
Sagalassos
Wonderjaar 2011
2011 is goed op weg om een annus mirabilis, een wonderjaar, te worden voor het Gallo-Romeins Museum. In mei werd het museum bekroond als Europees Museum van het Jaar: de prijs voor het beste nieuwe of recent gerenoveerde museum in de Europese Unie. De onderscheiding wordt uitgereikt door The European Museum Forum, een organisatie van de Raad van Europa. De jury prees het museum voor de bijzonder fijne manier waarop het verschillende soorten bezoekers weet te boeien voor de wereld van het verre verleden, zonder belerend te zijn. Het rapport stelt het onder meer als volgt: “Het museum gaat onzekerheden niet uit de weg, en de presentatie gidst het publiek doorheen de onderwerpen, maar poneert geen onwrikbare conclusies. De tentoonstelling heeft autoriteit, maar is niet autoritair. Ze zet aan het denken en geeft de bezoeker de informatie in handen om zelf een standpunt in te nemen.” Ook de gelaagde opbouw van het verhaal, de uitgebreide infrastructuur voor educatie en de stedenbouwkundige integratie in de stad werden geprezen. De prijs is mede de vrucht van de investeringen die het provinciebestuur van Limburg sinds 1991 doet om het Gallo-Romeins Museum alle groeikansen te geven.

Sagalassos bevindt zich in het zuidwesten van Turkije, zo'n honderd kilometer ten noorden van Antalya
Een tweede hoogtepunt is ongetwijfeld de tentoonstelling Sagalassos, City of Dreams. Sagalassos, in het zuidwesten van Turkije, fascineert de archeologen al meer dan twintig jaar. Stilaan ontdekken zij opnieuw de contouren van deze antieke stad, die in haar glorietijd de eerste van de regio was. Sagalassos, City of Dreams toont de belangrijkste vondsten en onderzoeksresultaten tot nog toe. Het Gallo-Romeins Museum in Tongeren is uitermate trots deze bijzondere tentoonstelling te kunnen presenteren. We zijn de Turkse overheid ontzettend dankbaar dat ze hiervoor een groot aantal topstukken uit het archeologisch museum van Burdur heeft willen uitlenen.

Het archeologisch museum in Burdur (Turkije), waar de vondsten uit Sagalassos zijn ondergebracht
Prof. dr. Marc Waelkens leidt al decennia het Sagalassos Archaeological Research Project, een interdisciplinair onderzoek “met als ultiem doel het ontstaan, de bloei en het verval van de stad Sagalassos in relatie tot haar hinterland te reconstrueren en te begrijpen”. Gewoon hoogleraar aan de K.U.Leuven, internationaal gerenommeerd en gelauwerd wetenschapper, auteur, coördinator van diverse academische netwerken… Waelkens’ palmares is niet minder dan indrukwekkend. Maar we mogen zeggen dat Sagalassos zijn levenswerk is, en dat zonder hem van ‘Sagalassos’ geen sprake zou zijn – althans niet op de eminente manier waarop de site opgegraven, onderzocht, ontsloten en gekoesterd is. Uiteraard is het ook dank zij zijn titanenwerk en zijn oceanische kennis dat de tentoonstelling genaamd Sagalassos, City of Dreams kon opgezet worden. Hem geldt bijzondere dank, niet in het minst voor zijn inzet en geduld.
Sagalassos, City of Dreams is geen klassieke archeologische expositie, maar een totaalbeleving. Het Gallo-Romeins Museum doet voor de vormgeving van de tentoonstelling een beroep op een internationaal bekende naam: Guy Joosten, operaregisseur en scenograaf. Hij bouwt de tentoonstelling op als een dramatische gebeurtenis en laat de bezoekers anders naar de objecten en hun geschiedenis kijken.
Gilbert Van Baelen
Gedeputeerde provincie Limburg
Inleiding

Zicht vanuit het zuiden op de ruïnes van Sagalassos, met op de voorgrond de resten van de opgegraven colonnadestraat
Sagalassos bevindt zich in het zuidwesten van Turkije, zo’n honderd kilometer ten noorden van Antalya. De antieke stad ligt op een naar het zuiden georiënteerde berghelling, op een hoogte van 1450 tot 1600 meter. Het is een van de mooiste en meest indrukwekkende archeologische sites in het Middellandse Zeegebied. Waarom kwamen mensen op deze behoorlijk steile berghellingen wonen? Daar hadden ze in de oudheid goede redenen voor. Veiligheid was er een van, en de overvloed aan natuurlijke bronnen een andere: door de bodemgesteldheid – een laag kalksteen die water doorlaat, met daaronder een kleilaag – vormden zich ter hoogte van Sagalassos tientallen bronnen. In die bodem troffen mensen ook klei aan voor het maken van hoogwaardige keramiek en bouwstenen, en ertsen voor de metaalproductie. De nabijgelegen valleien waren in de oudheid bovendien vruchtbaarder dan in onze tijd.

In de bloeitijd van de stad tijdens de Romeinse keizertijd kwam daar nog een belangrijk argument bij: Sagalassos was voortaan aangesloten op het Anatolische wegennet en werd zo verbonden met het binnenland en met de havens aan de Ionische westkust en de Pamfylische zuidkust. Dat alles lokte mensen naar een rijke stad die almaar meer prestige genoot en openstond voor vernieuwing. Graan, olijven, wellicht ook dennenbomen en hoogwaardig roodgeslibd tafelgerei vormden er de basis van de economie en werden geëxporteerd.
Zowat tweeduizend jaar geleden stond Sagalassos aan de vooravond van haar grootste bloeiperiode. Ze werd toen definitief opgenomen in het grote Romeinse Rijk. Ambitieuze lokale elitefiguren zagen hun kans. Zij koesterden grootse plannen met hun Anatolische provinciestad. En ze maakten die dromen waar. Het verhaal van Sagalassos is er een van visionair leiderschap en geloof in vooruitgang.
Inhoud
- Sagalossos - Droomstad in de wolken
- De som en de delen - Een interdisciplinair project
- Het Gallo-Romeins Museum - Leren over het verre verleden voor iedereen
- Praktische informatie

Prof dr. Marc Waelkens bij de ontdekking van het kolossale standbeeld van Marcus Aurelius in 2008.

Boven: Titelblad van Voyage du Sieur Paul Lucas fait par ordre du Roi dans la Grèce, l'Asie Mineure, la Macédoine et l'Afrique. Tome premier contenant la description de la Natolie, de la Caramanie, & de la Macédoine, Parijs 1714.
Onder: Testopstelling door Ebru Torun tijdens de campagne van 2011 van de Boog voor Caligula, die in 43 n. Chr. werd heropgedragen aan keizer Claudius en zijn overleden broer Germanicus op de Bovenste Agora. @Sagalassos Project
Sagalassos bloeide tot in het midden van de zesde eeuw. Een pestepidemie en twee krachtige aardbevingen aan het begin van de zesde en zevende eeuw na Christus luidden het verval in. Vanaf de dertiende eeuw was Sagalassos niet meer dan een desolate spookstad. De afgelegen locatie hoog op een bergflank behoedde de stad gelukkig voor plunderingen. Metersdikke lagen erosiemateriaal onttrokken de gebouwen aan het zicht en beschermden ze tegelijkertijd.
Sagalassos raakte in de vergetelheid. Pas in het begin van de achttiende eeuw beschreef een Franse dokter haar overblijfselen. In de negentiende eeuw volgde nog een rits ontdekkingsreizigers en wetenschappers die soms prachtige tekeningen en later ook foto’s nalieten. Maar de echte opgraving startte in het begin van de jaren 1990, door een landgenoot. Onder leiding van prof. dr. Marc Waelkens van de K.U.Leuven streek een interdisciplinair team van wetenschappers neer dat de antieke stad nu al twintig jaar systematisch blootlegt. De opgravingen groeiden uit tot een van de grootste in de mediterrane wereld.
De uitzonderlijke bewaaromstandigheden stellen de wetenschappers niet alleen in staat Sagalassos grondig te onderzoeken, ze bieden ook de mogelijkheid de stad steen voor steen weer op te bouwen. De vele stukken die het team van prof. dr. Waelkens bovenhaalt, getuigen van de complexe en boeiende geschiedenis van Sagalassos. Monumentale architectuurfragmenten, levensgrote beelden van Romeinse goden en keizers en intrigerende objecten: van prehistorische werktuigen en rood beschilderde aardewerken schalen over fragmenten van bronzen standbeelden en olielampen met christelijke motieven tot friesblokken met dansende nimfen en overdadig versierde zuilkapitelen. Een groot deel van deze topstukken mag nu voor de eerste keer het Turkse grondgebied verlaten voor een overzichtstentoonstelling in het Gallo-Romeins Museum van Tongeren.

