In het pas gerenoveerde Museum voor Schone Kunsten Gent loopt de tentoonstelling British Vision, een overzicht van twee eeuwen Britse kunst waarin alle grote namen vertegenwoordigd zijn. Het is decennia geleden dat buiten het Verenigd Koninkrijk een dergelijk groot project is opgezet.

Paul Nash, De weg naar Menen, 1919, olieverf op doek, brits

Paul Nash, De weg naar Menen, 1919, olieverf op doek, 182,8 x 317,5 cm. Imperial War Museum, Londen  

Britishness

British Vision. Observatie en Verbeelding in de Britse Kunst, 1750-1950 haalt alle belangrijke kunstenaars naar Gent: William Hogarth, Thomas Gainsborough, George Stubbs, William Blake, John Constable, Joseph Mallord, William Turner, Dante Gabriel Rossetti, Edward Burne-Jones, Stanley Spencer, Graham Sutherland, Francis Bacon, Lucian Freud ... De tentoonstelling brengt meer dan driehonderd werken samen uit openbare collecties en privéverzamelingen in Groot-Brittannië, aangevuld met bruiklenen uit Europese en Amerikaanse musea. De selectie omvat schilderijen, beelden, tekeningen, aquarellen, foto's, boeken en prenten. British Vision is samengesteld door Robert Hoozee, directeur van het museum, geadviseerd door drie prominente Britse kunsthistorici en tentoonstellingsmakers: John Gage, Timothy Hyman en Andrew Dempsey.

De Britse kunst is onmiddellijk herkenbaar en heeft altijd een aparte plaats ingenomen binnen de Europese kunstgeschiedenis. Haar eigenzinnig karakter, soms aangeduid als Englishness of Britishness, heeft twee kenmerken: de observatie en de verbeelding. De tentoonstelling is onderverdeeld in drie grote secties: de observatie van de maatschappij, de observatie van het landschap en het visionaire.

Joseph Mallord William Turner, Interieur van een landhuis; de salon van East Cowes Castle, ca. 1830, olieverf op doek,  brits,

Joseph Mallord William Turner, Interieur van een landhuis; de salon van East Cowes Castle, ca. 1830, olieverf op doek, 90,8 x 121,9cm. Tate, Londen  

Maatschappij

Sinds de achttiende eeuw hebben Britse kunstenaars een opvallende ijver aan de dag gelegd in het registreren van de maatschappij. Aspecten van de moderne tijd, zoals de ontwikkeling van de industrie en het ontstaan van de moderne stad, kwamen aan bod in literatuur, schilderkunst en fotografie. Dat talent voor observatie ligt eveneens aan de basis van de typische zin voor humor en het groteske in de Britse kunst en aan het werk van de grote Britse satirische kunstenaars, zoals William Hogarth, James Gillray of Thomas Rowlandson. In zijn moraliserende schilderijen en prenten observeerde Hogarth de moderne Engelse samenleving. Ook onder de in 1848 opgerichte Pre-Raphaelite Brotherhood bevonden zich sociaal bewogen kunstenaars. Schilderijen als De dochter van de houthakker van John Everett Millais en Werk en Een laatste blik op Engeland van Ford Madox Brown verwezen naar actuele problemen.

Een uniek fenomeen in de Europese kunstgeschiedenis is de Britse oorlogskunst. Tijdens de Eerste en Tweede Wereldoorlog werkten talrijke kunstenaars in opdracht van de overheid. De belangrijkste oorlogskunstenaar was Paul Nash die zijn ervaringen aan het front in Vlaanderen zowel vastlegde in brieven als in schilderijen.

John Constable, Flatford Mill, 1817, olieverf op doek,  brits

John Constable, Flatford Mill, 1817, olieverf op doek, 101,6 x 127cm. Tate Londen  

Landschap

De empirische aanpak in de Britse kunst is vooral zichtbaar in de ontwikkeling van de landschapschilderkunst. De hoge vlucht van het Britse landschap in de achttiende en negentiende eeuw heeft onder meer te maken met verschillende maatschappelijke factoren; zoals de invloed van de industrialisering en verstedelijking; de ontwikkeling van grondbezit en landbouw en van het toerisme.

Eén aspect van de Britse landschapschilderkunst, dat tot diep in de negentiende eeuw voortleefde, is de zogenaamde travel art, het reizen met als doel het vastleggen van bijzondere, vaak ideale landschappen. In de context van topografie en travel art kwam trouwens de Britse specialiteit van de aquarel tot ontwikkeling. De helderheid eigen aan het medium maakte de aquarel bijzonder geschikt voor het weergeven van kleur- en lichteffecten.

