locaties ook archiefstukken en gravures een plaats om de kunsthistorische en vooral de histo­rische context te schetsen. 

Tijdens de tentoonstellingsperiode worden verschillende randevenementen georganiseerd in Oudenaarde. Concerten, straattheater, mime maar ook colloquia die de moeite waard zijn.

Praktisch

Stedelijke Dienst Toerisme, Oudenaarde. Van 19 juni tot 3 oktober

Antoon Van Dyck, De Kruisdraging (ca. 1617), olieverf op doek,

Antoon Van Dyck, De Kruisdraging (ca. 1617), olieverf op doek, 165 x 222 cm.

Foto: Sint-Pauluskerk, Antwerpen

Restauratie van 'De Kruisdraging' van Van Dijck

Ter gelegenheid van het Van Dijck-jaar dat aanvangt op 15 mei, werd de laatste hand gelegd aan de restauratiewerken in de sint-Pauluskerk. 

In feite is men reeds op het einde van de vorige eeuw begonnen om deze prachtige kerk met mondjesmaat op te knappen, maar vanaf 1994 besloot men er geld en spoed achter te zetten. 

Beelden en schilderijen waren zwaar aangetast, zowel door de tijd en het vocht als door de zware brand uit 1968, en er waren intussen muurschilderingen gevonden die ook de nodige zorgen vereisten. De meeste aandacht werd echter besteed aan de restauratie van het schilderij De Kruisdraging, een meesterwerk van de hand van de toen slechts 18-jarige Van Dijck. Het maakt deel uit van de 15 mysteries van de rozenkrans, een reeks van panelen, alle van hetzelfde formaat, die dateren uit circa 1617. Het is een unieke suite uit de geschiedenis van de schilderkunst, door 11 meesters uit de Antwerpse schilderschool uitgevoerd. 

Bij de terugplaatsing van De Kruisdraging op 20 november jl. werd de Sint-Pauluskerk weer de enige plaats ter wereld waar zich nog een Rubens, een Van Dijck en een Jordaens op hun originele bestemming bevinden.

Praktisch

Sint-Pauluskerk, Antwerpen.

Badische Luftbildmessung, Freiburg I. Br.. Foto: Bernhard Strauss, Diener & Diener

Links: Badische Luftbildmessung, Freiburg I. Br.. Foto: Bernhard Strauss

Rechts: Foto: Diener & Diener

Diener en Diener. Stadsgezichten

Diener & Diener is een groep architecten uit Basel die mee aan de basis liggen van de Zwitserse vernieuwing in de hedendaagse architectuur. 

Het bureau werd in 1942 opgericht door Marcus Diener. Na de Tweede Wereldoorlog groeit het succesvol uit en bepaalt het fundamenteel het gezicht van Basel. Vanaf 1978 gaat Roger Diener bij zijn vader werken. Samen met Wolfgang Schett, Dieter Righetti, Jens Erb, Andreas Rüdi en Daniel Stefani vormen ze van dan af een hechte groep die werkt onder de naam Diener & Diener. 

Reeds bij zijn eerste projecten, voornamelijk de sociale woningbouw, onderzoekt Roger Diener de spanning tussen stedenbouw en archi­tectuur en ontwikkelt hij vanuit die spanning zijn eigen architectuur­opvatting. Diener & Diener verwerpt de idee dat een grootschalige en totale stedelijke ordening realiseerbaar is.

De stedelijke ontwikkeling door middel van bouwblokken, die gericht is op het maken van 'plekken', vinden zij de meest geschikte strategie. De blokken vormen door hun onderling verband een figuur, 'een constellatie', een balans tussen krachten die steeds opnieuw worden bepaald. 

De bouwblokken van Diener en Diener zijn eenvoudige, sterke volumes. De strenge opbouw van de façades draagt daartoe bij. Vensters spelen hier een belangrijke rol: door hun vorm, afmetingen en hun onderlinge relaties en ritme definiëren ze de expressie van het gebouw. Bovendien hebben ze invloed op de ruimtelijkheid, op de manier waarop de bewoners hun omgeving ervaren. Maar ook omgekeerd verraden de vensters aan de buitenwereld iets over het wonen en over de verhoudingen tussen de individuen of bewoners in het blok. 

Praktisch

deSingel Internationaal Kunstcentrum, Antwerpen. Van 29 januari tot 7 maart 1999

Weyers en Borms, De onderdompeling.

Weyers en Borms, De onderdompeling.

Foto: Stad Gent

Het Wijkpaleis: een uitdaging om iets te doen rond kunst in de Gentse wijken

Het Wijkpaleis is een project waarmee de Dienst Kunsten een culturele werking in buurten van Gent opzet. Het Wijkpaleis is een kunstpaleis voor de Gentse buurten en meerdere dingen tegelijk: een feesttent, een café, een plaats waar mensen uit de buurt elkaar kunnen ontmoeten en het vormt vooral een uitdaging voor de wijken om iets te doen met kunst. 

Eind 1995 werd het project Wijkpaleis in een zestal Gentse buur­ten opgestart. Het Wijkpaleis is een verplaatsbare houten constructie, waarvan de 12 vaste zijwanden aan de binnenkant op artistieke en eigenzinnige wijze door kunstenaars en buurtbewoners werden bewerkt. 