De sterk geidealiseerde kop van een circa 2,5 meter hoog standbeeld van een lokale aristocraat Het beeld was gehouwen uit peperduur kwaliteitsmarmer uit Dokimeion (Turkije) en behoorde tot het zogenaamde Noordwestelijk Heroön .

Schalen, uit aardewerk van Hacilar, ca. 6000-5800 v.Chr. Burdur Museum, van boven naar onder inv.nr. P 19.1.02 (H: 9 cm; diam: 32 cm), E. 978 (H: 7,5 cm; diam: 18,8 cm), E 1 163 (.: 6,5 cm; diam: 15 cm) .
Sagalassos - Droomstad in de wolken
Rond 10.000 voor Christus is van Sagalassos nog lang geen sprake. In het gebied trekken sporadisch jagers-verzamelaars rond, nadat het klimaat opwarmde. Vanaf 6500 voor Christus vestigen mensen zich permanent in de vallei van Burdur op het territorium van de latere stad. Zij schakelen geleidelijk over op een landbouwbestaan. De boeren bouwen dorpen en maken aardewerk, het begin van een regionale pottenbakkerstraditie die nog bestaat.
In de huidige Ağlasun-vallei vestigt de eerste landbouwgemeenschap zich pas rond 4200 voor Christus Op de flank van een berg die uitkijkt over de vallei, zal later Sagalassos ontstaan. Vanaf 3000 voor Christus ontwikkelt zich in het gebied een net van nederzettingen.
Salawassa?
Rond 2200 voor Christus worden de meeste nederzettingen verlaten of verwoest. Van de volgende zevenhonderd jaar vinden archeologen nauwelijks sporen van menselijke activiteit. Waarom, weten we niet. Is het toeval dat net dan twee Indo-Europese bevolkingsgroepen Anatolië binnentrekken? De Hettieten en Luwiërs komen uit de streek net over de Kaukasus, en de Luwiërs stoten in Anatolië het meest west- en zuidwaarts door. Omstreeks 1350 voor Christus zijn zij aanwezig in de regio van Sagalassos, maar sporen van bewoning op de site zijn in deze periode schaars. Een van de bergvestingen in dit Luwische gebied zou ‘Salawassa’ hebben geheten. Is dat het latere Sagalassos? We weten het niet zeker.
De volgende duizend jaar ontstaan er steeds meer versterkte nederzettingen in de regio, eerst op grote hoogte, later ook op de lagere berghellingen. Deze landbouwers en veehoeders spreken Pisidisch, een Luwische taal. De geschiedenis van Sagalassos en omgeving is ook het verhaal van deze Pisidiërs. De invloed van een ander volk, de Frygiërs, reikt tot aan de westgrens van het territorium van het latere Sagalassos. Omstreeks 675 voor Christus onderwerpen de Lydiërs vermoedelijk dit grondgebied, en vanaf 546 voor Christus de Perzen. Van dat laatste zijn we zeker. De trotse, onafhankelijke Pisidiërs rebelleerden keer op keer tegen hun agressors.

Links: Typische huisvormige asurne (voor as én verbrande beenderresten) uit de 2e eeuw v.Chr. Het met een leeuwenkop versierde schild met een gekruist zwaard (in zijn schede) en een speer erachter moesten de krijgsvaardigheid van de dode, waarvoor de stad beroemd was, illustreren. Nog in situ in de zuidelijke necropool van Sagalassos. @Marc Waelkens
Rechts: Het laathellenistische brongebouw (50-25 v.Chr.) van Sagalassos no da anastylose van 1997. Achter het venster bevindt zich een dienstruimte met een bezinkingsbekken voor de zuivering van het water, door balustrade en dak beschermd tegen hitte en vervuiling.
Sagalassos wordt gehellenisserd
Ten laatste vanaf de vijfde eeuw voor Christus wonen in Sagalassos permanent mensen. Wanneer Alexander de Grote er komt, is het volgens de antieke schrijver Arrianus al een omwalde ‘stad’. Ook elders op het latere territorium van Sagalassos ontstaan op strategisch gelegen heuvels vlak bij goede landbouwgronden versterkte prestedelijke nederzettingen.
In 334 voor Christus begint Alexander de Grote vanuit Macedonië aan de verovering van het Perzische Rijk en een jaar later neemt hij Sagalassos in. De vergrieksing die er vermoedelijk al was, versnelt. Het politieke systeem, de publieke architectuur, het religieuze leven...: alles krijgt een Griekse stempel. Zo wordt Sagalassos bestuurd als een stadsstaat of polis. Grieks wordt de officiële taal. De stad trekt gebouwen op in de Griekse traditie, en hellenistisch aardewerk inspireert pottenbakkers. De Sagalassiërs vereren Griekse goden. Geleidelijk verdwijnen Pisidische eigennamen. Bij de elite zijn namen geliefd van Perzische of Griekse koningen onder wie hun voorouders wellicht als huurlingen hebben gediend. En ze drinken Griekse wijn. De vergrieksing is blijvend omdat ze niet wordt opgelegd. De bevolking wil vooral mee zijn met de ontwikkelingen in de rest van de Middellandse Zeewereld. Zeker de trends in het oostelijke deel daarvan inspireren haar.
In 129 voor Christus komt Sagalassos in Romeinse handen. Onder hun bewind gaat de vergrieksing verder. Zo wordt al snel het Bouleuterion gebouwd. De symbolische betekenis van dit senaatsgebouw, typisch voor een polis, is groot. Eeuwenlang bepaalt het de inplanting van veel andere gebouwen en monumenten in de bovenstad.

Zicht vanuit de stad op de Alexanderheuvel. Rechts ervan het plateau van Düzen Tepe en de aanzet van zijn akropolis. De door Alexander gevolgde weg liep door het diepe dal tussen deze akropolis en de Alexanderheuvel. De veldslag speelde zich af op de zichtbare noordflank van de heuvel.
Het raadsel van Düzen Tepe
Nog geen twee kilometer van Sagalassos ligt Düzen Tepe. Dat weten we pas sinds 2005. Van de vijfde tot de derde eeuw voor Christus is Düzen Tepe drie keer groter dan Sagalassos, maar het wordt nooit een echte ‘stad’. Nog voor Alexander de Grote onderwerpt het zich immers aan Sagalassos. De twee nederzettingen delen dezelfde Pisidische cultuur en toch gaan ze omstreeks 300 voor Christus hun eigen weg. Waarom?
De bevolking van Düzen Tepe leek volgens de archeologen vast te houden aan haar traditionele levenswijze. Zo trok ze geen echt monumentale gebouwen op, in tegenstelling tot de Sagalassiërs, en al helemaal niet in de eigentijdse hellenistische bouwstijl van de steden op de Anatolische westkust. Sagalassos pikte die wél op. Was het veel kleinere Sagalassos progressiever dan Düzen Tepe? Wellicht wel.
Toch verklaart dat nog niet waarom Düzen Tepe tegen het einde van de tweede eeuw voor Christus grotendeels werd verlaten. Kwam dat door het karstplateau waarop de stad lag? De poreuze bodem bestaat er uit een erg zacht kalkgesteente. Rivier- en regenwater kunnen de ondergrond mettertijd omvormen tot een grote gatenkaas. Regenwater zakt er snel weg en bronnen verdwijnen plots. Ontstond er een tekort aan water en trok een deel van de bevolking daarom geleidelijk naar het meer waterrijke Sagalassos, met omstreeks 300-280 voor Christus spanningen als gevolg? Nog altijd zijn daar in de omgeving van de site tientallen bronnen.
Het onderzoek van munten die op de site zijn gevonden, maakt duidelijk dat Düzen Tepe in de vierde en derde eeuw voor Christus zijn grootste expansie beleefde. Eerst dachten de archeologen uit de architectuur te kunnen afleiden dat dit een veel oudere nederzetting was. Dat had het verschil in ontwikkeling met Sagalassos kunnen verklaren.
Nu weten we dat dit niet klopt. Zo wordt het raadsel van Düzen Tepe groter. Waarom evolueerde de stad anders dan haar buur Sagalassos? De meest logische verklaring hiervoor is dat de jongelui van het kleinere Sagalassos al vanaf de vroege vijfde eeuw voor Christus een toekomst zochten en vonden in de huurlingenlegers van de Perzische koning. Of bij de Pisidische plunderaars, die in dezelfde periode de vergriekste kustgebieden van Anatolië onveilig maakten. Dit moet hen sneller dan de bevolking van Düzen Tepe in contact gebracht hebben met de Griekse beschaving.

