Op 24 maart 2001 organiseerde de VCM (Vlaamse Contactcommissie Monumentenzorg) een 8ste ontmoetingsdag over 'Varend erfgoed'. De dag nadien zette kracht bij met een Scheldetocht van Antwerpen naar Baasrode (en terug).

De VCM is een contactforum voor meer dan 130 verenigingen die actief zijn in de  erfgoedzorg. Aandachtspunten zijn niet alleen gebouwen, maar ook roerend erfgoed,  landschapszorg,... Vorige studiedagen waren gewijd aan ruraal erfgoed (boerderijen), funerair erfgoed (kerkhoven), religieus roerend erfgoed,... ; dit jaar volgen nog: begijnhoven, milieu landschap en cultuurgeschiedenis.

Maar op 24 en 25 maart ging het om varend erfgoed: schepen, scheepswerven, scheepshellingen, scheepvaartmusea,... Scheepvaart, en vooral de binnenscheepvaart, is jarenlang één van de peilers geweest van de Belgische, zo u wil: Vlaamse economie. Zorg voor varend erfgoed, het gaat om (industriële) archeologie of industrieel erfgoed, het gaat om sociale geschiedenis, het gaat om nostalgie, het gaat om enthousiasme en volharding van te weinig mensen, het gaat om veel geld, het gaat om veel goede wil van de enen en veel onbegrip van de anderen... het gaat vooral niet erg goed.

Een verkenningsronde.

Céphéé, Mercator, Breydel, ....

Droogdok Baasrode, Varend erfgoed

Droogdok Baasrode

Veel oude schepen zijn er niet bewaard gebleven omdat schippers een slooppremie kregen uitbetaald die voor het dagelijks brood interessanter was dan dure herstelwerkzaamheden aan hun (te) oud schip. De restauratie van de overgebleven schepen kost handenvol geld, ambachtslui die de oude technieken meester zijn, worden schaars, de infrastructuur voor restauratie en onderhoud wordt zeldzaam, de exploitatiemogelijkheden naar het publiek toe zijn beperkt, dit Vlaamse publiek is niet zo 'bootjes-minded' als de Hollandse noorderburen, de wetgeving op gerestaureerde en varende schepen is onvoldoende duidelijk, het in de vaart houden van een schip is varen met de portemonnee open....

En zo komt het dat de 'Céphéé', een houten binnenschip (walenschip) ondanks haar status van 'monument' bij gebrek aan geld en werkkrachten ligt te verkrotten op het Maritiem Park van het Antwerpse Scheepvaartmuseum. En zo komt het dat Antwerpens trots de barkentijn en gewezen schoolschip van de koopvaardij 'Mercator', tevens sinds 1996 een boot 'met een blauw schildje', beschermd dus en bovendien museaal ingericht, in Oostende jaar­lijks 91.000 bezoekers ontvangt en aan de inkomstgelden niet genoeg heeft om  de exploitatiekosten te dekken. En zo komt het dat de hoogzeemijnenveger 'Breydel' in Rupelmonde aan haar trossen hangt te sterven, zonder precies te weten wie haar eigenaar is. Met wellicht teveel asbest in haar flanken komt ze zelfs niet in aanmerking voor een tewerkstellingsproject.

Amandine, Trotter, Sint-Pieter, Clothilde, Archonaut vzw, .....

Dit zijn allemaal tewerkstellingsprojecten die i.s.m. met de VDAB langdurig werklozen en/of laaggeschoolden opnieuw voor de reguliere (sociale) tewerkstelling klaar maken, door hen te laten werken aan de restauratie of reconstructie van schepen. En er zijn succesprojecten.

De Maritime Site Oostende vzw wist de 'Amandine', de laatste lJslandvaarder, van de sloop te redden, volledig te restaureren en af te werken als interactief museum; de 'Amandine' is vanaf nu te bezoeken op de Oostendse Visserskaai tegenover het station, op het droge.

De vzw Archonaut in Brugge werkt niet alleen met langdurig werk­lozen, maar ook met allochtonen en gedetineerden en verzorgt een opleiding in houten restauratietechnieken voor oude schepen, dus geen replica's. Op die manier weet Archonaut in een zekere (maar nog onvoldoende) mate tegemoet te komen aan het nijpende gebrek aan ambachtelijke scheepstimmerlui in Vlaanderen en Nederland. Tevens wordt er daar serieus nagedacht over de filosofie van scheepsrestauratie, de toepassing van hedendaagse materialen en technieken, over het taal- en communicatieprobleem door de bijna oneindige variatie aan streekgebonden benamingen voor eenzelfde onderdeel.....

