Wie in Brussel moet zijn, hoeft al lang niet meer de Hallepoort door. Toch komt er tegenwoordig weer veel wereld het poortgebouw binnen. Met een tentoonstelling over Zuid-Marokko bijvoorbeeld, dankzij een samenwerking van het culturele ontmoetingsproject 'Marokko. Symbiose van Culturen' en de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis.

Symbiose van culturen

Tapijt van de Zenaga, Marokko,

Tapijt van de Zenaga. Privécollectie

"Woestijnbewoners moeten het soms gedurende twee of drie generaties zonder regen stellen." Ivo Grammer, commissaris van de tentoonstelling Palmentuinen in Marokko, zet het een en ander in perspectief. Ook multiculturaliteit, wanneer hij bezoekers van Noord-Marokkaanse afkomst hoort zeggen dat ze veel bijgeleerd hebben over hun zuiderburen: "Symbiose van culturen, dat is nu net de bedoeling van deze tentoonstelling." Daarom leek het ons wat om samen met Marokkanen de tentoonstelling over te doen. Samen met Mohamed en Bachir uit het noorden, Karim uit het oosten, en Rachid uit het zuiden, maakten we de terugreis naar hun land.

De cultuur van Zuid-Marokko is ontstaan door eeuwenlange contacten tussen nomaden en sedentaire volkeren in de pre-Sahara, tussen het Atlasgebergte en de vlaktes in het zuiden. De ontmoetingen speelden zich af in de oases van Marokko, de palmentuinen.

Hoe de commissaris vertelt over de wind in de zeer lichte drapering van de vrouwenkledij, of hoe hij de artiest van een tweehonderdjarige houten deur een hedendaagse blik toedicht. De tentoonstelling lijkt zijn enthousiasme te ademen. Er valt dan ook veel te beleven, op elk van de drie verdiepingen van de Hallepoort iets anders: over het dagelijks leven, de kunst, en de kledij.

Marokko

Moucharabieh

Het keukengerei is de Marokkaanse mannen niet vreemd. De suikerhamer in smeedijzer doet Karim een glimlach ontlokken: "Het is de traditie om bij een feestelijke gelegenheid een combinatie aan te bieden van suiker, melk, en henna." Maar het naamplaatje met 'couscousschaal' (de naam couscous is een verbastering van het Berberwoord suksoe) trekken ze toch in twijfel: "De schaal is te zwaar om couscous te bereiden, want je moet de schaal constant bewegen, en ze is ook niet diep genoeg. Het zal eerder een schaal geweest zijn om er plat brood in te bakken, zo te zien aan het oventje onderin. Nee! Zo wordt er nu niet meer gebakken. Alles is nu genre tefal."

Mohamed staat stil bij de waterkruik waarbij ons iets ontgaan is: "Er is textiel rond om het WATER fris te houden. Ik heb dat nog gezien bij mijn grootouders, toen hadden ze nog geen koelkast." Het dagelijks leven staat in het teken van de zoektocht naar water en de organisatie van de waterbedeling. Door toenemende waterschaarste wordt het nomadenbestaan bedreigd. Niet alleen de oprukkende woestijn is verantwoordelijk, maar ook de moderne irrigatiesystemen die de ondergrondse watervoorraden uitputten. Organisaties zoals de Belgische Technische Coöperatie (Ontwikkelingssamenwerking) werken in het zuiden van Marokko aan duurzame systemen van waterzuivering en drinkwatervoorziening. Maar voor Bachir worden de nomaden ook niet bepaald aangemoedigd: "Er gaan enorm veel subsidies naar het zuiden, waar comfortabele huizen neergezet worden, die nomaden moeten overhalen om hun onzekere bestaan op te geven."

Bachir spreekt nog van andere verschuivingen. Het Egyptische houtsnijwerk als afsluiting voor een raam is een typisch voorbeeld van een moucharabieh: "Je kan erdoor kijken zonder zelf gezien te worden. Zulke ramen zijn nog vooral te vinden in heel oude huizen in de medina, het oudste stadsdeel. Daar zie je dat het meer en meer westerlingen zijn die de oude huizen opkopen en restaureren. Maar op de daken van de huizen hangen Marokkaanse vrouwen samen de was op, en socialiseren ze met elkaar. En met zonnebadende westerse mannen langs hun zwembad op het dak wordt die parallelle wereld bedreigd."

Zomertent van de Tekna-nomaden. Marokko,

Zomertent van de Tekna-nomaden.

Tekna

Een nomadisch bestaan leiden, kan het exotischer voor westerse huismussen? Een breedbeeldtelevisie toont de Tekna, een erg verspreid nomadenvolk dat een keer per jaar samenkomt om het Moussemfeest te vieren. Onder de monumentale schouw in de Hallepoort ziet u ruiters van verschillende stammen met elkaar wedijveren. Het Tekna-volk is volgens Grammet nooit eerder zo uitgebreid gefilmd. In de Hallepoort is een zomertent van de Tekna-nomaden opgezet, traditioneel een werkje voor sterke vrouwenhanden: "aan de ene kant de vrouwen- en aan de andere kant de mannenkamers". Deze manier van leven is terug te vinden bij nomaden van Tibet tot aan de Atlantische Oceaan. In de zevende eeuw werd de pre-Sahara overspoeld door Arabische nomaden die de islam en allerlei gewoontes importeerden.

