
Nervia en Sint-Martens-Latem - Een verhaal met koppeltekens
Gemakshalve wordt de Henegouwse kunstgroep Nervia gezien als een Waalse tegenhanger van het Vlaams expressionisme waarvan Sint-Martens- Latem het mekka zou zijn. Maar houdt die bewering wel steek? Oordeel er zelf over op een tentoonstelling in het Museum van Elsene.
Verdieping en vergelijkingen
Voor de tentoonstelling Nervia / Sint-Martens-Latem Koppeltekens werken curator Cathérine Verleysen en haar Bergense collega Michel De Reymaeker hand in hand en dat is in dit geval meer dan nodig. Cathérine Verleysen: “Deze tentoonstelling wil uiteraard beide bewegingen voorstellen, met het schetsen van de historische context, maar wil vooral een echte dialoog tot stand brengen tussen individuele werken. En dat geeft verrassende inzichten. Bovendien biedt het museum van Elsene met zijn specifieke architectuur van open balkons de kans om van de ene verdieping naar de andere telkens weer andere vergelijkingen te maken.” Michel De Reymaker: “In feite is heel de scenografie van de tentoonstelling op dat doorkijken gebouwd. Van op een bepaalde plek zie je verschillende andere werken, in andere afdelingen. Er zijn meerdere kijkrichtingen, niet een enkele. Wij willen echt dat de bezoeker die inspanning doet en zo verbanden legt.” Voor alle duidelijkheid is het zo dat Nervia niet aan het Vlaams expressionisme als een geheel wordt getoetst. Dit zou de historische realiteit te veel geweld aandoen en de vergelijking totaal mank laten lopen. Het is de eerste groep van Sint-Martens-Latem waar zij naar op keken, als zielsverwanten en als inspiratiebron.

Léon Navez, Laat de kinderen tot mij komen, 1927, olieverf op doek, 109 x 107 cm (met lijst), Privécollectie
Nervia, de kunst van de Nerviërs?
Vooreerst even de groep Nevia voorstellen. Curator Michel De Reymaeker: “De naam Nervia is gekozen omdat de kunstenaars allemaal uit Henegouwen komen en daarom de verwijzing naar de Gallische voorvaderen verantwoord vinden. Zij keken natuurlijk op naar de succesvolle groep in Sint-Martens-Latem en wilden tonen dat zij ook iets in hun mars hadden, vanuit hun specifiek gebied.” De Nerviërs hadden het Julius Caesar destijds prettig moeilijk gemaakt tijdens de slag aan de Sabis (ten onrechte eeuwenlang als de Samber aanzien), en die verwijzing had wel iets stoers, een soort Asterixgevoel ‘avant la lettre’.

