Vooral na de tweede wereldoorlog kwam door tentoonstellingen en geschriften - hier dient vooral Dr. Allessandro Bettagno vermeld - een enkel nog door specialisten bekend schilder weer in het licht van de internationale belangstelling: Giovanni Antonio Pellegrini (Venetië, 29 april 1675 - 5 november 1741).

Pellegrini was een buitengewoon behendig, fantasierijk schilder, vooral befaamd om zijn allegorisch - historische muur -en plafonddecoraties, meestal op doek, voor adellijke verblijven, waarin ook wel portretten voorkomen van opdrachtgevers.

Dat is bv. het geval met de 'Intrede van Keurvorst Johann Wilhelm van de Palts', geschilderd voor een slot te Schleissheim, nabij München. Daarin wordt een slechts tijdelijk-belangrijk historisch gebeuren getransponeerd, met picturale kracht en bevalligheid tevens, tot een haast tijdeloze allegorische compositie in heldere kleuren, zonder enig zwaarwichtig, formalistisch - academisch historisme, nog zo eigen aan zijn voorgangers en tijdgenoten. Het is of de toeschouwer een grote opera ziet opvoeren en dat moet niet verwonderen : als zoveel andere tijdgenoten heeft Pellegrini ook voor het theater gewerkt. Hij kende die wereld en dat blijkt bv. uit een trapzaaldecoratie - alweer geen eigenlijk fresco, maar olieverf op doek - voorstellend een 'Balkon met muzikanten', met 'trompe l'œil'-effecten, in Kimbolton Castle (Engeland, Huntingdonshire), waarin ook reeds de liefde voor het exotische van de verdere 18de eeuw wordt aangekondigd.

Het wordt thans meer en meer duidelijk dat Gian Antonio Pellegrini te beschouwen is als een Italiaans voorloper van het Rococo.

Het was door kunstenaars als hij dat Venetië in de 18de eeuw een tweede artistieke Renaissance beleefde, met zeer belangrijke schilders als Francesco Guardi en culminerend in de dominerende figuur van Gian Battista Tiepolo. Pellegrini reisde veel, tot vier jaar vóór zijn dood. Bekend is, dat hij als vijftienjarige reeds zijn eerste leermeester Paolo Pagani begeleidde naar Oostenrijk en Moravië, wat wijst op vroegrijpheid. Zijn tweede leermeester was de beter bekende Sebastiano Ricci, die hij al gauw door grotere originaliteit voorbij stak. Met diens neef en medewerker Marco zou hij in 1708, op uitnodiging van opdrachtgever Charles Montagu, graaf - later hertog - van Manchester, naar Engeland reizen om er te werken tot in 1713, waarna hij hofschilder werd van de reeds genoemde Johann Wilhelm, keurvorst van de Palts. Vooraf had hij nog in Italië, o.m. te Rome en te Padua gewerkt. Daar leerde hij nog andere meesters kennen en onderging zeker invloed van de virtuoze Napolitaan Luca Giordano. In 1704 trad hij in het huwelijk met Angela Carriera, de zuster van Rosalba.die als pastelliste in geheel Europa beroemd werd. Pellegrini en zijn schoonzuster hebben elkaar beslist in hun artistieke carrière ondersteund. Beiden zijn ook lid geworden van de Parijse Academie voor Schone Kunsten, een grote eer in hun tijd. Op zijn reizen in Europa heeft Pellegrini ook het werk van Rubens, Van Dijck, Rembrandt en anderen van nabij leren kennen. Uit zijn nalatenschap zou later blijken, dat hij in zijn persoonlijke verzameling een voorliefde had voor de schilders uit de Nederlanden. Want ook dààr werkte hij, in Noord en Zuid. In Den Haag schilderde hij in 1718 o.m. de decoratieve doeken, die nu nog in de grote ontvangstzaal van de benedenverdieping van het Mauritshuis te zien zijn. Latere verplaatsingen brachten hem o.m. naar Parijs, Würzburg, Praag, Dresden en Mannheim. Natuurlijk bleef hij tussendoor nog in zijn geboorteland werken en schilderde hij ook godsdienstige taferelen, die evenwel eerder idyllisch dan religieus aandoen. Een soort Franse charme bepaalde zijn nochtans joviale persoonlijkheid. Toch mag men niet vergeten dat, toen Pellegrini in 1720 te Parijs werkte aan de - vrij spoedig vervangen -decoratie van de Banque Royale, Boucher nog maar 17 jaar oud was en Fragonard zelfs niet eens geboren. Hij was waarlijk een voorloper, méér dan een slaafs assimileerder van invloeden, wat ook uit zijn tekeningen zo overtuigend blijkt. Zijn kunst heeft een eigen helder gelaat en is, zoals gezegd, het voorwerp van een groeiende herwaardering in zijn geboorteland en elders.

Het mag in dat licht een geluk heten dat in ons land, één stad, Antwerpen, niet minder dan drie Pellegrini's bezit, met daarbij nog een schets, die stuk voor stuk representatief zijn voor de virtuoze kunst van deze schilder.

Pellegrini kwam naar Antwerpen rond september 1716, na het overlijden van de keurvorst van de Palts. In de Scheldestad werd hij voor één jaar lid van de St.-Lucasgilde. De magistraat van Antwerpen droeg hem op het plafond te decoreren (olieverf op doek) van het zogenaamd 'Klein College', een zaal die door verbouwingen in de 19de eeuw verdween en opgenomen werd in de huidige Gemeenteraadszaal, waardoor ook de decoratie van Pellegrini verwijderd werd. Het grote, ronde doek (2,90 m doormeter !) berust thans in een reserveopslagplaats van de Oudheidkundige Musea, tot zich voor de magistraat een gepaste gelegenheid voordoet om het ergens weer een waardige bestemming te geven als plafonddoek. Die fraaie, echt decoratieve, allegorische Pellegrini stelt voor : 'De wijsheid en de gerechtigheid (twee bevallige vrouwenfiguren) die de ondeugden bestrijden'. Dat werk geeft een goed idee van de luchtige, heldere, virtuoze stijl van de schilder als hij grote oppervlakten decoreert, die in of boven een Rococo-interieur niet zouden misstaan.

