Wie van kunst houdt, weet nooit genoeg. Men vindt echter niet zo vaak boeken waarin nieuw onderzoek leidt naar een ander perspectief op kunstenaar of werk. En dat is pas boeiende lectuur voor de kunstliefhebber en/of verzamelaar.

Een goed voorbeeld is Cahier 16 in de reeks van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België. Tine Luk Meganck onderzoekt een topwerk van Pieter Bruegel I, in het Brusselse museum: Val van de opstandige engelen, een vroeg schilderij. Bruegel debuteerde in Antwerpen als tekenaar en graveur voor De vier winden, de boekhandel van Hieronymus Cock. Hij tekende zelf ontwerpen maar werkte ook naar schilderijen van Hieronymus Bosch, toen de duurste kunstenaar in het Habsburgse rijk. Bruegel kende Pieter Coecke Van Aelst, hofschilder in Brussel en ontwerper van tapijten voor Karel V. De vrouw van Pieter Coecke, Mayken Verhulst, bestuurde een uitgeverij. Een uitzonderlijk koppel in de zestiende eeuw. Het huwelijk van Pieter Bruegel met hun dochter, Mayken Coecke, in de Kapellekerk in Brussel, toont misschien de ambitie van Bruegel om naam te maken aan het hof. Dat is de stelling van Tine Luk Meganck, die erop wijst dat een hoofdwerk van Bosch, Tuin der Lusten, toen in het paleis van de prins van Oranje (nu de Koninklijke Bibliotheek) hing. De graaf van Alva nam het daar in beslag, om het snel naar Madrid te sturen. Meganck heeft ook oog voor de politieke en religieuze betekenis van de kunst in die bewogen tijd. Vanuit zijn grote renaissancepaleis (verdwenen onder de Ravensteingalerie) vocht kardinaal Granvelle tegen al wie de ‘goddelijke’ Habsburgse macht niet volop aanvaardde. Kocht hij Val van de opstandige engelen die in deze context een duidelijke boodschap brengt? Ook de rol van de rederijkersgilden en hun jaarlijks Landjuweel (waarop de vorsten soms aanwezig waren) komt hier aan bod. Dit boek brengt een nieuwe visie op onze zestiende-eeuwse kunst.

En een nieuwe kijk is ook wat David Delpechin e.a. brengen in de Cahier Portaels en de roep van de Oriënt. Portaels is bekend gebleven voor zijn vrije academie waar de meeste grote kunstenaars van ca. 1900 een opleiding kregen. Dat hij een van de eerste oriëntalisten was, werd lang vergeten. De recente vondst van een hele reeks tekeningen en vele geschriften – onbekend materiaal – laat toe die visie bij te stellen. Voor het eerst toonden de KMSKB een aantal tekeningen en schilderijen uit de tijd toen hij in het Midden-Oosten en NoordAfrika verbleef. Om die reis te rentabiliseren, schilderde hij een portret van de onderkoning van Egypte, Mohammed Ali, die hem betaalde met een met diamanten bezette pijp in barnsteen. Portaels kon kopieën van het portret verkopen aan Leopold II en Wilhelm I van Württemberg. Ook met onderwerpen als De Samoen (zandstorm) had hij succes, o.a. in Parijs. En zijn ‘rennende dromedarissen’ ogen nog altijd zeer spontaan getekend. In 1869 wordt hij door de kediva van Egypte, Ismaïl Pasja, uitgenodigd voor de opening van het Suezkanaal. Hij bezocht later nog Tanger en Marokko. Genoeg stof om een doctoraat te schrijven (waarmee Depelchin bezig is) en al een mooie keuze te tonen en te bespreken.

Boeken

‘Pieter Bruegel the Elder, Fall of the Rebel Angels, Art, Knowledge and Politics on the Eve of the Dutch Revolt’

199 blz, Cahiers 16 , 28,00 euro

‘Portaels en de roep van de Oriënt 1841-1847’

157 blz, Cahiers 17 20,00 euro

Download hier de pdf

Van de Val der Engelen tot het Suezkanaal - Cahiers KMSKB