Bloemen over de stad, Engel boven brandende stad, 1929, De geografische mens, 1927, olieverf op doek, Frits Van den Berghe

Frits Van den Berghe:

Links: Bloemen over de stad, 1929, olieverf op doek, 115 x 88 cm. Verzameling Vlaamse Gemeenschap. 

Midden: Engel boven brandende stad, 1929, olieverf op doek, 87 x 72 cm. Privé-verzameling

Rechts: De geografische mens, 1927, olieverf op doek, 170 x 115 cm. Privé-verzameling

Het hoort tot de vaste routine. Op tentoonstellingen van het PMMK kijkt je best achter alle hoeken en kanten om zeker geen kunstwerk te missen.  Het levert je vast en zeker enkele mooie verrassingen op en het geruststellende besef waar voor je geld gekregen te hebben. Met de retrospectieve Frits Van den Berg he is het zeker niet anders. Want de zoeker wordt rijkelijk beloond. 

Er zijn namelijk een aantal geldige redenen op te noemen om enkele goed gevulde uren in confrontatie met de rode rakker onder de Leieschilders te spenderen. Dat hij zestig jaar geleden overleed, beschouw ik enkel als een toevallige aanleiding. Van groter belang is de vaststelling dat het al zestien jaar geleden is dat er nog een belangrijke retrospectieve van zijn werk getoond werd. En wordt zijn naam doorgaans in één adem met die van Permeke en De Smet uitgesproken, dan is hij de enige die nog niet uitgebreid aan bod kwam in het PMMK. 

Redenen genoeg dus. Toch is het de inhoudelijke aanpak die deze tentoonstelling tot een evenement maakt. Binnen de chronologische indeling van het oeuvre in enkele grote periodes waarover iedereen het ondertussen eens is, hebben de samenstellers het werk voortdurend gerelateerd tot dat van tijdgenoten. Niet enkel zien we zo beter wat de kunstenaars op een bepaald tijdstip bijzonder bezighield, zowel technisch als inhoudelijk, maar het helpt ons beter de betekenis van Van den Berghe in het globale kunstge­beuren van zijn tijd in te schatten. Van den Berghe doorstaat met glans deze test. In zijn jeugdwerken zien wij op welke bakens hij zijn nog aarzelende koers richt.

De vriendschap met Permeke en De Smet was een hoogtepunt: de stilistische beïnvloeding is hier ondergeschikt aan de ware synergie die voor de drie kunstenaars de mooiste resultaten heeft opgeleverd. De Nederlandse ballingschap bracht ook interessante contacten teweeg. De horizon werd wijder, na de ontmoeting met kubisten, Duitse expressionisten en Nederlandse jongeren. Zo kan een portret evengoed verwijzen naar de Brückeschilders als naar Kees Van Dongen. 

Het indrukwekkende werk De Obsessie, geschilderd naar aanleiding van de dood van Gust De Smets zoon, en waarvan hier drie versies tentoongesteld zijn, herinnert qua aanpak van het thema aan Edvard Munch. 

Elders denken we even aan George Grosz of Heinrich Campendonck, maar nooit in termen van pastiches of ontleningen in de stijl van Floris ("dat kan ik oek") Jespers. Bij Van den Berghe stofferen ze zijn rijke beeldentaal, ten voordele van de boodschap die hij brengen wil. 

Het is positief dat de confrontaties niet als een strak systeem gehanteerd worden. Zo kan de verbeelding zelf een aantal verwantschappen ontdekken. De verrassingen zijn niet van de lucht. Om er maar eentje te noemen: een uitstekende reeks gouaches uit de jaren twintig; speels, met een flinke dosis surreële humor. Uit de latere periode een aantal karaktervolle bloemstukken, die een allesbehalve rustgevende uitwerking hebben. Wat die latere werken aangaat heb ik met voldoening vastgesteld dat er aan het zogenaamde surrealisme van Van den Berghe voldoende aandacht besteed wordt. 

De confrontatie met Max Ernst ligt voor de hand en wordt geïllustreerd met een zeer mooie frottage uit een privé-verzameling (een buitenkans dat wij die nu te zien krijgen). Van de eigen experi­menten van Van den Berg he in die richting wordt een voldoende ruime selectie getoond. Zo ook wat de aanzetten naar vormen van art brut of een vernieuwde monumentale stijl betreft. 

Ze spreken het denkbeeld van een neergang of een verarming van de inspiratie in de latere jaren tegen. Dat het niet zijn vrolijkste jaren zijn geweest is evenwel duidelijk afleesbaar. 

Met plezier herken je een aantal mijlpalen uit zijn carrière: De Sterrenvisser, De goede Herberg, De eeuwige Vagebond, de Gevangene, het dubbelportret van P.G. Van Hecke en Norine. Maar de bruiklenen uit buitenlandse musea en uit talrijke privé­verzamelingen (onder meer het uithangbord van de tentoonstelling: De Zonneschilder uit 1921) bieden een unieke kans om ons beeld van Van den Berg he te verdiepen en te nuanceren. 

Er zijn nog meer ontmoetingen te beleven in het PMMK. Op de bovenste verdieping van het museum plaatst Camiel Van Breedam zijn werk tegenover een selectie Afrikaanse kunst afkomstig uit de reserves van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika van Tervuren. De selectie is door hemzelf gemaakt en zegt ons dus ook veel over zijn persoonlijk aanvoelen van de dingen. De verwant­schappen waren van vooraf bekend, maar krijgen hier op en smaak­volle wijze gestalte. Drie luiken in deze overzichtelijke tentoon­stelling (de derde verdieping van het PMMK leent zich daar namelijk wel voor): een subjectieve selectie Afrikaanse kunst, een reeks eigen werken van Van Breedam en daar tussenin vitrines waar zich een boeiende dialoog tussen beide culturele vormen ontspint. Zonder betweterij, zonder krachtpatserij, enkel tact en stijl. Bravo Camiel. 

Praktisch

Download hier de pdf

Van den Berghe geconfronteerd, Van Breedam geassocieerd.pdf