Neen, niets wees erop dat ik ooit in een museum zou werken, laat staan in een museum over jenever. Ik groeide op in een groot gezin waar wel aandacht was voor cultuur in het algemeen, maar niet nadrukkelijk. Er was gewoon een gezonde belangstelling voor, naast alle andere activiteiten van een familie met zes kinderen. Wat museumbezoek betreft, herinner ik me het best de bezoeken aan het Gallo-­Romeins Museum in Tongeren. Mijn vader was een grote fan van dit museum en hij is dat nog steeds. Ook het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, het Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen en natuurlijk Bokrijk behoorden tot de favorieten. Als studente - met veel vriendinnen die kunstgeschiedenis studeerden - bezocht ik regelmatig tentoonstellingen en musea. 
Maar in een museum werken, neen. 

Na mijn studies regentaat Wetenschappen-Aardrijkskunde belandde ik eerst in de sociale sector. Het was prettig werk maar na een jaar of vijf vond ik de werkomstandigheden niet meer draaglijk en besloot ik ander werk te zoeken. Zo vernam ik dat er een vacature was bij de stad Hasselt voor coördinator in het Nationaal Jenevermuseum. 

Ik bracht een bezoek aan het museum en nam contact op met de voorzitter van de v.z.w. Nationaal Jenevermuseum. Gewoon om te horen wat de taak inhield en of dit iets voor mij was. Ik was meteen overtuigd en deed enthousiast mee aan de selecties. En zo kom je dan in een museum­omgeving terecht met een wat aparte structuur: het Jenevermuseum is een ste­delijk museum waarvan het inhoudelijk beheer wordt toevertrouwd aan een v.z.w..

In 1979 kocht de stad Hasselt het inmiddels beschermde gebouwencomplex om er een museum in onder te brengen over de geschiedenis van de Belgische jenever en zijn industrie. Zo'n museum helemaal uit het niets opbouwen is uiteraard geen zaak van één persoon. Het stadsbestuur 
stimuleerde dan ook de oprichting van de v.z.w. Nationaal Jenevermuseum. De stichtende 
leden waren allemaal mensen die vanuit diverse disciplines hun expertise bundelden om een waardevol project en programma te realise­ren. Zo werd de interesse van de omgeving een beetje ge­structureerd en gekanaliseerd. Jenever- en likeurproducen­ten, techniekers, mensen die bezig zijn met industriële ar­cheologie, toerisme, streekgebonden gastronomie en mensen uit de onderwijssector traden toe tot de v.z.w.. En sinds de oprichting is dat nog steeds zo. 

Gezicht op de tentoonstelling, Jenevermuseum

Gezicht op de tentoonstelling

Foto: Nationaal Jenevermuseum, Hasselt 

Producenten

We proberen ook de Belgische jeneverproducenten te mo­tiveren om lid te worden van de vereniging en onderhou­den contacten met de Belgische Federatie voor Wijn en Gedistilleerd. Het contact met in de maatschappij staande professionals is vanzelfsprekend belangrijk. Uiteindelijk verzamelen wij hun productiemateriaal, hun archieven, hun cijfers en statistieken en bestuderen wij hun geschie­denis. Maar er is een wisselwerking; wij van onze kant wil­len ook iets voor hen betekenen. Nu voel ik dat we daar langzaam maar zeker in slagen. We worden niet langer er­varen als een soort "bedrijfs"museum voor de Hasseltse je­never maar als het Nationaal Jenevermuseum. De jenever­producenten doen nu zelf regelmatig beroep op ons en verwijzen onderzoekers en studenten door naar het muse­um. 

De voorzitter van de raad van beheer is dan ook een 'neutraal' persoon in de jeneverwereld. Stichtend voorzit­ter Maurice Lecocq was aromafabrikant en huidig voorzit­ter Eric Van Schoonenberghe is verbonden aan de Katholieke Hogeschool Sint-Lieven - een vroegere brouwe­rijschool - in Gent. 

Adviseren 

De raad van beheer neemt dus ook standpunten in over in­houdelijke aangelegenheden. De stafmedewerkers en ik­zelf werken beleidsvoorbereidend en organiseren de uit­voering van het beleid. Maar dat doen we in overleg. Acht jaar geleden werden werkgroepen opgericht die een over­legplatform moeten zijn voor de hun toegekende aspecten van de museumwerking. De raad van beheer bekrachtigt het voorgestelde beleid, of stuurt het bij. Natuurlijk heeft ook het stadsbestuur inspraak maar het vertrouwen is groot en regelmatig overleg zorgt dat de neuzen in dezelfde richting blijven wijzen. Ik werk graag op die manier: het werken verloopt soepel, vaak sneller dan in grote administraties en met veel ruimte voor overleg. Ikzelf ben ook zo: niet zozeer directief dan wel communicerend. Bovendien, mensen die niet als perso­neelslid werken, bekijken het museum op een andere manier. Dat is vaak verfrissend en zeker de moeite waard om rekening mee te houden. 

De werkgroepen zijn in principe advise­rend maar soms nemen zij ook de effectie­ve uitvoering van een (beperkte) museum-taak voor hun rekening. Wat wel belangrijk is, is dat een ambitieuze werkgroep moet ondersteund worden door de vaste medewerkers van het museum. Daarom worden ook zij erin betrokken. Anders werkt dit demotiverend voor iedereen. 

