Bruno Forment Droomlanders

In OKV 2020.5 deden we het doek open voor de presentatie van de schitterende theaterdecors die Albert Dubosq in de jaren 1920-1921 maakte voor de Kortrijkse Schouwburg en die prijken op de Topstukkenlijst van de Vlaamse Gemeenschap. Het is uitzonderlijk dat zulke enorme decordoeken bewaard zijn gebleven. Albert Dubosq, zijn Kortrijkse theaterdecors en de vele andere die hij maakte voor zalen in binnen- en buitenland krijgen een fraai hoofdstuk in Droomlanders, tovenaars van het geschilderde toneeldecor, een uitgave van Davidsfonds en CEMPER, het Centrum voor Muziek- en Podiumerfgoed. Voor dit boek verrichte Bruno Forment meer dan tien jaar lang speurwerk in de Belgisch-Nederlandse theatergeschiedenis. Forment, hoofdonderzoeker van het Orpheus Instituut, is met Droomlanders niet aan zijn proefstuk toe. Hij publiceerde al boeken en essays over opera, uitvoeringspraktijken, scenografie en theatererfgoed.

In de inleiding presenteert Forment een beknopte geschiedenis van het illusionistische toneeldecor, van de laatrenaissance (met onder anderen Rafaëls legendarische eerste scenische demonstraties van het geometrisch perspectief) tot het verdwijnen van de beschilderde canvassen uit de theaters vanaf de jaren 1920.

In elf hoofdstukken vertelt Forment, aan de hand van herontdekt erfgoed en ongeziene documenten, het verhaal van het illusionistisch decor en zijn vergeten scheppers. Dat begint op 24 februari 1659, toen Leopold Willem van Habsburg de Brusselaars trakteerde op de allereerste opera in de Lage Landen: Odysseus op het eiland van Circe, waarvoor Giovanni Battista Anelini negen decors schilderde.

Vervolgens komen drie laatachttiende-eeuwse decorateurs aan bod, die een waardevolle bijdrage hebben geleverd aan het theater van de Lage Landen. Het zijn Georges-François Blondeel, die onder andere decors voor de Muntschouwburg ontwierp, Pieter Barbiers, die werkte voor schouwburgen in Nederland, en Pieter Norbert van Reysschoot, een meester in de trompe-l’oeil, die in Gent en Amsterdam actief was.

Veel ruimte geeft Droomlanders terecht aan Pierre-Luc-Charles Ciceri, de kunstenaar die het toneelbeeld van Europa heeft hertekend. Als romanticus verzette hij zich tegen het classicisme. Hij verwierp de heldere lijnen en architectuur en koos voor wild natuurschoon, ruïnes en middeleeuwse exuberantie. Forment noemt Ciceri ‘de godfather’ van de decorschilderkunst omdat hij er een gespecialiseerd metier van maakte. Hij wrikte het los van de architectuur en de beeldende kunst. Bij Ciceri werd theaterdecoratie een internationale industrie die zich afspeelde in fabrieksachtige ruimtes met tientallen werknemers en specialisaties onder één dak. Ciceri maakte school en leverde vele volgelingen af, die de wereld – inclusief de Lage Landen – zouden voorzien van romantische toneelbeelden.

Tijdens de romantiek zagen nieuwe technologieën voor beeld- en audio-opname het licht: foto, film, fonograaf… de podiumkunsten hebben geprofiteerd van elke vooruitgang op dat gebied. Het boek illustreert dat met prachtige foto’s van decors en voorstellingen uit de tijd van toen. Eveneens bijzonder interessant is het hoofdstuk over de harde stiel van de schilder-decorateur. Alles was buitensporig geproportioneerd, van het kolossale atelier dat in de winter niet warm te krijgen was, tot de te beschilderen doeken op de grond, de grote verfborstels en dito verfpotten.

Naast de gerenommeerde theater- en operahuizen waren er kleine rondreizende gezelschappen. Op hun tochten van stad naar dorp namen sommige hun eigen decors mee. Is daar nog iets van overgebleven? Ja, zo blijkt in het hoofdstuk over de familie Van den Bergh, die vier decorschilders telt, vanaf het midden van de negentiende eeuw tot en met vandaag.

Gigantische decorstukken kostten handenvol geld en het gebeurde vaak dat gezelschappen stukken leenden bij andere schouwburgen. De Amsterdamse familie Beyne zag een gat in de markt en startte op het einde van de negentiende eeuw een decorverhuurbedrijf, dat uitgebroeide tot het belangrijkste in de Lage Landen. Het is een boeiende geschiedenis die eindigt in een speurtocht naar de scenische erfenis van Beyne & Zonen.

Het volgende hoofdstuk neemt ons mee naar ‘het land van de glimlach’. Na de Groote Oorlog beleefde het operettegenre hoogdagen en ‘droomlanders’ werden ingeschakeld voor de decors. Het boek geeft als voorbeeld de vele producties van de Vlaamse Zonen in Kortrijk, waarvan de herinnering voortleeft in de achtergebleven decorstukken en in het werk van Hugo Claus, wiens vader lid was van de Vlaamse Zonen.

Het boek belicht eveneens het schooltoneel dat een onoverzienbare hoeveelheid voorstellingen heeft voortgebracht. Onder de leraars en oversten waren knappe decorateurs, zo blijkt, en als die niet voorhanden waren, trokken scholen externe kunstenaars aan. Hoever ze gingen, is te zien op foto’s en postkaarten.

Het laatste hoofdstuk trekt naar de Leuvense Schouwburg, een van de laatste ‘bonbonnières’ of klassieke theaters met lijsttonelen, U-vormige auditoria en balkons. In 1936 had Joseph Denis alle decors voor de nieuwgebouwde schouwburg klaar. Het boek tekent een mooi portret van Denis, de schepper van tientallen ‘droomlanden’ voor opera’s en operettes, toneelstukken en revues. Het is een ode aan een man die ondanks het modernisme voortwerkte binnen een teloorgaande traditie.

Veel van de enorme decordoeken en de vernuftige machinerieën die ze in beweging brachten zijn voorgoed verdwenen. De makers ervan zijn in de coulissen verdwenen. Theaterwetenschappers besteden er nauwelijks aandacht aan. Gelukkig is er nu het schitterend geïllustreerde Droomlanders over de tovenaars van het geschilderde toneeldecor

Boek

Bruno Forment - Droomlanders
Tovenaars van het geschilderde toneeldecor
160 blz., softcover
€ 29.99
ISBN 9789022338186
Davidsfonds Uitgeverij en CEMPER

Download hier de pdf

Droomlanders