Een portret bekijken is een fascinerende bezigheid, omdat wij onszelf kunnen betrappen op een benaderingswijze en inlevingsintensiteit, die een ander schilderij ons gewoonlijk niet in die mate opdringt. Wanneer een Kruisiging of een Veldslag onze aandacht boeit zien we in de eerste plaats - hoe dramatisch ook - een geschilderd tafereel. We bekijken de scène dus niet als zouden we ze zelf bijwonen, zoals de erop afgebeelde personages doen. Bij een portret ligt het meestal anders, ledereen die een portret bekijkt is bijna automatisch onderhevig aan die merkwaardige geestelijke omschakeling, die 'in het schilderij' in plaats van 'naar het schilderij' doet kijken, en dit door de hypnotische werking van het afgebeelde gezicht.

Een echt portret schilderkunstig bekijken is slechts mogelijk wanneer men in zekere mate abstractie maakt van de afgebeelde persoon. We kunnen nagaan hoe een mond of een oor is geschilderd, hoe ruimtelijkheid of bladschikking is opgelost, hoe kleur en licht zijn behandeld. Ontmoeten we echter de ogen, dan wordt het moeilijk die plotselinge geestelijke verspringing tegen te gaan, die het medium schilderkunst een ogenblik wegcijfert. Dan bekijken we een persoon die we graag een ogenblik zouden zien bewegen. Niet dat er een moment twijfel ontstaat omtrent afbeelding of werkelijkheid, zoals bij een trompe l'œil. Wel laat onze imaginatie zich ertoe verleiden de afgebeelde persoon als echt in te denken en ook te bekijken alsof hij echt was.

Dit rechtstreekse imaginaire contact, zo universeel dat het ook tot stand komt bij mensen die nooit schilderijen bekijken, staat merkwaardig genoeg flagrant in tegenstelling met de onmogelijkheid de psychologie van een afgebeelde persoon te vatten. Wat men ook moge beweren, een portret kan expressief zijn maar is eigenlijk nooit individueel psychologisch. Het portret van Rogier Van der Weyden, dat we hier speciaal belichten, is sprekend doch psychologisch onbepaald. Indien men ons zou vertellen dat deze jongeman bekend was om zijn zwak karakter, zouden wij dat wel gezien hebben aan zijn weke mond en flauwe blik; wordt hij morgen geïdentificeerd met een bijzonder krijgshaftige generaal, dan zal dat wellicht blijken uit wat men noemt de 'wilskrachtige kin' en fiere houding. Neen, uiteindelijk blijft een portrettist toch een schepper van personages en niet van mensen (hoe werkelijk ook !), en voor Van der Weyden geldt dat heel in het bijzonder. Rekening houdend met zijn volledig œuvre en vergeleken bij wat Van Eyck vóór hem en Memling later op dat gebied presteerden is Van der Weyden nochtans niet dé specialist van het portret in de 15de eeuw geweest. Van het dozijn portretten dat we van hem kennen, alle ontstaan tussen ca. 1450 en 60, is 'De man met de pijl' één van zijn meest magistrale en zeker het volmaaktste zelfstandige mansportret, d.w.z. in een zelfstandige pose opgesteld en dus niet in aanbidding voor Maria verzonken.

Noch de identificatie met Antoon van Bourgondië, bastaardzoon van Filips de Goede, noch de meer waarschijnlijke met Jan van Portugal, hertog van Coïmbra, die als wees in 1449 door Filips en Isabella zal worden opgenomen, steunen op absoluut overtuigende gegevens. De pijl kan ons hierbij niet helpen: het is een vrij veel voorkomend ridderlijk en militair attribuut. In beide gevallen echter zou het portret omstreeks 1456 kunnen of moeten geschilderd zijn. Antoon en Jan worden beiden in dat jaar ridder van de Orde van het Gulden Vlies (hun leeftijd is dan resp. 34 en 23 jaar); Jan vertrekt trouwens in dat jaar reeds naar Cyprus. Wellicht is het dus een portret ter herinnering aan de ontvangst van de gouden halsketting van het Gulden Vlies, die hier in al haar pracht is afgebeeld. Samen met het paarsbruine fluwelen wambuis met rechtstaande kraag, het rond gesneden en vanuit de kruin naar alle zijden neergekamde haar en de karmijnrode muts, is het personage een type-verschijning van de Bourgondische aristocraat.