Zicht op de zogenaamde Alexanderheuvel in Sagalassos, met erachter de site van Düzen Tepe.
Een stad met ambitie in het Romeinse Rijk
Pisidië is geen achtergesteld gebied wanneer Augustus de regio in 25 voor Christus in het Romeinse Rijk opneemt en vrede en welvaart brengt. Hij schept de voorwaarden waardoor de plaatselijke elite haar stad kan laten deelnemen aan de Romeinse cultuurwereld, zoals een nieuwe weg naar de havens aan de zuidkust. Een vijftal nieuwe kolonies met Italische veteranen breiden de regionale markt aanzienlijk uit.

Op de site van Düzen Tepe vinden archeologen heel wat wapens. Waren ook de jongemannen van deze stad goede vechters, zoals die van Sagalassos? De twee waren Pisidiërs, die bekendstonden om hun krijgshaftigheid. Wapens moeten in zowat elk Pisidisch huishouden aanwezig zijn geweest
Elitemensen met visie kiezen voor de Romeinse zaak. Ze investeren massaal in de graan- en olijventeelt, bouwen een aardewerkindustrie uit en exporteren voedseloverschotten en keramiek. In hun grote landerijen op het platteland gaan ze wonen. Al onder Augustus vereren zij de nog levende keizer. De introductie van deze keizercultus, hét bindelement in het grote Romeinse keizerrijk, gebeurt meestal indirect, ook in Sagalassos. Daar verrijst een heiligdom voor Apollo, Augustus’ beschermgod. Zijn cultus wordt de voornaamste eredienst. Pas vanaf Vespasianus (69 na Christus) werden zijn opvolgers er openlijk vereerd. Er komen voor hen eremonumenten en er worden spelen georganiseerd. Als beloning krijgen lokale elitemensen het Romeinse burgerrecht en sommigen klimmen verder op de sociale ladder.

Voorbeelden van de lokaal geproduceerde tafelwaar in terra sigillata (Sagalassos red slip ware). Bovenaan links twee drinkbekers (Burdur Museum, inv.nr. E239. 19.73, H: 4,6 cm, diam: 8,4 cm; Burdur Museum, inv.nr. E7952, H: 5 cm, diam: 8,8 cm) en rechts een kom (Burdur Museum, inv.nr. K.26 7. 99. 94, H: I 0 cm, diam: 20,5 cm), alle geproduceerd in 25-100 n.Chr. Onderaan een drinkbeker (mastos) naar hellenistische voorbeelden in glas of zilver, 25 v.Chr. 15 n.Chr. (Burdur Museum, inv. nr. E6823: H: 5,5 cm, diam: 14 cm). De bovenste drinkbeker en de kom werden in Sagalassos opgegraven, de twee overige stukken stammen uit de provincie Burdur
Roodgekleurd vaatwerk
Nog onder keizer Augustus beginnen de pottenbakkers van Sagalassos op grote schaal roodgekleurd vaatwerk te produceren. Dat vindt wellicht aftrek bij de duizenden Italische veteranen die de vredestichter Augustus met een ‘gouden handdruk’ had ontslagen. Hij had hen in de oostelijke provincie van zijn rijk een nieuwe thuis gegeven.
De meeste productiecentra in het oostelijke rijksdeel volgen de mode en nemen de vormentaal over van het aardewerk uit het Italische kerngebied. De pottenbakkers in Sagalassos doen dat niet. Zij laten zich vooral inspireren door de eigen tradities en het glas- en zilverwerk uit het Oosten van de tweede eeuw voor Christus Wel verbeteren ze de kwaliteit van de rode sliblaag die het aardewerk een rode glans geeft. Zo hebben de eigen vormen toch het uitzicht van modieus Romeins aardewerk. Overigens was men in Sagalassos al in de tweede eeuw voor Christus overgeschakeld van reducerend naar oxiderend bakken. Dat vormde de grijs-zwarte oppervlaktes van de keramiek om tot oranjerode patina’s.
Sommige pottenbakkers zijn specialisten in het maken van reeksen objecten in mallen, zoals olielampen, versierde wijnflessen en beeldjes. Heel wat producten vormen de pottenbakkers met mallen. Eerst vervaardigt de meester-pottenbakker een patrix (te kopiëren origineel). Van deze mal worden een aantal matrixen (mallen die een negatief zijn van de patrix) gemaakt, waarna de patrix zorgvuldig bewaard wordt. Zodra de matrixen slijtage vertonen en de producten die ermee vervaardigd worden niet meer voldoende ‘scherp’ zijn, halen de ambachtslui de patrix opnieuw boven en maken ze een nieuwe reeks moules.
De klei voor het aardwerk voert men aan uit het ommeland, zowat acht kilometer verderop. Die is erg zuiver en ook geschikt om tafelgerei mee te maken. Als de stukken leerhard zijn, halen de pottenbakkers ze uit de mallen en dompelen ze in een slibpap met klei uit de wijk zelf. Ten slotte worden de stukken gebakken, na een korte droogtijd.
Doorsnee productenreeksen komen in grote ovens terecht. Voor ingewikkelde afgietsels, zoals samengestelde beeldjes of nieuw aangemaakte mallen, gebruiken de pottenbakkers kleinere ovens. Hierin kunnen ze de baktemperaturen beter controleren. Eén bakproces levert soms honderden stukken op. In de ateliers is er niet veel ruimte over om die te stockeren. Ze vinden snel hun weg naar de markt, die de elite controleert.

Links: Een goed bewaard deel van de ca. 6 v.Chr. aangelegde Via Sebaste die het territorium van Sagalassos met de havens op de zuidkust verbond. @Marc Waelkens
Rechts: Basismodel voor een moule (zogenaamde patrix) in aardewerk (Circa 400-600 na Christus).

Plattegrond van Sagalassos, met ( I) Alexanderheuvel,(2) Colonnadestraat, (3) Tempel voor de Pisidische keizercultus, (4) Stadsmuren, (5) Poort uit de tijd van keizer Tiberius, ( 6) Onderste Agora, (7) Pronkfontein op de onderste agora, (8) Tempel voor Apollo Klarios, (9) Pronkfontein opgedragen aan keizer Hadrianus, ( 10) Odeion, ( 11) Keizerlijke thermen, ( 12) Macellum, (13) Bovenste Agora, ( 14) Antonijnse pronkfontein, ( 15) Bouleuterion, ( 16) Basiliek voor de H. Michaël, ( 17) Dorische tempel, ( 18) Noordwestelijk Heroön, ( 19) Stadswoning! paleisvilla, (20) Hellenistisch brongebouw, (21) Bibliotheek van Neon, (22) Theater, (23) Pottenbakkerswijk, (24) Stadion, (25) Martelarenkerk in het stadion
Een ‘nieuwe’ en vooruitstrevende stad

Zicht vanuit het zuiden op de Bovenste Agora.
Het ondertussen helemaal vergriekste Sagalassos wordt in een eeuw drie keer groter. Daar gaan bouwprojecten mee gepaard, zoals de prestigieuze colonnadestraat, het oudst gekende Romeinse badgebouw in Anatolië en een waternet met een vijftal aquaducten in de tweede eeuw na Christus Op de voortaan meer besloten agora’s pronkt de elite met standbeelden en eremonumenten.
Sagalassos pikt de nieuwste stedenbouwkundige en architecturale trends sneller op dan andere Pisidische steden. De stad kijkt hiervoor vooral naar het grote Efeze of naar Rome zelf. De eerste pronkfontein in Sagalassos is hiervan een mooi voorbeeld. Ook de weelderige Korinthische bouwstijl die in Rome gangbaar was, wordt dominant. Elders in Pisidië houdt de eenvoudiger Dorische orde stand.