Louis Buisseret, Mater Beata, 1931, olieverf op doek, 160 x 134 cm, Collectie van de stad Bergen - Arthotheek
Negen kunstenaars maken de kern uit van de groep: Anto Carte (1886-1954) en Louis Buisseret (1888-1956) gelden als de motoren van de beweging. Andere leden zijn Pierre Paulus (1881-1959), Rodolphe Strebelle (1880-1959), Léon Devos (1897-1974), Frans Depooter (1898-1987), Léon Navez (1900- 1967), Taf Wallet (1902-2001) en Jean Winance (1911-1999). Een vreemde groep voorwaar, met een leeftijdsverschil van meer dan dertig jaar tussen het oudste en het jongste lid. Een gemeenschappelijk credo of een manifest heeft Nervia nooit aangekleefd. Een uitgesproken programma was er niet, wel een gemeenschappelijk aanvoelen. Zij wijzen het academisme van de ‘beaux-arts’ stijl af, maar ook het modern extremisme. Het ambacht is heel belangrijk voor hen: de kwaliteit van de tekening, de zorg voor de compositie. Rust en evenwicht domineren. Hierin staan zij dicht bij hetgeen in het Italiaans tijdschrift Valori plastici verdedigd wordt. Het is de tijd van het ‘Retour à l’ordre’, met bewondering voor de klassieke voorbeelden, wars van wild experimenteren. In Italië is dat een reactie op het futurisme, elders tegen kubisme en expressionisme. Weg met al dat geweld in techniek, kleur en thematiek. Met de tweede groep van Latem, met vooral Constant Permeke (1886- 1952) en Frits Van den Berghe (1883-1939), voelen die van Nervia zich niet verwant. Helemaal anders staan zij tegenover de vertegenwoordigers van de eerste groep met figuren zoals Gustave Van de Woestijne (1881-1947), Albijn Van den Abeele (1835-1918), Valerius De Saedeleer (1867-1941). Als groep bestaat Nervia tien jaar, van 1928 tot 1938 en treedt in die jaren ook vaak voor het voetlicht. In 1938 is het gedaan, de individuele ambities halen het van het groepsgevoel.
Verwanten aan de Leie
Cathérine Verleysen: “Wat Van de Woestijne betreft, kunnen we zeggen dat er een zeer grote bewondering bestaat. Men bewondert zijn techniek, zijn verfijndheid, zijn composities. Zijn boeren worden zelfs bijna letterlijk overgenomen. Zij gingen daar zeer ver in.”

Gustave Van de Woestyne, Het Hofje van de heilige Agnes, z.d., olieverf op doek, 100 x 100 cm, Van Buuren Museum en Tuinen, Brussel.
Wat Latem ook zo aantrekkelijk maakt zijn de reminiscenties van het symbolisme waarvoor de Nervia-schilders zeer gevoelig zijn. Niet toevallig zijn de meeste onder hen leerlingen geweest van symbolistische professoren aan de Academie van Brussel, met Constant Montald op kop. De vergelijkingen zijn legio en lopen noodgedwongen in een richting. Men kan niet om het feit heen dat Nervia en de eerste Latemse groep in een ander tijdsgewricht werken. Tussen beide ligt de gruwel van de Eerste Wereldoorlog. In Latem is nu de zogenaamde tweede groep actief. En die krijgt de nodige promotionele ondersteuning, onder meer door de Brusselse galerij ‘Sélection’ en door het gelijknamige tijdschrift, onder leiding van Paul-Gustave Van Hecke en André De Ridder. Later wordt die inspanning verder gezet door ‘Variétés’ en Le Centaure’. Nervia moet zijn bestaansrecht nog rechtvaardigen, staat er alleen voor. Enkel het tijdschrift Art et Beauté, uitgegeven door de provincie Henegouwen, zal enige steun verlenen, maar mag niet gezien worden als de spreekbuis van de groep. Die was er eenvoudig niet. De boodschap is duidelijk: ook wij hebben kwaliteit; laten wij ze zichtbaar maken door tentoon te stellen. Op dat gebied kan de groep een mooi palmares voorleggen. Op tien jaar tijd wordt meer dan twintig keer gemeenschappelijk geëxposeerd. 1932 springt in het oog met zes groepstentoonstellingen, waarvan één in Gent.

Léon Navez, De hoedenmaakster, z.d., olieverf op doek, 75 x 60 cm - Privécollectie,
Van dialoog tot assimilatie
De originaliteit van deze tentoonstelling in het museum van Elsene is dat zij via een eerlijke dialoog tussen de werken komaf wil maken met de stereotype benaderingen uit het verleden. De verwijzingen tussen beide groepen zijn de koppeltekens waarrond de tentoonstelling draait. Gemakshalve wordt de opstelling gedragen door vier thema’s: de menselijke figuur, spiritualiteit, het landschap en het model.