Rogier van der Weyden Man met de pijl

Rogier Van der Weyden , De man met de pijl, (ca. 1400 -1464) Olieverf op paneel (eik) 37 x 27 cm niet gesigneerd, niet gedateerd, Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Brussel.

Ik laat me de woorden 'personage' en 'verschijning' ontvallen: op een portret van Rogier Van der Weyden toegepast zijn ze inderdaad van meer gewicht dan anders. Het is niet de bijna fysische tegenwoordigheid van een Van Eyck, noch de hedonistische charme van een Memling, die ons hier in de eerste plaats treft, maar wel de meesterlijk gearrangeerde presentatie. Zoals Van der Weyden deze man schildert, zou hij voor een beroepsmodel of een acteur kunnen doorgaan. Het is echter Van der Weyden die de dramaturg is, die de attributen in de juiste positie plaats, de hand een geraffineerde houding geeft, het gelaat discreet heeft gegrimeerd, de haarlokken van onder de muts een laatste toets heeft gegeven en het passende gekleurde behang er achter heeft aangebracht.

Het is een man in een bepaalde status, eerder dan met een bepaald karakter, een beschavingssymbool eerder dan een individu. Typisch is dan ook de plastisch-fysische uitwerking, die net ophoudt waar de natuur overbodig of grillig en dus exemplarisch begint te worden; de huid waaruit elke onregelmatigheid werd geweerd, die als bepoederd is en door een lichte schaduwvlek onder de neus en langs de wang, slechts een vermoeden van baard verraadt; wenkbrauwen zonder enig reliëf, alsof het de huid zelf is die verdonkert en lippen die als het ware gepolijst zijn. Het is eigenlijk geen echt idealiserende transformatie, wel een realisme dat niet is doorgevoerd, gedoseerd in functie van het gehele arrangement.

Ook het koloriet houdt verband met deze getemperde werkelijkheidsweergave. De drie kleurvlakken die het hoofd insluiten - het blauwgroen van de achtergrond, het karmijnrood van de muts en het paarsbruin van het wambuis - zijn tot hun donkerste toon gedempt en worden aldus in grote mate beroofd van hun vermogen tot gedifferentieerde stofweergave. Het is niet bij dit schilderij dat de bezoekers van het museum van Brussel zuchten van bewondering zullen slaken om de tastbaarheid van fluweel, pels of satijn. De kleurvlakken vormen hier veeleer een mineur-drieklank, die het gezicht scherper omlijnt en zacht doet oplichten. Het gezicht zelf en de hand in uniforme vleeskleur, zijn gemodelleerd door middel van slechts één enkele neutrale bruine schaduwtoon, die ook, maar dan intenser, de kleur van de ogen, van de wenkbrauwen en het haar vastlegt.

Hierin komt het grote verschil met Van Eyck eveneens tot uiting: Van der Weyden bedient zich van schaduwverf, Van Eyck schildert zo veel mogelijk geobserveerde kleur. De omzetting van dit portret in een geschaduwde tekening kan men zich gemakkelijk indenken. Niet alleen omwille van de quasi grisaille-techniek, maar ook wegens de zo geprononceerde lijnvoering. En hiermee raken wij één van de origineelste en meest geraffineerde aspecten van Rogier Van der Weydens vormgeving. Van der Weyden is niet alleen in staat het modelé van een gezicht of een hand in een lijntracé te vertalen, maar verleent dit lineair complex ook een soort van zelfstandig functionerende spanningskracht. Een lijn bij Van der Weyden is autoritair, begrenst niet maar snijdt, verdeelt niet maar stuwt met de accuratesse van een burijn. Veel beschrijving is hiervoor niet nodig wanneer men b.v. aandachtig de vingeromtrekken bekijkt en volgt in hun verloop dat diep tussen de vingers eindigt in een calligrafische terugbuiging; de gespannen maansikkel van de duim als pendant van de lange gebogen pink. Krijgt deze hand wanneer men ze zo bekijkt geen zelfstandig karakter en wordt de harde pijlschacht die er diagonaal uit opschiet niet iets meer dan een eenvoudig attribuut ? Het is niet alleen een sterk compositorisch element maar het wordt bijna een karakteronderdeel van de zelfbewuste verschijning. De pijl is expressief evenwaardig met de scherp gesneden hand en de feilloos uitgetekende trekken. De 'Man met de pijl' is een portret dat in het geheugen gegrift blijft, omdat elk onderdeel er essentieel is. Het is een klein monument.

Download hier de pdf

Rogier van der Weyden - Man met de pijl