Een mooi voorbeeld van engagement is het opstarten van de jeneverproductie in het museum. Een technisch perso­neelslid werd aangeduid om met de 19de-eeuwse installa­ties jenever te produceren. Hij werd opgeleid door de des­kundigen van de werkgroep en mocht in de stokerijen gaan leren. Ik zal niet zeggen dat ze hun grootste bedrijfs­geheimen hebben prijsgegeven maar ze kwamen toch in de buurt. We werden ook geadviseerd over de ingewikkel­de accijnsreglementering. Bij de proefstoking met water stond iedereen hier met laarzen aan te kijken en te lachen want de installatie lekte behoorlijk. Zo krijg je een grote betrokkenheid en een goede sfeer en dat werk gezellig.­

De maatschappij

Jenever is als onderwerp toch wel bijzonder. Er is een tech­nisch en historisch luik maar ook een sociaal luik, verbon­den aan de consumptie. Het misbruik, de sociale toestan­den en ook de greep die de overheid houdt op het product maken dat je juist een zeer boeiend gegeven krijgt. Verslaving is een realiteit. We brengen er verslag van uit. Maar toch is het een product waarvan je het imago ook po­sitief benadert. Het is hier ontstaan, het is een streekeigen product. Wij hebben de gewoonte alcoholische dranken te consumeren. In de tweede helft van vorige eeuw besloot de liberale minister Frère-Orban om niet op te treden te­gen het jenevermisbruik omdat dit indruiste tegen de ze­den, aard en tradities van het land. Onze boodschap is: leer ervan genieten maar ga er alsjeblieft verstandig mee om. Daarom hebben we tijdens de Vlaamse Wetenschapsweek samengewerkt met het Forum voor Verantwoord Alcoholgebruik. Zij werkten een programma uit voor jon­geren met opvolging van de resultaten: na zes maanden wordt aan de school of de groep feedback gevraagd. We zitten door het onderwerp met dezelfde gevoeligheden als de maatschappij waarin we leven. We worden ermee ge­confronteerd en we spelen er een rol in. In de toekomst gaan we dat waarschijnlijk nog meer uitgesproken doen. We willen de verschillende facetten van de jenever via tijdelijke tentoonstellingen meer aan bod laten komen. Wij stimuleren onderzoek in die zin, plannen lezingen en passen de educatieve programma's aan de diverse doel­groepen aan. 

Drie stafmedewerkers

Ik heb in feite een groeiproces meegemaakt. Het Nationaal Jenevermuseum is een middelgroot museum dat jaarlijks ongeveer 60.000 bezoekers over de vloer krijgt. Maar we willen meer. Niet noodzakelijk meer bezoekers, maar een kwalitatief hoger en gevarieerder aanbod. Het nieuwe museumdecreet zorgt ook hier voor de nodige druk om over de eigen werking te reflecteren en acties te onderne­men tot verbetering. Het bijwerken van de collectieregis­tratie, de oordeelkundige inrichting van de museumde­pots, de permanente tentoonstelling om maar enkele din­gen te noemen. Als je met een ploeg van tien medewer­kers, waarvan vier halftijds, zestigduizend bezoekers ont­vangt, richt de aandacht zich hoofdzakelijk op de publieks­werking. Die is het meest dwingend. Je speelt kort op de bal en de lange termijn-planning lijdt daaronder. Dat was ons probleem. Meer konden we met het huidige perso­neelsbestand en met alle goede wil van de wereld niet de baas. Samen met het stadsbestuur werd gezocht naar mogelijkheden om onze nieuwe ambities waar te maken. Voor ons betekende dit investeren in geschoold personeel. We wierven recent met toelagen van het stadsbestuur drie stafmedewerkers aan van universitair niveau: een educa­tief medewerker, een wetenschappelijk medewerker en een medewerker externe publiekswerking. Deze staf zal niet enkel werken voor dit museum maar ook voor het Stedelijk Modemuseum en het Museum Stellingwerff/Waerdenhof. Dat zal weer veel coördinatie vereisen maar de verwachtingen zijn hooggespannen. 

Het decreet

Het inspelen op de eisen gesteld in het nieuwe museumde­creet, krijgt op dit moment grote prioriteit. Het depot is niet slecht maar ook niet optimaal ingericht. Hiervoor een oplossing zoeken en uitvoeren vraagt een enorme investe­ring, zowel in tijd als financieel. Maar eerst moet de inven­taris op punt staan en moet deze gekoppeld worden aan een verantwoord afstotingsbeleid. Alle procedures moeten opnieuw bekeken en geconcretiseerd worden. 

Tot alles op kruissnelheid is, kunnen we alle extra hulp gebruiken. Anders duurt zo'n project weer tien jaar. Ik verwacht deze problematiek ook bij de collega's. Al dat werk achter de schermen mag immers niet ten koste gaan van de publiekswerking. 

Weet je, het zijn soms kleine dingen die leiden tot een creatief initiatief, een boeiende tentoonstelling. Misschien hebben we wel het voordeel dat we via de v.z.w. mensen met bepaalde specialiteiten contractueel kunnen verbin­den voor bepaalde projecten. Dat werkt goed omdat je in­tern moeilijk iemand gedurende lange tijd kan vrijmaken. We staan in de startblokken voor het volgende decennium. U zal nog van ons horen. 

Download hier de pdf

Ann Vandeput, Nationaal Jenevermuseum Hasselt.pdf