Trotter v.z.w. restaureert een stalen klipperaak, de 'Trotter', uit 1916 en tot in de jaren '50 een alledaags zicht op de Schelde en in Zeeland. Dit, samen met leerlingen uit deeltijds technisch onderwijs en moeilijk te integreren werklozen. De hoge techniciteit wordt aangepakt door een groep van vier technische scholen. Het Sociaal Impulsfonds, Havenbedrijf en Provinciebestuur van Antwerpen dragen financieel bij. Het ligt in de bedoeling om de 'Trotter' te exploiteren als varend museumschip, binnenin aangepast aan de moderne noden en authentiek aan de buitenkant, en terzelfdertijd een sociale werkplaats op te richten.

In Blankenberge stelt de vzw De Scute het zonder tewerkstellings­project; daar is volledig op  basis van vrijwilligerswerk en op basis van oude plannen en onder het motto 'De replica van een  monu­ment is ook een monument', een Blankenbergse vissersschuit, de Sint-Pieter, volledig gereconstrueerd met enkele hedendaagse toegevingen, o.a. een motor en zeilen in modern materiaal i.p.v. katoen. Het project is een knap staaltje van privé- initiatief dat zich wist te integreren in het toeristisch aanbod van de kuststad en zo stadsgelden  en zelfs Europees geld (reconversie visserij) kreeg toegestopt. Publiek kan meevaren op zee !

De 'Clotilde' is een ijzeren zeilaak gebouwd in Boom in 1906. Na een succes op de Mercatorfeesten (Rupelmonde, 1994) werd beslist het schip te restaureren op een werf in Boom en het klaar te maken als 'evenementenschip ', geschikt als staatsieschip voor representatie en voor vergaderingen, recepties, tentoonstellingen en varend.

Scheepshelling Rupelmonde, Varend erfgoed

Scheepshelling Rupelmonde

Zaten in Rupelmonde en Baasrode

Weten de jongens van Archonaut in te spelen op het tekort aan ambachtslui, in Rupelmonde ijvert het gemeentebestuur ervoor om de voormalige scheepswerf (de zaat) CNR (Chantier Naval de Rupelmonde) van 1,03 ha te herbouwen en te gebruiken voor onderhoud en herstel van het maritiem erfgoed van de stalen scheepsbouw. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan het gebrek aan infrastructuur; voor de (schaarse) commerciële werven zijn oude schepen alleen rendabel bij sloop. De ironie wil dat iets verder stroomafwaarts, aan de andere (rechter) Scheldeoever in Hemiksem een scheepssloperij gevestigd is en er actief uitziet. Het gaat in Rupelmonde om een groots project waarbij een dwarshelling wordt voorzien van 45 m, om de schepen voorzichtig uit het water te trekken. Samen met de infrastructuur (rails, karren, loodsen, ... ) vraagt dit nogal wat geld dat moet komen van Europa (euregio-project), Toerisme Vlaanderen, het gemeentebestuur en de  exploitatie.

CNR ging failliet in 1996 nadat de investeringen gedaan voor de polyester tripartite mijnenvegers door het stopzetten van de opdracht (geen vijand meer) niet konden worden gerecupereerd. De werf werd, op de dwarshelling na, volledig afgebroken. De te reconstrueren werf paalt aan de historische site van Rupelmonde in de nabijheid van de Graventoren, waarin een draak van een museum is ondergebracht, maar ook in de nabijheid van de gerestaureerde en werkende Getijdenmolen die een charmant en duidelijk museum huisvest. Vaut le voyage!

Enkele kilometer stroomopwaarts luidt een andere klok. Vastgelopen in gemeentetwisten en door onenigheid met de eigenaar het Provinciebestuur van Oost-Vlaanderen weet de vzw Scheepvaartmuseum Baasrode de beschermde site niet op een adequate manier te exploiteren.