De grote colonnadestraat aangelegd in het begin van de eerste eeuw na Christus
Een stadsboulevard met status
Kort na het begin van onze jaartelling beginnen bouwvakkers met de aanleg van een bijna driehonderd meter lange boulevard. Aan beide kanten komt een overdekte colonnade of zuilengang waarop winkels uitgeven. Rijk gedecoreerde pronkpoorten markeren vanaf de regering van keizer Tiberius (14-37 na Christus) het begin- en eindpunt van deze colonnadestraat. Dit is meer dan een monumentale toegang tot de stad. Wie de weg via de zuidelijke poort betreedt, ziet alle grote gebouwen van Sagalassos. De elite trekt hier maar wat graag eremonumenten op om haar rang en status extra in de verf te zetten.
De hoofdstraat fungeert ook als processiestraat. Aan de noordzijde komt ze immers uit op de Onderste Agora, met aanpalend de tempel voor Apollo. Die wordt vanaf kort na 69 na Christus ook gebruikt voor de stedelijke keizercultus. In de tweede eeuw na Christus, onder keizer Hadrianus, komt aan de zuidzijde van de laan een tweede tempel voor ‘de keizercultus vanwege heel Pisidië’. Op hoogdagen trekken processies wellicht via de brede colonnadestraat van het ene heiligdom naar het andere.
Eerste stad van Pisidië
Ergens in de jaren 120 na Christus voegt Hadrianus Sagalassos, vermoedelijk na succesvol lobbywerk door de stedelijke aristocratie, bij de provincie Lycia et Pamphylia. Met deze regio en zeker met de havenstad Perge aan de zuidkust onderhield Sagalassos van oudsher economische relaties. Daar blijft het niet bij. Pisidië is een nieuw onderdeel van Lycia et Pamphylia en Hadrianus kent Sagalassos een nieuwe eretitel toe: ‘Eerste stad van Pisidië, vriend en bondgenoot van de Romeinen’. Deze tekst prijkt op openbare gebouwen en munten, tot in de vijfde eeuw na Christus. Sagalassos plukt meer dan ooit de vruchten van zijn visionaire bestuur. De dromen van de elite worden werkelijkheid.

Een rijk gedecoreerde fries siert aan drie zijden de bovenzijde van de sokkel van het zogenaamde Noordwestelijke Heroön. Op dit friesblok, afkomstig van de voorzijde van het monument, staat een kithara-speelster en een bijna levensgrote danseres afgebeeld.
Pisidië heeft nog geen eigen centrum voor de keizercultus. Opnieuw kiest Hadrianus Sagalassos uit. De nieuwe status houdt nieuwe verantwoordelijkheden in. Vermoedelijk jaarlijks komen duizenden mensen uit de hele regio naar het bergstadje voor grote keizerlijke festivals. Er komt een nieuw heiligdom en aristocraten financieren de vele plechtigheden met spelen voor Apollo en de keizer. Er verrijzen reusachtige thermen, een theater, uitbundig versierde pronkfonteinen enz. De capaciteit van de nieuwe gebouwen overstijgt ruimschoots de behoeften van een provinciestad met hooguit vijfduizend inwoners. Om de bouwwoede te kunnen volgen worden soms zelfs vaklui uit andere steden aangetrokken.
Ook na Hadrianus wordt er nog gebouwd: een voedselmarkt, de voltooiing van het theater... Maar stilaan verliest Sagalassos zijn rol als trendsetter en in derde eeuw na Christus vallen de bouwactiviteiten geleidelijk aan stil. De nog altijd erg rijke stad is simpelweg volgebouwd, maar ook de economische en politieke problemen in grote delen van het keizerrijk kunnen voor een zekere stagnatie gezorgd hebben.
Kolossaal beeld van keizer Hadrianus
Deze kop maakt deel uit van een kolossaal standbeeld van keizer Hadrianus. Het stond ooit in de prestigieuze Marmer- of Keizerszaal van het thermencomplex. Deze sculptuur is een van de mooiste portretten van de keizer die ooit zijn gevonden.
We zien Hadrianus op jonge leeftijd. Dit is een lokale versie van een officieel portret dat omstreeks 120-125 na Christus, kort na zijn troonsbestijging in 117 na Christus, werd vervaardigd. Dat was gebruikelijk in de Romeinse tijd. Wanneer Hadrianus in 138 na Christus voor twee generaties zijn eigen troonopvolging regelt wordt in dezelfde ruimte ook al plaats ingeruimd voor deze opvolgers en hun echtgenotes (eerst Antoninus Pius en Faustina Maior, erna Marcus Aurelius en Faustina Minor, en mogelijk ook zijn co-regent Lucius Verus en Lucilla). Deze portretten worden wel pas na de troonsbestijging van deze keizers vervaardigd.
De kop behoort tot een zogenaamde ‘akroliet’, een standbeeld dat uit verschillende delen en materialen bestaat, en dat relatief gemakkelijk demonteerbaar wis. Bij de grootschalige verbouwing van het badgebouw op het einde van de vierde eeuw of bij het begin van de vijfde eeuw na Christus verhuist het naar een van de grote kleedkamers van het complex.

Kop in marmer van een kolossaal standbeeld van keizer Hadrianus (circa 120-125 na Christus), afkomstig van het Romeins bad gebouw .
Keizerlijke thermen
Sagalassos maakt ten vroegste vanaf 69 na Christus deel uit van de provincie Asia, met Efeze als hoofdstad, op meer dan driehonderd kilometer. De bouwtechnieken en gebouwentypes daar inspireren de Sagalassiërs, ook bij de ‘keizerlijke’ thermen. Is de elite daarbij betrokken? Het snelle bouwproces laat het vermoeden. Misschien leveren domeinen van de steenrijke Titus Flavius Severianus Neon dakpannen en bakstenen voor dit meer dan 4500 m² grote complex? Maar het is wel de stad zelf die de Keizerszaal opdraagt aan keizer Marcus Aurelius en zijn co-regent Lucius Verus. Wie ook bij de financiering van het complex betrokken is, het verhoogt de kwaliteit van het stadsleven aanzienlijk.
De baden zijn een ‘paleis van plezier’ voor de bevolking en bezoekers. Ze nemen ook als het ware de rol over van de oude Griekse agora’s, als centra van het sociale leven. Je kan er baden ‘op zijn Romeins’, met een opeenvolging van warme, lauwe en koude baden, en eventueel een zweetbad ertussen. Dat is inmiddels ingeburgerd in het vergriekste oostelijke deel van het Rijk. In Sagalassos stond overigens al in het begin van de eerste eeuw na Christus een Romeins badgebouw op de plek van dit reuzencomplex. Het dient gedeeltelijk als onderbouw.

Links: Op dit kalkstenen blok, afkomstig van een gebogen terrasmuur ten noordoosten van de Onderste Agora, is de Griekse oppergod Zeus te zien. In Sagalassos moest Zeus het sinds de regering van Augustus echter afleggen tegen Apollo, de persoonlijke beschermgod van de keizer. Zeus heeft de blik naar de hemel gericht en houdt een scepter in de hand.
Rechts: Kalkstenen buste van de god Poseidon met zijn drietand, afkomstig uit de gebogen terrasmuur van de nieuwe noordoostelijke toegang tot de Onderste Agora. Het bouwproject gestart onder Trajanus, werd pas onder Hadrianus voltooid, ca. 115-120 n.Chr. Burdur Museum, inv.nr. K.175.44.03 (H: 0,36 m; B: 0,485 m; Di:0,24 m).