Tot de grote aquarellisten hoorden vader en zoon Cozens, Francis Towne en Thomas Girtin. Joseph Mallord William Turner ging nog een stap verder in zijn nagenoeg abstracte colour beginnings. Tegelijk met de aquarel kwam ook de studie in olieverf tot ontwikkeling. Olieverfstudies waren vooral populair bij kunstenaars die in Italië werkten zoals de Welshman Thomas Jones.

Een andere traditie binnen de Britse landschapschilderkunst zocht net het omgekeerde: het vastleggen van het zogenaamde working landscape, het vertrouwde, alledaagse landschap en de arbeid op het land. Dit soort landschappen knoopte eerder aan bij de Hollandse en Vlaamse traditie dan bij de idealistische italianiserende richting. In zijn objectieve en ongekunstelde landschappen exploreerde John Constable stelselmatig de natuur van zijn geboortestreek in Suffolk. De kunstenaar vergeleek landschappen met natuurwetenschappelijke experimenten. Het alledaagse landschap inspireerde naast Constable ook tijdgenoten, onder wie William Turner, George Robert Lewis, John Linnell en John Crome. In het werk van Turner vormen licht, kleur en atmosfeer het hoofdthema. Kunstenaars zoals Turner en Constable gingen zich ook concentreren op specifieke natuurfenomenen of landschapsdetails. Een hoogtepunt zijn Constables wolkenstudies. De wetenschappelijk geïnspireerde benadering van de natuur kreeg een vervolg in de soms hyperrealistisch aandoende landschappen van de prerafaelieten. Terwijl het landschap in het Europese modernisme een ondergeschikt genre was, bleef het een belangrijke plaats innemen in het werk van Britse modernisten na de Tweede Wereldoorlog: David Bomberg, William Nicholson en Victor Pasmore.

Het visionaire

William Holman Hunt, De zondebok, 1854-55, olieverf op doek, brits,

William Holman Hunt, De zondebok, 1854-55, olieverf op doek, 87 x 139, 8 cm. National Museums Liverpool, The Lady Lever Art Gallery 

Een derde sectie in de tentoonstelling is gewijd aan kunst die het imaginaire en het visionaire voorop plaatst, dit meestal in tegenstelling tot, soms in combinatie met de typisch Britse voorkeur voor empirische waarneming. Deze visionaire inslag komt voor het eerst tot uiting bij kunstenaars als John Henry Fuseli, John Martin, William Blake en William Turner, die in hun werk reflecteerden op het lot van de eigentijdse mens. Bij Turner is het symbolisme van voorstelling, kleur en lichtgebruik even essentieel als de kracht van zijn waarneming.

De visionaire kunstenaar bij uitstek is de dichter en beeldende kunstenaar William Blake. Hij ging uit van beeldende en literaire tradities, maar vertelde ook zijn eigen profetieën. Zijn jonge bewonderaar Samuel Palmer interpreteerde in zijn bezielde landschappen de natuur op een visionaire manier.

De meeste prerafaëlitische werken vormen een synthese tussen een religieuze en symbolische visie en een bijna wetenschappelijk analytisch detailrealisme. De Zondebok van William Holman Hunt is hiervan een extreem voorbeeld. In de prerafaëlitische kunst stond vooral de vrouw voorop als ondoorgrondelijk wezen, afgebeeld in verschillende poëtische gedaanten.

Een wezenlijk aspect van de Britishness is de respectvolle manier waarop zoveel kunstenaars, van Blake tot Bacon, verwijzen naar hun literaire en plastische achtergrond.

Stanley Spencer is hiervan een treffend voorbeeld. Het primitivisme van zijn Bijbelse voorstellingen sloot aan bij de visionaire traditie van Blake, Palmer en de prerafaëlieten.

Tentoonstelling

British Vision. Van 6 oktober 2007 tot 13 januari 2008.  Museum voor Schone Kunsten Gent - Diverse Gentse musea spelen in op 'British Vision' met de tentoonstellingen 'Beyond the Picturesque' in het S.M.A.K., 'Britse innovaties' in het MIAT. 'Christopher Dresser' in het Design Museum en 'Ziek. Tussen lichaam en geest' in het Museum Dr Guislain. 

Download hier de pdf

Observatie en verbeelding - British Vision in het Museum voor Schone Kunsten Gent