Eind 1996 kreeg het Wijkpaleis een nieuwe egale blauwe kleur die de kunstenaars Hans Weyers en klaas Borms aanzette tot de uitwer­king van de idee 'de Onderdompeling'. In het voorjaar ging een vijftigtal bewoners het water in om zich te laten fotograferen in hun favoriete pak, poserend of vrij bewegend, in groep of alleen. 

Deze mensen zijn nu vereeuwigd op de 12 nieuwe buitenzeilen van het wijkpaleis. Ook in 1999 staat het Wijkpaleis in verschillende wijken in Gent. Er zullen theatervoorstellingen, films, cursussen en muziekfestivals op het programma staan, én een heus café chantant, waarvoor nu al druk gerepeteerd wordt, met verhalen, anecdotes, volksliedjes, dans en prachtige decors. 

Praktisch

Het Wijkpaleis verandert regelmatig van locatie. Informatie hierover kunt u krijgen bij de Stad Gent, Dienst Kunsten/Het Wijkpaleis. 

Dirk Braeckman, B.M.-F.R.-96, 80 x 120 cm, Foto: Dirk Pauwels

Dirk Braeckman, B.M.-F.R.-96, 80 x 120 cm

Foto: Dirk Pauwels

S. M .A. K.-kracht. Tien kunststudenten smaken S.M.A.K.-collectie

Het Stedelijk Museum voor Actuele Kunst in Gent maakt zich op om in mei aanstaande zijn deuren te openen. De gigantische collectie van om en bij de duizenddriehonderd stuks zal echter voor het grootste deel aan het publiek oog onttrokken blijven. Hoe kijken kunststudenten aan tegen zo'n potentieel?

Allereerst hebben de jonge samenstellers zich de vraag gesteld hoe je zo'n uitgebreide collectie het meest waarheidsgetrouw kan voorstellen. Hierbij stuitten ze niet alleen op de grote verschei­denheid binnen de collectie, maar ook op hun onderling verschillen­de visies op kunst in het algemeen en op de S.M.A.K.-collectie in het bijzonder. Deze divergenties worden in de tentoonstelling als troef uitgespeeld. 

Door deze veelheid aan visies en uitdrukkingsvormen presenteert het verzamelwoord kunst zich nu als chaotisch en onduidelijk. Vanuit dit besef ontstond de idee om de term 'verscheidenheid' centraal te stellen en hem te koppelen aan de hybride collectie van het S.M.A.K. De kunststudenten hebben daarom elk een werk gekozen dat hen bijzonder aanspreekt en verantwoorden hun keuze die hun individuele visie op het gekozen werk uitdrukt. 

U zal niet alleen kennis kunnen maken met kunstwerken die hun plaats in de collectie reeds gevonden hebben, maar ook met werken die vers uit het atelier komen en voor het eerst publiek tentoongesteld worden.

Praktisch

Witte Zaal, Gent. Van 21 januari tot 20 februari 1999

 L'Anverre, Peter Opsvik

Links: L'Anverre 

Rechts: Peter Opsvik

Foto's: Museum voor Sierkunst en Vormgeving, Gent

Tentoonstellingen Museum voor Sierkunst en Vormgeving Gent

Hedendaags glas van het atelier L' Anverre

De Belgische kunstenaarsgroep 'l' Anverre' heeft als specialiteit  glas en is bekend van grote evenementen zoals in de Antwerpse Zoo waar zij met glazen beesten en spuiters voor een schitterend spektakel zorgden. 

Glazen objecten van Sem Schanzer, Myriam Garouche, Marc Melis, Arm in Homolka en Jiri Suhajek zullen zowel in het museum als op de binnenkoer gepresenteerd worden. 

Peter Opsvik: movement Hedendaagse Noorse Vormgeving

Reeds 30 jaar ontwerpt de Noor Peter Opsvik zitmeubelen.  Het best gekend is zijn balansstoel. De creaties houden het midden tussen het 'rationele' en het 'emotionele'. Beide aspecten komen in de tentoonstelling aan bod. de rationele ontwerpen zijn ambachtelijk vervaardigd. 

Beweging staat centraal in de ontwerpen van de Noor Peter Opsvik. Vandaar dat ook de bezoeker op een actieve manier bij de tentoonstelling zal betrokken worden. De expositie zal bestaan uit drie luiken: nieuwgierigheid activeren, problemen begrijpen en oplossingen tonen.

Praktisch

Museum voor Sierkunst en Vormgeving, Gent.

Hedendaags glas: van 19 maart tot 18 april 1999

Peter Opsvik: van 30 april tot 6 juni 1999

Razend Rood en blits blauw

De tentoonstelling Razend Rood en blits blauw is een spannende ontdekkingstocht door de wereld van kleur. Dikke draden lopen door het museum. Ze wijzen je de weg naar gekke en bijzondere activiteiten zoals: spelen in een reuze klos van garen, je verkleden, je schaduw zien in alle kleuren van de regenboog, allerlei weetjes over kleuren, spelen op de computer en nog veel meer. 

Naar aanleiding van de tentoonstelling zal de katoenfabriek tevens didactisch en educatief uitgewerkt worden.

Praktisch

Museum voor Industriële Archeologie en Textiel, Gent. Van 21 mei tot 29 augustus 1999

Download hier de pdf

OKV Plus 1999.1.pdf