Dit kruis was wellicht een onderdeel van een bronzen kandelaar. In het oog pasten een haak en ketting om het kruis aan de kandelaar te bevestigen. In de gaten in de armen pasten andere haakjes en kettingen, waaraan glazen olielampen werden opgehangen.
Een nieuwe cultuur, een nieuwe lente
Bij de herschikking van de Romeinse provincies door keizer Diocletianus (284-305) wordt Antiochië de hoofdstad van de nieuw gecreëerde provincie Pisidia. De ontgoocheling bij de Sagalassiërs is groot, maar ze pronken nog twee eeuwen met hun oude eretitel ‘Eerste stad van Pisidië’. Steeds meer elitefiguren ontsnappen aan de dure stedelijke ambten, wat de last voor de overblijvers vergroot. Zij krijgen het financieel steeds moeilijker. Er ontstaat een nieuwe toplaag van mensen die carrière maken in de keizerlijke administratie van de eigen of andere provincies en grote domeinen verwerven. Bij hun terugkeer voelen ze zich nauwelijks nog verbonden met hun stad.
De Kerk wordt een belangrijke macht. Ten laatste omstreeks 381 na Christus heeft Sagalassos een katholieke bisschop. De kerkelijke gezagsdragers worden verkozen, doen aan liefdadigheid en besturen mee de stad. De structuur van de oude stad blijft, maar tempels raken in verval. Vanaf begin vijfde eeuw verschijnen de eerste christelijke basilieken, op de plaats van heidense gebouwen of gebouwd met materiaal daarvan. Dat getuigt niet zozeer van kerkelijk triomfalisme: het is er de Sagalassiërs eerder om te doen stadskankers te vermijden. Zij blijven bekommerd om de esthetiek van hun stad.
Op het einde van de vierde en bij het begin van de vijfde eeuw beleeft Sagalassos een nieuwe lente. De bouwactiviteiten hervatten en de agora’s, het sociale en commerciële hart van de stad, worden goed onderhouden. De keizerlijke thermen worden grondig verbouwd en in de residentiële wijk verrijst een villa met paleisallure. De trotse stad trekt ook een nieuwe stadsmuur op. Belangrijk in deze heropleving is de curator, de keizerlijke magistraat die de stadsfinanciën beheert. Hij zorgt ervoor dat de welgestelde burgers hun fiscale verplichtingen nakomen.

Links: De voormalige tempel ter ere van Apollo Klarios werd omgebouwd tot een christelijke basiliek.
Rechts: Rond 400 na Christus verrees in het oosten van de stad, buiten de muren, een enorme villa. Het complex telde vermoedelijk nagenoeg honderd kamers, waaronder banketzalen, thermen en luxueus ingerichte audiëntiezalen. Een villa uit de eerste -tweede eeuw vormde de kern van het complex.
Een trotse nieuwe stadsmuur
Rond 400 na Christus bouwen de Sagalassiërs nieuwe muren rond hun stad. Als bescherming tegen plunderende stammen en opstandige soldaten die Anatolië onveilig maken? De omwalling volgt het verloop van de oude muur uit de late derde eeuw voor Christus, toen de stad nog veel minder uitgestrekt was. Delen van de voorganger worden opgenomen in de nieuwe muur, die zowat een derde van het stadsgebied omvat. Er ontstaat een beschermde zone waarnaar de bevolking in crisissituaties kan vluchten.
De muur is niet enkel van strategisch belang en is duidelijk niet gebouwd in een paniekreactie. Hoogstwaarschijnlijk is hij ook een product van de wedijver met andere steden in de regio, bijvoorbeeld met Perge, waar ook nieuwe stadsmuren worden opgetrokken. Wellicht laat hij vooral de herwonnen trots van de stad zien. De bouwvakkers voeren hun werk alleszins met veel zorg uit.
Ze gebruiken materiaal van vervallen gebouwen, zoals de wapenfriezen van het Bouleuterion, als versiering van een stadspoort. Ook integreren ze vakkundig oude monumenten, zoals de Dorische tempel, die tot toren wordt omgevormd. De tempel had net zijn functie verloren: keizer Theodosius I riep in 391 na Christus het christendom tot de enige toegelaten religie uit. Ook het Noordwestelijke Heroön gaat in de muur op.
Een einde in fasen

Stadsmuren, gebouwd omstreeks 400 na Christus. Oude monumenten, zoals de Dorische tempel en het Noordwestelijke Heroön, werden in de muur opgenomen.
Aan het begin van de zesde eeuw moet er in Sagalassos een aardbeving zijn geweest, waarvan de omvang nog een discussiepunt vormt. Ze treft vooral gebouwen rond de Onderste Agora en de colonnadestraat. De stad komt de ramp grotendeels te boven en de bekommernis voor het behoud van al het moois blijft groot. Er is voldoende kapitaal voor grootschalige herstellingswerken onder leiding van de stadsmagistraten. Kerken, openbare gebouwen, pleinen en straten worden gerestaureerd. De colonnadestraat wordt heraangelegd en de Bovenste Agora, een elitaire showcase waar de vele standbeelden zijn neergestort, verandert in een openluchtmarkt. Handelaars brengen er hun waar aan de man. Zij huren elk hun handelsruimte van de stad.
Omstreeks 541-542 maait een pestepidemie zowat een derde van de bevolking van Anatolië weg. Overal vallen slachtoffers en er ontstaat voedselschaarste en faillissementen van grote landeigenaars omdat veel domeinen niet langer bewerkt worden. Ondanks de stedelijke sfeer verandert Sagalassos stilaan in een dorp, met binnen de stad nu ook landbouwactiviteiten, zoals dorsen en wannen. De ruimtes in de paleisvilla worden wooneenheden, een herberg, stallingen, opslagplaatsen... Onder meer fonteinen veranderen in afvalplaatsen, aangezien slachtafval niet meer verwijderd wordt. Er is geen stedelijke autoriteit meer om Sagalassos schoon te houden.
Een nieuwe aardbeving in de periode 600-620 komt de stad niet meer te boven. Ook al wonen tijdens de zevende eeuw nog over bijna de hele stad mensen, toch lopen bepaalde delen leeg en van een herstelplan is geen sprake meer. De droom ligt aan diggelen. Vanaf de achtste eeuw gaan mensen in verspreide gehuchten tussen de ruïnes wonen.
In de elfde eeuw heeft de vervallen stad nog een bisschop: die van Agalassu. Dat wordt later in het Turks Ağlasun, het huidige stadje bij Sagalassos. Inmiddels hebben Seldjoeken zich daar al gevestigd. Zij verdrijven wellicht in de loop van de dertiende eeuw de laatste Sagalassiërs.

Sagalassos vanuit het westen, naar een schets van R. Bentley uit 1833, reisgezel van F.VJ. Arundell. Gepubliceerd in F.VJ.Arundell, Discoveries in Asia Minor including a Description of the Ruins of Several Ancient Cities and especially of Antioch of Pisidia. Volume II, London, 1834, 34. De berg met vlakke top en veel te steile wanden in het midden is de 'Alexanderheuvel'. Het hele landschap op de achtergrond is 'gefantaseerd'.
De pioniers van Sagalassos

