Het Merghelynck Museum in Ieper bewaart tweeëntwintig tekeningen uit de achttiende eeuw. Die fijne deelcollectie maakt in haar geheel deel uit van de Vlaamse Topstukkenlijst. Met deze bloedrode tekeningen reizen we naar een Rome dat enkel nog op papier bestaat.

Reizen naar Rome met bloedrode tekeningen

Jacques Valcke, Gezicht op het meer van Nemi met de gewijde boom, Merghelynck Museum, Ieper
Nadat Ieperling François Merghelynck (1744-1795) door keizerin Maria Theresia in de adelstand werd verheven, verlangde hij een groot huis. In 1775 was zijn indrukwekkende Hotel Merghelynck in Ieper klaar. Na zijn overlijden in 1795 woonden verschillende familieleden in het pand tot het in de volgende eeuw in vreemde handen kwam. Arthur Merghelynck (1853-1908), achterkleinzoon van François, kocht het terug in 1892 en maakte er een museum van dat in 1894 de deuren opende. Met stijlkamers gevuld met allerlei kunst, objecten en rariteiten maakte Arthur een reconstructie van een achttiende-eeuwse herenwoning. Helaas trof de oorlogsellende van de Eerste Wereldoorlog ook het Hotel Merghelynck, dat vanaf 1931 heropgebouwd werd. Zo staat de bezoeker van het Merghelynck Museum vandaag oog in oog met een twintigste-eeuwse reconstructie van een negentiende-eeuwse reconstructie van een achttiende-eeuws huis.
Het was Arthur Merghelynck die op het einde van de negentiende eeuw de hand legde op de reeks van tweeëntwintig achttiende-eeuwse landschapstekeningen met vooral Rome in een hoofdrol. Ze werden gemaakt door onder anderen Joseph-Benoît Suvée, Joseph-Barthélémy Le Bouteux, Louis Chaix en Jacques Valcke (1749-1795). Die laatste, een Ieperling, verzamelde als eerste de tekeningen en is zelf auteur van het gros ervan. Als kunstenaar vertoefde hij in Rome en kwam er in contact met collega’s. Tekeningen werden geschonken of uitgewisseld en op die manier ontstond de collectie.

Jacques Valcke, Hoekje van een tuin met fontein in Rome, Merghelynck Museum, Ieper
De tekeningen ontstonden in het laatste kwart van de achttiende eeuw. In die periode groeide het neoclassicisme naar een hoogtepunt. Kunst was een intellectuele bezigheid geworden, gestoeld op de verhalen en vormentaal van de antieken in evenwichtige, strakke composities met vaak figuren als beelden – een idealistische kunst.
Hoewel antieke ruïnes al eerder voorkwamen in de schilderkunst, bereikte de voorliefde voor pittoreske overblijfselen een hoogtepunt in de achttiende eeuw. Het is een fascinatie die wortelt in het kunsttheoretische discours van Johann Joachim Winckelmann (1717-1768) en onder andere zijn publicaties over de opgravingen van Pompeï en Herculaneum. Je zou dus, weliswaar een beetje gechargeerd, kunnen zeggen dat het neoclassicisme in de kern een archeologische kunststroming is. Het bekendst in deze optiek is de nauwkeurige en indrukwekkende prentkunst van Giovanni Battista Piranesi (1720-1778). Het centrum van deze kunst was het eeuwige Rome. En Parijs natuurlijk.

Joseph-Benoît Suvée, Tivoli met gezicht op de tempel van Vesta, Merghelynck Museum, Ieper
Maar in de Lage Landen liep het niet meteen storm voor het neoclassicisme. De barok van Rubens bleef erg lang doorwerken, op vernieuwing zat men niet te wachten. Het liefst bleef men trouw aan het grootse verleden van de eeuw voordien. Een van de steden waar het neoclassicisme ingang vond, was Brugge, en dat was vooral te danken aan Joseph Benoît Suvée (1743-1807). Hij bereikte alles wat een kunstenaar in zijn tijd kon bereiken. Kaapte in elke school of academie eerste prijzen weg en behaalde in 1771 de Prix de Rome (nota bene vóór de jonge Jacques Louis David), de wedstrijd van de Parijse Académie Royale, wat hem een studieverblijf aan de Académie de France in Rome opleverde. Als niet-Fransman kon hij die wedstrijd nooit winnen, ware het niet dat hij Armentières als geboorteplaats had opgegeven – in 1804 werd het reglement aangepast. Van 1772 tot 1778 verbleef Suvée in Italië. Hoogtepunt was zijn benoeming tot directeur van de Académie de France in 1792 en zijn herbenoeming in 1801.
Aan de Académie de France in Rome stelde Suvée de regels op. In het curriculum nam hij enkele verplichte nummers op, waaronder tekenen naar naaktmodel, naar antieke sculpturen, gewaadstudie én natuurstudie met ruïnes. Net dat laatste is rechtstreeks verbonden met de tekeningencollectie van het Merghelynck Museum. Een echte volbloed neoclassicist is Suvée overigens nooit geworden en over zijn artistieke talenten deed men al eens smalend, maar als promotor van jonge kunstenaars, in Brugge en Rome, was hij erg belangrijk.