In tenten leven werd zelfs overgenomen door de semi-nomadische herdersgroepen, die daarvoor in hutten leefden in de zomer, en in de grotten van de lager gelegen vlaktes in de winter. Typische voorwerpen voor de groot-nomadische tentencultuur zijn het dromedariszadel, en de bagagedrager, een soort tafel voor de lederen voorraadzakken die bij het rondtrekken omgekeerd op de rug van de dromedaris hangt. Tussen de vier tafelpoten wordt een zeil gespannen, volgens de papieren bezoekersgids om de goederen tegen de zon te beschermen, maar Ivo Grammet ziet het anders: "En de vrouw zit uit de brandende zon!"

De sedentaire woestijnvolkeren echter bouwen machtige agadirs, letterlijk graanopslagplaatsen, waarvan er metershoge foto's te zien zijn. Voorraden aanleggen is levensnoodzakelijk om jaren van misoogst te overbruggen. Een agadir heeft wat weg van een middeleeuwse toegangspoort, zoals de Hallepoort er een was. Wachters voor de ommuurde vestingen zijn dan ook geen overbodige luxe. Ze bewaken naast het graan ook voorraden gesmolten boter, dadels, wapens, en op hout geschreven notariële akten. Agadirs raken meer en meer in verval, door slechte oogsten, de pacificatie van Zuid-Marokko sinds het begin twintigste eeuw, maar ook door de migratiegolf naar economisch welvarende steden in het noorden. De woningen zijn gebouwd van steen of pisé, gestampte vochtige aarde, versterkt met stro. De rode bouwwerken van rijkelui zien er ondanks deze primitieve techniek indrukwekkend uit.

Gnawa

Tegenover de machtige dubbele deur van de Hallepoort staat die uit Aït Ouaouzguite in gegraveerd en beschilderd grenen en populier, volgens Grammet "echte kunst die niet zou misstaan in grote musea." De opstelling per onderwerp is niet overdadig en werkt rustgevend: huwelijkskoffer bij de koffer voor het theeritueel, trapvormig spreekgestoelte van de imam bij de Koranplank, aardewerk voor de energierijke dadels bij dat om muizen te vangen.

De kleurrijke tapijten zijn geometrisch versierd met passer en meetlat, maar enkele wevers experimenteerden met vrije vormen. Handwerk dat volgens Rachid te duur is geworden voor de Marokkanen zelf: "Daar is een maand werk aan. De Marokkanen kopen industriële, westerse tapijten, dikwijls van Turkse makelij." Bachir noemt ze typisch zuiders: "Je kunt er echt een Berberse stempel op plakken, op alles hier. Oorspronkelijk wilden de Berbers zich distantiëren van de Arabieren, nu zijn de verhoudingen versoepeld. Marokko heeft eindelijk de berbergemeenschappen erkend."

Gefascineerd kijkt Mohamed naar de grote metalen castagnetten (krakebs), een trom (t'bel), een snaarinstrument (guembri), en een hoofddeksel met schelpen (tsjetsjia): "Dit zijn de attributen van de Gnawa. De Arabieren trokken vroeger naar zwart-Afrika om hun goud en grondstoffen te verruilen voor slaven. Gnawa zijn de afstammelingen van die slaven, die ondertussen gearabiseerd zijn." Bachir heeft het over een nog andere symbiose, die met de Joodse cultuur: "De Joden zijn uitstekende verkopers, simpelweg omdat ze lange tijd van het sociale leven werden buiten gesloten. Wie niets te verliezen heeft, kan risico's nemen. Na de Tweede Wereldoorlog kwam er een wet die de Joden positief discrimineerde. De vrijheid van cultus is in Marokko totaal, wat monotheïstische godsdiensten betreft ten minste."

Vrouwen en kindje in de oase van Amtoudi, Marokko,

Vrouwen en kindje in de oase van Amtoudi

Saharablauw

Joden die uit Spanje afkomstig waren, brachten de rijke Arabisch-Andalusische cultuur mee. De edelsmeedkunst was zelfs lange tijd het terrein van de Joden. Rachid wijst naar de vijf uitgangen van een zwaar hangjuweel: "Dat zijn de vijf vingers van Fatima, om de boze geesten af te zweren." De vlechtversieringen van koraal, amber, schelpen, zilver en munten aan de uiteinden van de haarlokken deden dienst als banken, en armbanden soms als verdedigingsmateriaal. Rachid herkent de wollen wikkeldoeken, de haïks, nog van zijn moeder. Hij pikt er één uit, met de typische patronen van zijn regio rond Tiznit. Bachir en zijn Vlaamse vrouw Kristien zijn weg van het blauwe mannenkleed uit Essaouria: "Dat is het blauw van de Sahara!" Ook dit is symbiose.

"Ik wil onmiddellijk terug naar Marokko als ik dit zie," zegt Kristien, "maar dit soort kledij wordt daar niet verkocht. Marokkanen willen allemaal westerse kleren, terwijl onze kinderen veel liever in een Marokkaans kleed rondlopen." Haar man Bachir valt haar bij: "Het is kledij die nergens te strak zit. Maar er is ook een cultureel aspect: je moet je in deze streken tegen het zand en de zon beschermen en zet er een stok onder en je zit in je eigen tent."

Tentoonstelling

Palmentuinen in Marokko. Culturele ontmoetingen. Nog tot 4 maart 2007. Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis,  Brussel

Download hier de pdf.

Zuid Marokko - Palmentuinen en nomaden