Boven: Portret van de Poolse graaf Karl Lanckororiski
Onder: Portret van architect Georg Niemann
Marc Waelkens is niet de eerste onderzoeker die begeesterd raakte door Sagalassos. Tal van illustere voorgangers kregen het Sagalassosvirus te pakken. Ook zij droegen bij tot de huidige kennis van de antieke stad.
Al in 1706 komt de Franse dokter, schrijver en diplomaat Paul Lucas in Sagalassos. Hij denkt dat het over verschillende steden gaat en heeft het over “het land van feeën”. In 1824 identificeert de Britse predikant Francis Arundell de site als Sagalassos, dankzij een inscriptie. Hij maakt ook de eerste schets van de ruïnes. In de negentiende eeuw worden nog een tiental bezoeken beschreven en groeit Sagalassos uit tot een begrip.
Het eerste echte grootschalig veldonderzoek is van 1884-1885, door een team onder leiding van de Poolse graaf Karl Lanckoroński. Zij maken ook de eerste plattegrond van de stad, en op basis van foto’s maakt architect Georg Niemann gedetailleerde tekeningen. Archeologen gebruiken ze nog, net zoals de foto’s van Paul Trémaux uit 1882 en van Gertrude Bell uit 1907: er staan details op die niet meer te achterhalen zijn op de site. Maar de aandacht voor Sagalassos verslapt, door de spectaculaire opgravingen van steden als Efeze en Milete aan de Turkse westkust. Al bij al hebben archeologen nadien weinig aandacht meer voor Pisidië, de streek rond Sagalassos.
In 1982 start het Britse Pisidia Survey Project onder leiding van professor Stephen Mitchell. Eén jaar later bezoekt dit team, waar Marc Waelkens vanaf het begin deel van uitmaakt, voor het eerst Sagalassos. De uitzonderlijke bewaaromstandigheden en de mogelijkheden voor een systematisch archeologisch onderzoek van de site en haar omgeving zijn meteen duidelijk. Na drie uitgebreide prospectiecampagnes onder leiding van Mitchell en Waelkens en twee beperkte opgravingen door Waelkens onder toezicht van het Museum van Burdur, starten in 1990 de eerste grootschalige opgravingen in de stad. In 1993 gaan ook prospecties in het uitgebreide territorium van de stad van start. Sagalassos en zijn omgeving worden vanaf dan het voorwerp van een alomvattend interdisciplinair onderzoeksproject onder supervisie van Marc Waelkens van de Katholieke Universiteit Leuven.

Boven: Het deels met sneeuw bedekte theater van Sagalassos, op 28 april 1907 door G. Bell gefotografeerd. De berg met scherpe punt midden in het beeld is de akropolis van Düzen Tepe. De foto werd al gepubliceerd in S. Hill, Gertrude Bell ( 1868- 1926), A Selection from the Photographic Archive of an Archaeologist and Travellor, Newcastle-upon-Tyne, 1976, 2-3, fig. 8. Gertrude Bell Photograpic Archive, Newcastle-upon-Tyne, inv. F 226. @ MPC Jackson, curator van het Gertrude Bell Photographic Archive
Links: Heel wat tekeningen van G. Niemann, de architect van K Lanckotiski's team, blijken nagetekend van in 1884 in Sagalassos genomen foto's. Hier een tekening van het toen met notelaars begroeide auditorium van het theater in K. Lanckorotiski, Städte Pamphyliens und Pisidiens. ll. Pisidien, Wenen-Praag-Leipzig, 1892, Tafel XXVII.
Rechts: De foto van G. Niemann, die model stond voor zijn tekening ernaast. @ Privaat bezit, Oostenrijk

De afzonderlijk vervaardigde kop (H.: 0,54 m) van Apollo Klarios. De kop paste in een uitgespaarde holte in de torso van een enorm beeld van Apollo Klarios (H.:2,95 m;ca.4,5 ton). Het vulde de middelste nis onderaan de pronkfontein in 129-132 n.Chr door een lokale aristocraat aan Hadrianus opgedragen. De fontein bevond zich langs een de voornaamste oostwestelijke verkeersas van de stad, net boven de Onderste Agora en pal in de as van de grote colonnadestraat Marmer, vermoedelijk uit Aphrodisias. Thans in restauratie in het Burdur Museum .
De som en de delen - Een interdisciplinair project
Dit is het ultieme doel van het onderzoeksproject in Sagalassos: het reconstrueren en begrijpen van het ontstaan, de bloei en het verval van de stad in relatie tot haar hinterland. Daar zijn heel diverse wetenschappers bij betrokken, zoals dat bij een hedendaags archeologisch project hoort.

Via topografische kaarten en satellietopnames werd het territorium van Sagalassos gedigitaliseerd. Via modellering van de topografische kenmerken van gekende sites uit een specifieke periode, hier de Hellenistische tijd (witte ruiten), kleuren 'geografische informatiesystemen' (GIS) deze kaarten vervolgens in kleurschakeringen die de waarschijnlijkheidsgraad om er gelijktijdige sites aan te treffen, weergeven. Hier biedt rood de meeste kans.
Op macroschaal brengt het Sagalassos Archaeological Research Project de bewoningsgeschiedenis van de stad en haar territorium, goed voor 1200 km2, in kaart. Onderzoekers bestuderen hoe de wisselwerking met het natuurlijke milieu verliep. Specialisten doen aan terreinonderzoek en bestuderen satellietfoto’s (remote sensing) om te achterhalen wanneer welke zones bewoond werden. De geschiedenis van de vegetatie, de landbouw, het klimaat en de fauna is het onderzoeksdomein van weer andere disciplines. Zij werken met pollen (palynologie) en planten- (macrobotanica) en dierenresten (archeozoölogie). Geomorfologen en aardbevingsdeskundigen leggen zich toe op de evolutie van het landschap, en geologen op de herkomst en het gebruik van steensoorten en mineralen voor de productie van keramiek, glas en metaal.

Boven: Er werden tot dusver nagenoeg anderhalf miljoen dierlijke resten gedocumenteerd.
Links midden: Boringen tot op een diepte van 11 tot 12 m naar goed bewaarde sedimenten voor de geomorfologen en pollen voor de palynologen, kunnen dank zij organisch materiaal aanwezig in deze ongestoorde boorkernen met C14 gedateerd worden. © Bart Dusar & Gert Verstraeten.
Links onder: De inhoud van braakballen van oehoe-uilen die vlak na de grote aardbeving die de stad trof in de Keizerlijke Thermen leefden. Zoals in de tekst beschreven lieten C14 datering hiervan, samen met de muntstudies toe deze catastrofe exact in de jaren 600-620 n. Chr. te dateren. @Branko Mušič
Midden onder: De door het Sloveense team samengestelde geofysische kaart van de ondergrond in het noordelijke deel van de oostelijke residentiële wijk (links en onder het theater) en het westelijke deel van de Pottenbakkerswijk (rechts). De dunne gele lijnen duiden muren aan, de dikke straten. De rode stippen zijn ovens voor keramiek, glas of metaal.
Rechts onder: Een GNSS-ontvanger die door één enkel persoon bediend, via een draagbare computer verbonden met het Turkse kadasternetwerk, topografische kaarten met een precisie van 1 tot 2 cm aflevert @Joeri Theelen

Boven: Munt van keizer Claudius II Gothicus, geslagen in Sagalassos, brons (diam.: 3,03 cm), 268-270 n.Chr. Onder deze keizer werden de laatste 'stadsmunten' van Sagalassos geslagen, nadien circuleerden enkel nog munten uit keizerlijke ateliers. De korenaar achter het hoofd van de keizer toont aan dat de stad een rol speelde in de 'annona', de voedselvoorziening van de Romeinse troepen. Burdur Museum, inv.nr.30043.
Onder: In het conservatielaboratorium voor kleinvondsten reinigt Nerina de Silva een munt manueel ten einde haar legering niet te contamineren voor eventueel onderzoek naar de juiste compositie en waarde van het metaal.
Sagalassos en zijn bevolking
Op microschaal bestudeert het project de politieke geschiedenis van de stad, de sociale gelaagdheid en de mobiliteit van de bevolking (via inscripties). Handelsroutes en manieren van handeldrijven kan je in kaart brengen dankzij de studie van de distributie van voedsel, aardewerk, gesteenten, glas en ertsen. Munten helpen dateren en informeren over de economie, maar ook over keizerlijke of stedelijke propaganda (numismatiek). De analyse van de oorspronkelijke inhoud van vaatwerk en glas via extractie van de wandinhoud (residu analyse) legt eet- en kookgewoontes van de bevolking bloot.
Dat voedingsonderzoek wordt dan weer aangevuld door de studie van plantenresten uit wooncontexten (macrobotanica) en archeozoölogisch onderzoek van allerlei afval. Uit koolstof- en stikstofanalyses van menselijk bot komen de wetenschappers te weten of het lokale dieet overwegend plantaardig was dan wel op vleesconsumptie berustte. Fysische antropologen bepalen geslacht en leeftijd en onderzoeken ziektes en leefomstandigheden van mensen, terwijl DNA-specialisten trachten de genetische samenstelling van de bevolking in kaart te brengen. Zij onderzoeken ook de familiale relaties in Sagalassos.
Het is duidelijk: bij het onderzoek in Sagalassos zijn tal van disciplines en nog meer medewerkers betrokken die elkaar vruchtbaar beïnvloeden.

