Wide Vercnocke

Op de voorlaatste dag van februari werd in Muntpunt te Brussel de vierde graphic novel van Wide Vercnocke (Leuven, °1985) voorgesteld. Drieman, uitgegeven door Bries, is het relaas van een innerlijke zoektocht van illustrator Vercnocke om het bestaan van een collaborerende grootvader tijdens de Tweede Wereldoorlog een plek te geven. Vader Rombout Vercnocke dook een aantal jaren geleden in het familiearchief en oorlogsverleden van schilder, dichter, vader en grootvader Ferdinand Vercnocke. Vanaf dat moment wist Wide Vercnocke dat hij er een boek over wou maken. Om een thema aan te snijden wat ook in andere families borrelt én om zijn beleving te inventariseren. Want hoe ga je om met het feit dat je grootvader tijdens de oorlog de rechtse Duitse kant koos? Het resultaat ligt sinds korte tijd in de winkel en is tot op heden Vercnocke’s sterkste beeldroman.

Het is een materie die je op velerlei manieren kunt benaderen. Een verslag over een collaborerend familielid roept in eerste instantie een overdaad aan data op. Grootse scènes en groepen mensen, statige symbolen en geschiedkundige verwijzingen. Ook Vercnocke ontbrak het niet aan informatie dankzij het opzoekingswerk van zijn vader en een wetenschappelijke verhandeling van zijn nicht. Dat hij beweert niet sterk te zijn in een overzicht bewaren en hierdoor op een intuïtieve manier kleine deeltjes informatie tot zich neemt om die daarna op het papier zichtbaar te maken, resulteert in een uitgepuurde aanpak. Een bescheiden clubje personages (zijn vader, zijn grootvader en zichzelf) en een gelimiteerd decor (hoofdzakelijk de trein): Vercnocke blijft wel héél dicht bij zichzelf. Bovendien kiest hij niet voor een zwart-witte strategie maar voor een grijze, poëtische zone: daar waar alles elkaar ontmoet en in elkaar overloopt. Een oordeel is voelbaar maar niet zichtbaar of leesbaar, een standpunt dat voor Wide duidelijk werd naarmate het maken van Drieman vorderde. Is het verhaal dan herkenbaar en/of een spiegel, ook voor iemand (zoals in mijn geval) zonder een gekend, collaborerend familielid? Absoluut, net dankzij zijn eenvoud, de grijze nuancering en de focus op de perceptie van Vercnocke zelf kan de lezer zich probleemloos verplaatsen in het hoofd de illustrator. Het gebeurt automatisch.

Vercnocke’s eerste boek Mijn muze ligt in de zetel (2013) speelt met onsamenhangende, deinende golven. Misselijkmakend voor een gevoelige lezer. Zijn derde boek Narwal (2016) voelt dan weer aan als een stuk dat in staccato werd opgetekend. Daartegenover zuigt Drieman je op een soepele manier naar binnen. Het boek zwenkt niet uit en er schuilt een vaart in deze roman. Het verhaal kwam evenwel fragmentarisch tot stand, waarbij Vercnocke het ene moment de laatste scène schetste en het daaropvolgende tijdstip het eerste deel uitwerkte. In Vercnocke’s schetsboeken staan zowel beelden als woorden en ook het schrijfproces gebeurde in collage-stijl. Misschien ontstond hieruit het idee om het verhaal op te splitsen in aparte onderdelen met een afzonderlijke titel. Voor Vercnocke schept dit duidelijkheid maar voor mij dat is dit niet nodig. De lezer wordt onderschat en dit beïnvloedt de dynamiek van het verhaal.

Het kleinschalig kleurenpalet is minder bont dan in Mijn muze ligt in de zetel, zuiverder dan in Narwal maar nog steeds herkenbaar. Vaak gebruikt Vercnocke groen, roze en blauw. Drieman is geen groot experiment en laat het medium niet elke hoek van zijn kamer zien. Vercnocke wil dat de lezer er iets uit kan opmaken. Toch biedt de soberheid, de herkenbare tekenstijl en het poëtische taalgebruik genoeg bergruimte voor een eigen invulling. Je kruipt en kronkelt als lezer mee tussen de lichamen van de drie mannen. Het markeert de liefde van Vercnocke voor het lijflijke. Hij omschrijft zichzelf als de advocaat van het lichaam. Het overstijgt het reële: nieuwe handen dagen uit bestaande handen, lichamen strompelen in en uit andere lichamen en ruimtes worden tot zich genomen. Toch is de invulling en de tekenstijl levensecht, waarbij zijn vader veelal model stond. Een korte video werd gemaakt van een beweging of scène waar Vercnocke nadien stilstaande beelden uit plukte en monteerde in een door hemzelf op een ander moment genomen foto. Tijdens een dagdroom ontstond bij Vercnocke het idee om, zoals Jeroen Olyslaegers tijdens de boekvoorstelling beschreef, zijn vader en grootvader te ‘baren’. Zijn vader en grootvader stijgen letterlijk uit het eigen personage uit. Niet makkelijk omdat zo het verhaal van de vader en grootvader aan zichzelf worden toegeëigend. Het cyclische universum waar Vercnocke het over heeft?

Zal hij ooit geen personage zijn in een eigen verhaal? Vercnocke stelt dat het werk dat hij maakt, het werk is dat hij maakt, “het is werkelijk het enigste dat ik kan”. Deels uit een ijdelheid en deels vanuit een vrijheid. Geen nood aan verantwoording, al bleek dit bij Drieman wel een uitdaging.  Maar die niet aan te ontsnappen eerlijkheid, dat geeft niet alleen Vercnocke maar ook ons enige gemoedsrust. De meet na een benemende vlucht.