Het gaat om de later gefusioneerde werven Van Praet en Van Damme waar tot 1988 (binnen)scheepsbouwactiviteit was. Er zijn twee droogdokken en diverse loodsen die zich bevinden in de toestand zoals de arbeiders alles bij het stopzetten van het bedrijf hebben achtergelaten. De machines zijn eigendom van de v.z.w. en werken nog; ze zien eruit als monsters uit de industriële middel­eeuwen en doen niet alleen vragen rijzen over de werkomstandig­heden, maar ook over het investeringsbeleid van de werf. De v.z.w. wil deze bijzonder interessante en authentieke zaat conserveren met museale ambities. De initiatiefnemers zijn erg gedreven en kennen  hun  geschieden is, maar wellicht zou meer zin voor selectie en samenwerking (bijvoorbeeld met Rupelmonde) de zaak vooruit helpen. Het  museum met scheepsmodellen, gereedschap, construc­tietekeningen,... is ondergebracht in de beschermde meesterwoning uit 1830. Het gonst van de goede bedoelingen, maar als museum is het zeker geen koploper en zou eigenlijk professioneler moeten worden aangepakt. Een turf voor het museumconsulentschap ?

Dit brengt ons bij de scheepvaartmusea.

Scheepvaartmusea in Antwerpen

Het Nationaal Scheepvaartmuseum van Antwerpen in Het Steen voelt zich in zijn bestaan bedreigd. Althans voor een goed deel. Het museum zal immers in de (nabije?) toekomst worden opge­nomen in het Antwerps stadsmuseum MAS (Museum aan de Stroom), maar alleen die delen van de collectie die betrekking hebben op de Antwerpse maritieme geschiedenis.

De mensen van het Scheepvaartmuseum maken zich zorgen over de rest van hun nationale collectie  en  over hun  bibliotheek. De slechte verstandhouding met het stadsbestuur lijkt te escaleren. De ongerustheid is misschien voor een  stuk terecht, de middelen zijn onvoldoende, een erkenning binnen het museumdecreet, daar valt niet aan te denken. Een grondige selectie in de collecties, een afstaan van een deelcollectie aan een gespecialiseerd museum , zich toeleggen op een specifiek deel van de collectie waar het MAS naar vraagt, een dynamischer platform dan de klaaghoek, een  aanbod i.p.v. een vraag, misschien zou dit allemaal meer deuren openen en de toekomst van het museum veilig stellen. De potentie is er; het moet mogelijk zijn om een publiek te sensibiliseren voor het Maritiem Park. Het lichtschip 'Westhinder III' in het nabijgelegen Bonapartedok, palend aan het komende MAS is voor iedere bootjes­liefhebber om de vingers bij af te likken (dit niet ter plaatse doen).

In datzelfde Bonapartedok vinden wij het Rijn- en Binnenvaart­museum, uitgebaat door een gelijknamige v.z.w. Gratis en voor niets zijn de sleper 'Mon  Désir', de motorschepen 'Angèle' en de 'Liomar' te bezoeken. Op de 'Liomar' wonen de vroegere eigenaars die als conciërge fungeren van dit museum te water. Beheer en onderhoud gebeurt uitsluitend door vrijwilligers, meestal  oud-varenden.

Ondanks alle perikelen blijft een bezoek aan het Steen, het Maritiem Park en het Bonapartedok, alles binnen loopafstand, een verplichte feestdag.

De Doelse kogge

Superprofessioneel bestaat ook. De Doelse kogge, een vrachtschip uit ca. 1325, werd op basis van archeologische prospectie door de Archeologische Dienst Waasland (ADW) opgegraven op de werf voor het Deurganckdok op linker Scheldeoever nabij Doel. Voor de berging en het behoud van de kogge werden door minister Johan Sauwens speciale kredieten voorzien . Een publieksdag op 22 oktober 2000 lokte meer dan 10.000 bezoekers, een betekenisvol aantal en een indicatie van een publiekssensibiliteit voor archeologie en of maritiem erfgoed. De berging diende te gebeuren binnen de 8 weken, hulp werd ingeroepen van het Nederlands Instituut voor Scheeps- en Onderwaterarcheologie en het Instituut voor het Archeologisch Patrimonium (Zellik). Er werd tevens gezocht naar een snelle registratietechniek, dit gebeurde door het 3-D scannen van het scheepswrak. Een berging in zijn geheel was niet mogelijk en het wrak werd volledig ontmanteld. Het scheepshout wordt thans en tijdelijk bewaard in met water gevulde containers.

De wetenschappers hebben hier hun werk gedaan en doen het nog. Wanneer komen de publiekswerkers?

Download hier de pdf

Boten met een blauw schildje.pdf