De tweede zuilentrommel van de aan Krateros opgedragen erezuil wordt op zijn plaats gezet.
Verrijzende monumenten
Anastylose is de heropbouw van monumenten met minstens tachtig procent van de oorspronkelijke bouwelementen. Onvolledige of ontbrekende stenen worden aangevuld of vervangen door nieuw gekapte exemplaren in de oorspronkelijke steensoort. Bij het vervaardigen daarvan gebruiken de steenkappers antieke kap- en bouwtechnieken. De aanvullingen gebeuren alleen als ze noodzakelijk zijn voor de stabiliteit. Hiervoor maakt men eerst gipsafgietsels van de ontbrekende stukken, die daarna, inclusief hun breukvlak, via een van beweegbare kompassen voorzien instrument (pantograaf) punt voor punt op de nieuwe steen worden overgezet.
Eerst worden alle overblijfselen van het gebouw of monument nauwkeurig in kaart gebracht. Het bouwwerk wordt op papier of via de computer gereconstrueerd. Vervolgens worden op het terrein proefopstellingen gemaakt om de juiste positie van de bouwblokken te bepalen en na te gaan of het geheel voldoende stabiel is. Daarna kan de definitieve wederopbouw beginnen.

Een speciaal restauratie- en conservatieteam onder leiding van Erik Risser (Conservation lnstitue, Getty Museum) stelt de beelden terug samen uit vaak honderden fragmenten. Hier de kolossale, 4,5 ton zware Apollo Klarios uit de aan Hadrianus gewijde pronkfontein in het Burdur Museum. Links de toestand in 2010, rechts deze op het einde van de campagne van 2011.
Aan elkaar passende elementen worden geplakt met epoxy, een verhardend artificieel hars. Om de grote stenen blokken tegen en op elkaar te plaatsen en te verankeren, worden de van oudsher aanwezige dookgaten voorzien van glasvezelstaven. Ook die worden vastgezet in een specie van epoxy. Deze ingreep moet het gebouw extra beschermen tegen aardbevingen. Voegen ter hoogte van de opgevulde dookgaten worden verzegeld om het insijpelen van regenwater te voorkomen. De binnen- en buitenwanden worden zacht gereinigd met water. Een soort kussens onder dragende elementen laten toe dat bepaalde delen van het gebouw bij aardbevingen zijdelings verschuiven zonder de rest te doen instorten.
Een nieuwe antieke fontein

Een met behulp van een pantograaf aangevuld (rechtse deel) architraaf-friesblok van het Antonijnse nymphaeum op de Bovenste Agora. De moderne voeg is amper zichtbaar. Enkel de wittere kleur identificeert het nieuw gekapte stuk.
Drie monumenten zijn inmiddels heropgebouwd in Sagalassos: een laathellenistisch brongebouw, het Noordwestelijke Heroön en de Antonijnse pronkfontein op de Bovenste Agora. De voegen van het waterbassin van de laatste fontein werden gevuld met een waterdichte mortel. Zo kan de fontein opnieuw werken. Van vier meter hoog stort het water zich sinds 2010 weer in het bassin. De fontein wordt gevoed door één van de bronnen van tweeduizend jaar geleden. Het water weerspiegelt opnieuw de rijke tabernakelarchitectuur.
Vanaf het einde van de eerste eeuw voor Christus heerst een selecte groep kapitaalkrachtige prominenten over de hellenistische steden. Sommige weldoeners krijgen nog bij leven bijna de status van een halfgod. In die tijd is het mode om tempelachtige eremonumenten op te trekken. Het gerestaureerde Heroön is hiervan een prachtvoorbeeld. Het stond samen met andere eremonumenten en standbeelden in het noordwesten van een ‘heilige zone’, op een terras boven de Bovenste Agora. Dat maakte het vijftien meter hoge bouwsel van kilometers ver zichtbaar. Het zogenaamde Noordwestelijke Heroön is opgedragen aan een jongeman. Het marmeren standbeeld van de ‘held’ stond voor de deur van het gebouwtje dat het bovenste deel van het monument uitmaakt.

Boven: Het terug functionerende laat-hellenistische brongebouw na de anastylose door Koen Van Balen en Teresa Patrício in 1997.
Onder: Het Noordwestelijke Heroön (0-10 n.Chr.) na zijn anastylose in 2009 door Ebru Torun .

Sinds augustus 2010 stort het water zich als een waterval terug in het bassin van het 'Antonijnse nymphaeum' opgetrokken uit een tiental verschillende gekleurde steensoorten voor zuilen en achterwand, gecombineerd met zuilenbasissen en -kapitelen en een draaggestel (architraaf, fries, kraanlijst, gevelvelden) uit witte kalksteen van Yarışlı.
Guy Joosten ensceneert ‘Sagalassos, City of Dreams’
Is er een beter woord om de installatie van Guy Joosten in het Gallo-Romeins Museum te Tongeren te omschrijven dan ‘apotheose’? Van Dale, in het Groot Woordenboek der Nederlandse Taal, omschrijft ‘apotheose’ als de “verheffing van een sterveling tot de rang van god, opneming onder de goden”, ook wel de “buitengewone lof aan iemand of iets toegezwaaid” of het “schitterend slottoneel van een voorstelling of uitvoering”.
In zijn enscenering toont Guy Joosten, die zelf uit de theaterwereld komt, onder meer bustes van tot godheden verheven wereldlijke heersers, die door de Sagalassiërs in architectuur, festivals en opschriften werden verheerlijkt; zijn presentatie van de grootste en meest indrukwekkende objecten in Sagalassos. City of Dreams in de laatste zalen is het slotakkoord van de tentoonstelling, en het woord apotheose is afgeleid uit het Grieks, voertaal in de hellenistische wereld en dus ook in Sagalassos.
Na Stijn Coninx en Niek Kortekaas is het de beurt aan Guy Joosten om als regisseur-scenograaf een tentoonstelling vorm te geven in het Gallo-Romeins Museum. Het resultaat in 2011 is even verrassend als destijds in 1994 en onlangs in 2009. Joosten weet de museumobjecten en de archeologie in een geheel nieuwe context te plaatsen. Voor hem is de installatie een dramatische gebeurtenis, zoals de aardbeving die Sagalassos destijds fataal werd.
Er gaapten vele valkuilen bij het ontwerpen. Joosten: “Het is voor mij steeds duidelijk geweest dat het een illusie zou zijn om de impressies bij een bezoek aan de indrukwekkende site van Sagalassos zo getrouw, natuurlijk mogelijk over te brengen naar het Gallo-Romeins Museum.” En hij omschrijft de gekozen strategie als volgt: “Het op zoek gaan naar een ruimtelijke spanning. Een beleving in en van de ruimte. Een theatrale ervaring. Impressionistisch te werk gaan, de toeschouwer/bezoeker verleiden hem in een onbekende ervaringswereld onderdompelen die hem op een andere manier naar de dingen laat kijken.”
Daarnaast wilde hij na het strikt archeologische tentoonstellingsparcours een “informatie-infarct” (zoals hij het omschrijft) kost wat kost vermijden. Hij zocht daarom naar een paar herkenbare en duidelijke thema’s. Hij plaatst ze in een theatrale setting, hij kleedt ze in in krachtige kleuren, en speelt met een uitgekiende belichting, om op visueel indrukwekkende en emotioneel aangrijpende wijze te zorgen voor een grootse finale.
Guy Joosten heeft een grote reputatie in de operawereld. Hij startte zijn carrière als theaterregisseur en was ondermeer mede-oprichter van de Blauwe Maandag Compagnie. Zijn carrière als operaregisseur begon hij bij de Vlaamse Opera. Ondertussen is hij gastprofessor aan verschillende universiteiten en hogescholen, won hij gerenommeerde prijzen en regisseert hij opera’s in de meest befaamde huizen over gans de wereld.