Giovanni Antonio Pellegrini, De vier elementen van de brouwers

Giovanni Antonio Pellegrini, De vier elementen van de brouwers, Olieverf op doek, 141,5 x 241,5 cm, niet gesigneerd niet gedateerd, Museum Brouwershuis, Antwerpen

Voor de vergaderzaal van de zgn. Brouwersnatie, de corporatieve groep voor brouwers en al wie bij dat bedrijf betrokken waren, schilderde hij 'De smidse van Vulcanus', een groot, donker, haast schetsmatig doek, waaruit twee stoere, naakte mannenfiguren oplichten, die herinneren aan een vroegere periode van de meester. Maar voor dezelfde opdrachtgevers heeft hij gelukkig ook het grote, meesterlijke schouwstuk geschilderd : 'De vier elementen van de brouwers', dat in de 19de eeuw ooit voor een Jordaens werd gehouden ! Eigenlijk heeft Pellegrini, allegorie-schilder bij uitstek, de vier elementen weergegeven van de klassieke natuurfilosofen : Water, Aarde, Vuur en Lucht en ze aangepast aan de bedrijvigheid van zijn opdrachtgevers. Een krachtige, donkerharige mannenfiguur onderaan links, naakt op een rood schouderdoek na, die het Vuur voorstelt, houdt de moutstok (vork) in de rechterhand. Zijn haren schijnen gensters te zijn, die een puntige kroon uitmaken. Een andere naakte mannenfiguur, rechts onderaan, die het Water voorstelt, voor sommige klassieke filosofen de originele, de oudste substantie van alles en daarom wellicht hier weergegeven door een levenskrachtige grijsaard, houdt met beide handen sierlijk roerspaan en brouwerskorf (stuikmand) vast. Korf, spaan en vork vormen het brouwersembleem dat men in het Brouwershuis op verschillende plaatsen aantreft : op de balksleutels en, samen of ten dele, bij de beeldjes van St.-Arnoldus, de patroon van de brouwers. De ruimte tussen beide krachtige mannenfiguren wordt behendig aangevuld door een bevallige putto, die een ketting ophoudt met de linkerhand en drie vurige honden in bedwang houdt. Boven het Water verrijst een bloemig-blonde vrouwenfiguur in een luchtig geel gewaad, met ontbloot bovenlichaam, over de linkerarm een rijke gerstgarf dragend, waarin onderaan veldbloemen en hopblaadjes verstrengeld zijn. Het is de Aarde, de vruchtbare moeder, een beeldschone Ceres, die de brouwers gerst en hop schenkt. Zij houdt het hoofd gekeerd naar links, in een van die hoofdwendingen, zo eigen aan de stielvaardige Pellegrini, die iets méér dan een zuiver profiel tonen, waardoor de mond nog in zijn geheel zichtbaar is. Zij kijkt naar een tweede, ditmaal donkerharige, eveneens lichtgeklede vrouwenfiguur, links boven, met wapperend blauw schouderdoek, gedragen door een wolk en door wolken omgeven : de Lucht. Tussen de Lucht en het Vuur sluit, naar links kijkend, een pauw - mogelijk als symbool o.m. van de onsterfelijkheid - die zijde van het schilderij af, zoals het rechts gebeurt door een donkere boom : symbool van het leven ? Het geheel is waarlijk briljant gecomponeerd. Wel ziet men dadelijk dat naar diagonalen is gewerkt, maar toch doet de gehele opzet beweeglijk en spontaan aan. Die beweeglijkheid wordt door maniëristische, maar niet gezocht-aandoende houdingen van armen en benen nog in de hand gewerkt. De weloverwogen contrasten in de nooit te sombere kleuren, aangebracht met brede, virtuoze penseelstreek, waarbij de contouren soms enkel door de kleurvlakken worden te voorschijn geroepen, kondigen reeds Tiepolo aan. In zijn beste werk - en dit doek is van goede kwaliteit -was Pellegrini inderdaad op zijn tijd vooruit. Zijn inventieve virtuositeit blijkt zo mogelijk nog beter uit de veel kleiner (28,5 x 42,5 cm), maar hoé vlotte olieverfschets (modello), die in het Brouwershuis links naast de schouw hangt en aldus goed met het definitief stuk kan geconfronteerd worden : de pauw is anders gekeerd, het Vuur is hier een grijsaard en hij draagt een loofkroon.

De uitvoering zou achteraf niet onverdeeld bevallen zijn aan de mannen van de Brouwersnatie, indien men de tijdgenoot, schilder en kwaadspuier Jacob Campo Weyerman mag geloven. De dekens zouden Pellegrini eens met zijn schildersgerief ontboden hebben om de door hen gewenste correcties aan te brengen. Maar zij kregen nul op hun rekwest want de kunstenaar zou de knaap die de boodschap bracht o.m. geantwoord hebben : 

'... Zegt aan uw Heeren en Meesters, dat een Konstschilder zich niet laat gebruiken gelijk een Brouwers Paard...'.

Het moge waar zijn of niet : een goedlachse 'grand seigneur' moet hij wel geweest zijn, deze Venetiaanse schilder, wiens werk alleen al een bezoek waard is aan het Brouwershuis, het kleinste museum van de stad Antwerpen.

Download hier de pdf

Giovanni Antonio Pellegrini - De vier elementen van de brouwers