Joseph-Barthélémy Le Bouteux, Gezicht op de tuin in de Villa Farnese in Caprarola met vier wandelende personen en een Bacchusfontein, Merghelynck Museum, Ieper
Op twee na kleuren alle tekeningen uit de collectie bloedrood. Ze werden dan ook gemaakt met het toepasselijk genoemde sanguine, of bruinrood gekleurd krijt. De andere zijn met zwart krijt aan het papier toevertrouwd. Ze laveren tussen realistisch accuraat, idyllisch of zelfs openlijk romantisch. Ook de meer sublieme plekken zoals ondergrondse gewelven, restanten van viaducten, binnenin het overwoekerde Colosseum en andere schemerige oorden à la Piranesi konden rekenen op de belangstelling van deze kunstenaars.
Dat oude, eeuwige Rome bestaat natuurlijk nog altijd, het is vooral de geürbaniseerde omgeving rond haar monumenten en ruïnes die danig verschilt van de evocaties in de tekeningen. En het aantal toeristen. Vandaag zijn dit openluchtmusea met mensen die van over de hele wereld toestromen. Naast het feit dat deze tekeningen heel veel prijsgeven over de beginjaren van hun makers, hun techniek en artistiek temperament. En natuurlijk hun vormende Italiëreis en de wederzijdse beïnvloeding onder de pensionnaires in Rome, en om al die redenen op de Topstukkenlijst prijken, laten ze ons toe om te dagdromen en terug te keren naar een tijd en een plaats die al erg lang niet meer bestaan.

Joseph-Barthélémy Le Bouteux, Gezicht op de walgracht van het palazzo Farnèse in Caprarola, Merghelynck Museum, Ieper
De tempel van Vesta in Tivoli moet zowat de kwintessens zijn van wat een achttiende-eeuwse landschapstekenaar zocht: een antiek rond tempeltje met opvallende Korintische zuilen in half-ruïneuze staat. En dan die dramatische setting: uitkijkend over een diep en stijl uitgesneden rivierdal. Dat Suvée wel degelijk een vakman was, blijkt uit zijn knappe captatie en zijn precieze techniek. De tempel torent uit boven het ravijn, terwijl onze ogen langs de rotswand en de vegetatie naar boven kruipen. Dit blad is een zogenaamde contre-épreuve: Suvée drukte een nieuw blad op de originele tekening en bekwam door de vettigheid van het bruinrode krijt een gespiegelde afdruk.
Naast de antieke overblijfselen, communiceren deze tekeningen ook de ambiance van al deze plekken. De zon brandt op je huid, cipressen en parasoldennen wiegen loom bij een zeldzaam zuchtje wind en de cicaden zorgen voor de mediterrane soundtrack. De vedute, of gezichten, zijn suggestief: de vergane glorie van tempels en staatsgebouwen met pokdalige muren en gehavende bogen waarop heesters en bomen gedijen. Aan de voet van die geweldige decors zijn vaak mensen verwikkeld in mondaine bezigheden. Ze zijn niet meer dan figuranten die door hun nietigheid de antieke monumentaliteit nog verhevigen: keurig geklede vrouwen die kuieren onder een fontein met een vadsig naakte Bacchus, iemand die verpoost onder een van de vele gewelven van het Colosseum, mannen te paard. Heel soms is het een monumentale boom die het oog van een kunstenaar trof, terwijl in het lommer van die gigant mensen almaar bezig zijn.