Links: Kop (H:0,70 m; B: 0,41 m) van een kolossaal staand beeld (H: 3, 10 tot 3,20 m) van de godin Demeter, 117-138 n.Chr., 70 x 57 cm; marmer. Hoewel samen met andere delen ervan aangetroffen in het bassin van de pronkfontein voor Hadrianus, stond het beeld vermoedelijk in de binnenfaçade van het podium van het Odeion opgesteld.
Rechts: Guy Joosten bij de voorstelling van het schaalmodel van de tentoonstelling in het Gallo-Romeins Museum.

Detail van een van de dertien danseressen op de fries van het Noordwestelijk Heroön .
Het Gallo-Romeins Museum - Leren over het verre verleden voor iedereen
Niet zonder reden is het Gallo-Romeins Museum het culturele paradepaard van de Provincie Limburg. De architectuur van het gebouw in combinatie met de educatief opgevatte permanente tentoonstelling maken het Tongerse museum tot de plek bij uitstek om je op een ontspannende manier te verdiepen in de wereld van het verre verleden. Ook Europa zag dat het goed is en beloonde het museum in mei 2011 met de prestigieuze titel van European Museum of the Year.

Een medium dat een wat oubollig imago heeft, is de maquette. Ten onrechte. Het museum maakt er dankbaar gebruik van. De tempel van Atuatuca Tungrorum kan niet aanschouwelijker worden voorgesteld .
Helder verhaal in no-nonsense gebouw
Het Gallo-Romeins Museum heropende in mei 2009. Het bestaande gebouw werd grondig aangepast en verdubbelde nagenoeg in oppervlakte tot ruim twaalfduizend vierkante meter. Het museum is klaar om ook de komende decennia zijn bezoekers kwaliteitsvol te ontvangen. Gemiddeld zijn er dat zo’n honderdduizend per jaar. Niet evident voor een provinciestadje van dertigduizend inwoners.
Al jaren gaat het niet alleen meer om socio-culturele verenigingen en leerlingen - het museum heeft een uitstekende scholenwerking - die hun weg naar de archeologische publiekstrekker vinden. Ook gezinnen en grootouders met kleinkinderen, cultuurtoeristen, in geschiedenis geïnteresseerde vriendengroepen en vakspecialisten weten het museum te waarderen. Ze komen voor 85% uit Vlaanderen, maar zakken toch ook af uit Wallonië, Duitsland en Nederland naar dé trekpleister van de oudste stad van België.

De eerste, gelijkvloerse zaal toont hoe neanderthalers en later ook onze voorouders als nomaden rondtrekken. Bezoekers worden vrijwel onmiddellijk aangetrokken door de levensechte beelden en raken geïnteresseerd in het bijhorende thema.
Het sobere complex is er architecturaal mooi ingebed en betekent dan ook een opwaardering van het stadshart. Dat wordt gedomineerd door de Onze-Lieve-Vrouwebasiliek waar de Tongenaren sinds de voltooiing van het museum opnieuw omheen kunnen wandelen.
In het bewust laaggehouden volume strekt de permanente tentoonstelling zich uit over drie verdiepingen. Een vast parcours leidt bezoekers door de stemmige ruimtes. Gaandeweg krijgen ze inzicht in de opeenvolgende samenlevingen uit het verre verleden. Het chronologisch opgevatte, veelzijdige verhaal begint meer dan 500.000 jaar geleden en eindigt in de vroege middeleeuwen. Kantelmomenten zoals de intrede van de landbouw omstreeks 5.300 voor Christus en de stichting van Romeins Tongeren in 10 voor Christus worden extra in de verf gezet en fungeren voor de bezoekers in het beste geval ook als ‘kapstok’ om het verhaal later te resumeren.
Keizerlijke woorden als motto
Het museum wil bezoekers vooral laten inzien dat een samenleving niet toevallig functioneert zoals ze functioneert; dat er redenen zijn waarom een maatschappij op een bepaald moment is wat ze is, waarom mensen dan doen wat ze doen en zijn wie ze zijn. Vooral oorzaken en gevolgen worden verklaard. Daarom ook prijkt op de muur in de inkomhal “Wat volgt, staat altijd in verband met wat eraan voorafging”. Je kan zien dat deze woorden van de Romeinse keizer-filosoof Marcus Aurelius (121 – 180 na Christus) inspirerend werkten bij het ontwikkelen van de tentoonstelling.
De gebeurtenissen in de regio die vandaag Limburg heet staan centraal maar worden regelmatig in een breder geografisch perspectief geplaatst, onder meer via geanimeerde kaarten. Je ontdekt dat ook in het verre verleden het gebied een allesbehalve geïsoleerd bestaan leidde.

Het Gallo-Romeins Museum verwelkomt jaarlijks zo'n dertigduizend schoolkinderen. Jongeren bezoeken de permanente tentoonstelling graag met een handpalmcomputer of PDA. Samen met hun leeftijdsgenoten gaan ze op ontdekking.
De aangeboorde thema’s zijn veelzijdig maar dragen steeds bij tot het algemene verhaal. Achtereenvolgens maken bezoekers bijvoorbeeld kennis met de uitgekiende jachttechnieken van de neanderthalers, het georganiseerde kampleven van de Federmesser-mensen en het boerenbestaan van de Bandkeramische gemeenschappen. Ze leren over ‘vuursteenmijnbouw‘ en ‘woonstalhuizen’, over ‘urnenvelden’ en ‘celtic fields’, maar ook over Keltische stammen en de roemruchte strijd van Ambiorix tegen de Romeinen. Uiteraard is het museum een bron van informatie over zowat alle aspecten van de Gallo-Romeinse maatschappij, van de godenwereld en begrafenisrites over lifestyle tot veeteelt en woningbouw. Heldere teksten zonder jargon maken de boeiende maar soms toch wel complexe thema’s ook voor leken toegankelijk.

Prestigieuze voorwerpen uit de graven van elitefiguren illustreren de nauwe contacten die de Limburgse regio' vanaf 425 had met de Keltische wereld. Getuigen hiervan zijn de Keltische grafvondsten van Wijshagen (Meeuwen-Gruitrode).
Collectie als eerste medium
In de open ruimtes is het aangenaam toeven. Ook dat bevordert het ‘leren’. Ruim 220 objecten zijn er te zien, van vuurstenen vuistbijlen en schrapers over maalstenen en gepolijste bijlen tot een depot met gouden halsring uit de tijd van de Eburonen. Nooit zijn de vitrines overladen. In de Gallo-Romeinse afdeling presenteert het museum het grootste deel van zijn collectie: terracotta en bronzen godenbeeldjes, sieraden en keukengerei in aardewerk, glas en brons. Maar ook een deel van een hypocaustum, een mozaïekvloer en heel wat steenmateriaal zoals een Jupitergigantenzuil, grafmonumenten of fragmenten van monumentale gebouwen. Toch is het niet alleen die collectie die het museum tot een must-see maakt. Het is vooral de manier waarop er mee wordt omgesprongen. De mooi uitgelichte objecten staan steeds in functie van het wetenschappelijke verhaal.
Bovenal zet het museum doordacht allerlei soorten andere media in: films, illustratieve tekeningen en - heel populair - speelse animaties en interactives voor kinderen. Er zijn talloze schaalmodellen, waarvan de meest imposante die is van de stad Tongeren anno 150 na Christus. Opvallend zijn de levensgrote mensen- en dierfiguren in kunststof, in de eerste zaal gepresenteerd op monumentale zinken balken. Het Gallo-Romeins Museum vertelt een algemeen verhaal van maatschappelijke ontwikkeling, maar geeft het zo een menselijk gezicht.
Tentoonstelling
SAGALASSOS - City of Dreams - 29 oktober 2011 - 17 juni 2012. Gallo-Romeins Museum Tongeren