Gustave Van de Woestyne, Gastvrijheid voor vreemdelingen, 1920, fresco gemaroufleerd op polyester, 66,5 x 74 cm, Museum voor Schone Kunsten, Gent
Dit biedt de kans om die Latemse schilders eens door een ander bril te bekijken. De dromerigheid van Van den Abeele, geplaatst naast die van een Frans Depooter of een Jean Winance. En wat stellen we vast? Verwantschap ontegensprekelijk, maar evenveel eigen accenten. Wanneer Anto Carte poneert dat hij wil schilderen ‘gelijk Brueghel’, dan laat hij zich verleiden door boerenkoppen, net als Van de Woestijne. De pathos uit zijn vroeger werk moet hij temperen. Geen wonder dat een identieke thematiek uitgedrukt in een stijl die tijdloos wil zijn gelijklopende werken oplevert.
Heel typerend is het werk dat als uithangbord voor de tentoonstelling gekozen werd: Moederschap van Anto Carte. Het is een toonbeeld van twee versmeltende visies. De verwijzingen naar Van de Woestijne springen meteen in het oog: het hoog standpunt, het hoevetje met zijn omwalling, de slingerbeweging van de bomen. Maar dan is er die figuur van de moeder met het kind op de schoot, scherp afgelijnd, met een duidelijke klemtoon op het frêle van het kind, op en top Anto Carte. De boer op zijn schonkig paard, rechts in beeld, toont dan weer veel verwantschap met zijn Latemse collega’s.
Wanneer Léon Navez volkse religiositeit illustreert in zijn Laissez venir à moi les petits enfants gebruikt hij een compositie die sterk herinnert aan die van Van de Woestijnes Kindertafel uit het Museum Van Buuren. Er is niet een echte Nervia-stijl, maar sommige trekken komen bij meerdere kunstenaars terug. Zo is Louis Buisseret een groot liefhebber van de kunst van het Italiaanse quattrocento. In zijn Mater Beata troont de gelukkige moeder als een soort madonna; zij is de kern van deze driehoekige compositie. De kleuren zijn verfijnd, op het vale af. De achtergrond wordt ingenomen door zichten op een Italiaans bergstadje en zo is het Renaissance-effect helemaal bereikt.
Nervia in een breder perspectief
Te lang is de kunst van Nervia op zichzelf beschouwd. Deze confrontatie maakt ons gevoelig voor andere koppeltekens, verwijzingen – impliciet eerder dan expliciet – naar andere stromingen die deel uitmaken van de tijdsgeest. De dromerige portretten van de Henegouwers zijn als een voorspiegeling van hetgeen we later bij sommige Animisten aantreffen. Wie niet voor het dromerige kiest, maar de geportretteerde hoogst realistisch neerzet, leunt al vlug aan bij de enigszins beklemmende sfeer van de Nieuwe Zakelijkheid.

Anto-Carte, Moeder en kind, 1929, gouache op papier, 60 x 50 cm, Privécollectie
Het volkse van de naïeve kunst heeft ook haar aanhangers: Rodolphe Strebelle en Taf Wallet experimenteren in die richting. De wispelturigheid van Léon Navez laat ons soms verrast opkijken. Naast ingehouden werk, zoekt hij ook wel meer extremere vormen op. Hij experimenteert met kleur en compositie; brengt variatie in zijn stijl. Zijn schilderij De modiste is typerend voor zijn eigenzinnige benadering. We zien een vrouw, frontaal uitgebeeld tussen enkele kokette hoedjes op hun staander in een uitstalraam. De vrouw staat buiten, de hoedjes, binnen. Alle drie worden op voet van gelijkheid behandeld. De stijl flirt met het fauvisme, de belichting is een mix van kunstlicht en schemering. Een vleugje surrealisme is dit werk niet vreemd, al weten wij dat Nervia niet hoog opliep met die beweging. Een zaak is duidelijk: koppeltekens verruimen de blik.
Tentoonstelling
Nervia/Sint-Martens-Latem - Koppelteken. - Van 22 oktober 2015 tot 17 januari 2016 – Museum van Elsene, Brussel