
Una storia particolare - Etrusken te gast in Tongeren
Er is leven na de dood, geloofden de Etrusken, en ze gaven hun dierbaren alles mee wat het hiernamaals kon veraangenamen. Vandaag zijn wij de gelukkigen die mogen delen in hun levensvreugde en vakmanschap.

Links: Beeldje van een vrouw, brons, 560 tot 550 v.d., Brolio. Museo Archeologico Nazionale, Forenze
Rechts: Sierschijf met inlegwerk en filigraanversiering, Goud en robijn, 500-400 v.Chr., Etrurië, Rijksmuseum van Oudeheden, Leiden
Etrusken op handelsmissie
Bezoekers met niet genoeg verbeelding dienen zich te onthouden. Zo waarschuwde de Britse schrijfster Elizabeth Caroline Gray in haar Tour to the Sepulchres of Etruria, in 1839 reizigers die niet in staat waren het stof van de graftomben te doen herleven. In de tijd van de Grand tour, die welgestelde Europeanen naar het oude Griekenland en Italië bracht, heerste ware Etruscomanie. Picknicken op verlaten Etruskische grafvelden paste helemaal in de romantiek.
De Italianen koesteren nog altijd hun Etruskische wortels, en dat zouden Europeanen ook mogen doen. Dat was in 2011 alvast de boodschap van de multimediale tentoonstelling Etrusken in Europa van de Italiaanse vereniging Historia in de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis (KMKG) in Brussel. Met de tentoonstelling De Etrusken - Una storia particolare gaat het Gallo-Romeins Museum in Tongeren nu nog een stap verder door de internationale topstukken in huis te halen, waardoor het weer van zich laat spreken na de succesrijke tentoonstelling over Sagalassos. Het verhaal achter de getoonde objecten wordt er telkens bijverteld. De gissingen en vergissingen uit het verleden over hun mogelijke herkomst maken de verhalen extra aantrekkelijk.
De tentoonstelling vloeit voort uit een samenwerking met het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden en het Allard Pierson Museum in Amsterdam. Maar ook van de Vaticaanse en Capitolijnse musea en de Villa Giulia met Etruskische kunst mocht geleend worden. En verder van de archeologische musea van Firenze en Bologna, het Rheinisches Landesmuseum in Trier en het Landesmuseum Württemberg in Stuttgart.
De tentoonstelling toont eveneens stukken uit het Keltische graf dat in 1871 werd ontdekt in Eigenbilzen bij Tongeren. Het is nog steeds het meest noordelijke graf waarin Etruskische objecten werden aangetroffen, zoals een snavelkan uit Vulci en gouden sierbeslag dat invloeden verraadt van zowel het Nabije Oosten, de Grieken, de Etrusken en ten slotte ook van de Kelten zelf.

Links: Drinkschaal met handelsmerk en afbeelding van Herakles, Dionysos en saters, gemaakt in Athene, roodfigurig aardewerk, 525-475 v.Chr., Etrurië. Allard Pierson Museum, Amsterdam
Rechts: Amfoor met afbeelding van saters en bacchanten, gemaakt in Euboea (GR) of Reggio di Calabria, Zwartfigurig aardewerk, 560 tot 550 v.Chr ., Vulci. Rijksmuseum van Oudheden, Leiden
Dansen op het graf
Tot de spectaculairste stukken van de tentoonstelling behoren de objecten afkomstig van het Regolini-Galassi-graf uit de zevende eeuw voor Christus. In de buurt van de stad Cerveteri ontdekte pater Alessandro Regolini in 1836 een ronde begraafplaats met vijf leeggeroofde grafkamers. Hij groef voort en kwam uit bij de vertrekken van een begraven krijger en diens vrouw, compleet met wapenrusting, een met brons beslagen begrafeniswagen en gigantische gouden sieraden. Vincenzo Galassi, een oud-militair, stalde de 650 voorwerpen uit in zijn huis. Later kocht het Vaticaan ze aan en liet er meteen een apart museum voor inrichten. Er zijn verder askisten te zien met beelden van aanliggende mannen en vrouwen, die op gelijke voet deelnamen aan het openbare leven, wat uitzonderlijk is in de oudheid. Op vazen doen ze een rondedans tijdens trouwstoeten en begrafenisspelen. Typisch Etruskisch zijn taferelen van de jacht, een liefhebberij van de elite. Op asurnen staat soms een helm als deksel zodat de status van de overleden krijger niet vergeten werd, en er zijn bronzen spiegels en grote bekkens op drie poten voor rituele wijnconsumptie. Het waren de Etrusken die de eerste wijngaarden aanlegden in Chianti en Orvieto en hun kennis doorgaven aan de Galliërs.
Door hun contacten met de Grieken en de Feniciërs, die aan de kusten van het huidige Libanon en Syrië woonden en Carthago stichtten, namen de Etrusken heel wat van de klassieke cultuur over. Toch behielden de Etrusken een onklassieke voorliefde voor het alledaagse, groteske en speelse, en begeleidden het kleinste karweitje met de lier en de (dubbel)fluit.

Links: Beeldje van een krijger Brons, 560 tot 550 v.Chr., Brolio. Museo Archeologico Nazionale, Firenze
Rechts boven: Plaatjes met wijopschrift in Etruskisch (2x) en Punisch aan Uni/Astarte (replica), goud, Ca. 500 v.Chr. Pyrgi. Museo Antiquarium di Pyrgi, Santa Marinella
Rechts onder: Askist met afbeelding van Odysseus en Penelope, gemaakt in Volterra Albast, 200-50 v.Chr., Volterra. Rijksmuseum van Oudheden, Leiden
Phersu
Dat de Etruskische taal, in tegenstelling tot het Grieks, het Keltisch of het Latijn, niet tot de Indo-Europese taalfamilie behoort, heeft bijgedragen tot het mysterie van het volk zelf. Literatuur is er niet overgeleverd, wel een tienduizendtal inscripties op grensstenen, sarcofagen, vazen en handspiegels.
Op de tentoonstelling is een bronzen lever te zien, waarmee waarschijnlijk werd aangeleerd hoe de wil van de goden kon afgelezen worden aan de ingewanden van offerdieren. De bronzen lever van Piacenza vermeldt tal van goden, sommige zuiver Etruskisch, bovennatuurlijke wezens, andere equivalenten van de Griekse en Romeinse goden. Zo was Tin of Tinia de belangrijkste Etruskische god, en de tegenhanger van de Griekse Zeus en de Romeinse Jupiter. En Turan is het Etruskische equivalent van Aphrodite en Venus.
Op de drie gouden plaatjes uit 500 voor Christus die in 1964 in het kuststadje Pyrgi opgerold werden teruggevonden, is een gelijkaardige tekst zowel in het Etruskisch als het Punisch, de taal van Carthago, opgesteld, zodat het Etruskisch verder kon ontcijferd worden. De Etrusken gebruikten een versie van het Griekse alfabet, aangevuld met enkele nieuwe tekens voor typisch Etruskische klanken. Dit alfabet verspreidde zich via de Romeinen in bijna heel West-Europa. Het Latijn kende enkele Etruskische leenwoorden, zoals ons woord voor ‘persoon’, dat van het Etruskische ‘phersu’ komt en ‘masker’ betekent.
Even geheimzinnig blijft de afkomst van de Etrusken. Sommige wetenschappers situeren hen in Klein-Azië (Turkije), ten noordoosten van de Egeïsche Zee, andere zien hen als de oorspronkelijke inwoners van Italië. Ze leefden in elk geval al in de elfde eeuw voor Christus – lang voor Rome een stad werd – in Midden-Italië in het huidige Toscane en delen van Latium en Umbrië aan de Tyrrheense Zee. In deze naam klinkt Etrurië nog door, want de Grieken noemden de Etrusken ‘Turrenoi’. De Romeinen noemden de Etrusken ‘Etrusci’ of ‘Tusci’, en daarvan is Toscane dan weer afgeleid. Etrurië bestond uit een tiental stadstaten, net als het Griekenland van toen en Italië in de renaissance. Vanaf de vierde eeuw voor Christus werden de Etruskische steden een voor een ingenomen door hun Romeinse buren, waardoor er een einde kwam aan de Etruskische beschaving.
Bucchero
De Oude Grieken, tijdgenoten van de Etrusken, waren ook rivalen. Toch moest de Griekse dichter Pherecrates toegeven dat de Etrusken “bedreven en liefdevolle ambachtslieden” waren. Ze importeerden en imiteerden de typische zwart- en later roodfi gurige vazen van de Grieken, en maakten waarschijnlijk daardoor kennis met hun goden en mythologische helden, maar typisch Etruskisch is zwart aardewerk, bucchero. Het werd slechts een tweetal eeuwen gemaakt, vanaf ongeveer 700 voor Christus, maar stond bekend als het nationale aardewerk van Etrurië. Het kreeg zijn zwarte kleur door de rode klei op heel hoge temperatuur, tot 500 à 600 graden, en in een gesloten oven te bakken. Achteraf werd het dan gepolijst.

Mantelspeld met granulatieversiering, goud, 675-650 v.Chr., Cerveteri (Regolini-Galassi-graf). Museo Gregoriano Etrusco, Città del Vaticano
Ook als goudbewerkers leverden de Etrusken topkwaliteit. Pas in de twintigste eeuw werd ontdekt hoe ze de typische fijne goudkorreltjes, granulatie, bekwamen.
Omdat de Etrusken geen marmer hadden, wordt terracotta het marmer van Etrurië genoemd. De vele offer- of votiefbeeldjes in dit materiaal nemen de vorm aan van allerlei lichaamsdelen. Door een terracotta beeldje van een baby te offeren, werd de goden gevraagd de Etruskische boreling te beschermen.
In de Etrurische bodem waren wel koper en tin aanwezig, twee ertsen nodig om brons te maken. De ontginning ervan begon al in de negende eeuw voor Christus, onder andere op het eiland Elba (Aethalia volgens de Grieken omwille van de ‘roet’ die er hing). Op het vasteland smeedden de Etrusken wapens, machtssymbolen en grafkarren die overzee werden geruild tegen goud, ivoor en faience. Tussen 750 en 500 v. Chr. bereikte de Etruskische beschaving hierdoor haar hoogtepunt. Talrijk zijn de bronzen beeldjes van Hercules - Hercle voor de Etrusken - die geïnspireerd zijn op de monumentale Griekse beelden. Waar de Etrusken wat minder oog hadden voor de juiste proporties, compenseerden ze dat met expressievere lichaamshoudingen. Etruskisch temperament?
Tentoonstelling
De Etrusken - Una storia particolare - Nog tot 25 augustus 2013 - Gallo-Romeins Museum - Tongeren