De A.R. collectie in het Muzeum Sztuki Lodz, 1932

De A.R. collectie in het Muzeum Sztuki Lodz, 1932. Archief Muzeum Sztuki Lodz

Op de platgetreden paden van de 'petite histoire' rond grote kunstverzamelingen tref je excentrieke, wereldvreemde en meestal steenrijke verzamelaars aan. Doorgaans schenken ze hoogbejaard hun kostbaarheden aan één of ander museum, tot groot ongenoegen van hun gefnuikte erfgenamen die nadien maar wat graag de nagedachtenis van hun harteloos familielid door de modder halen. Niets hiervan bij de verzameling Sztuki (Museum voor Schone Kunsten) van Lodz die naar aanleiding van Europalia Polen in het Museum voor Schone Kunsten van Gent te gast is. Hier liggen kunstenaars zelf aan de oorsprong van de verzameling. 

Het was inderdaad de verdienste van het kunstenaarskoppel Wladyslaw Strzeseminski en Katarzyna Kobro dat een evenwichtige staalkaart van het hoofdzakelijk abstracte modernisme rond 1930 werd samengesteld. Noem het een gelukkig toeval dat de groep 'a.r.' (de handige afkorting staat voor een moeilijk leesbare Poolse benaming die zoveel wil zeggen als 'reële avant-garde / revolutionaire kunstenaars') door hen beiden gesticht, in contact stond met de groep 'Cercle et Carré' uit Parijs. 'Cercle et Carré', met als mentoren Michel Seuphor en Joaquin Torres-Garcia, ging graag in op Strzeminski's vraag of kunstenaars elk één werk aan een nieuw op te richten museum wilden afstaan. Seuphor en de Poolse auteur jan Brzekowski schuimden Montparnasse af; en met succes. Henryk Stazewski, een lid van 'Cercle et Carré', leverde in de loop van 1931 de rijke buit te Lodz af. Samen met de werken die a.r. in Polen verzameld had, stak het nieuwe museum met een onovertroffen collectie van 111 werken van wal. 

Ed Mos, Awac, 1981, Acryl op doek, op hout gespannen, Sonia Delaunay-Terk, Dans, ca. 1923, Aquarel op papier, Lodz,

Links: Ed Mos, Awac, 1981, Acryl op doek, op hout gespannen, 81 x 81 cm

Rechts: Sonia Delaunay-Terk, Dans, ca. 1923, Aquarel op papier, 26 x 21 cm

Dan eist de bewogen geschiedenis van Polen haar tol. Tijdens de tweede wereldoorlog gaan 29 werken verloren. De stalinisten zijn al even grote tegenstanders van abstractie als de nazi's. Toch overleeft de kern van de collectie alle stormen. 

In de tentoonstelling te Gent komt die kernverzameling ruimschoots aan bod. In de heldere opstelling domineren de constructivistische schilderijen. De discipelen van Mondriaan geven de toon aan, al is de meester zelf in de collectie nooit aanwezig geweest. Even kan een Jean Gorin voor verwarring zorgen met een compositie met rood en blauw, en uiteraard grote witte vlakken, scherp met zwart afgelijnd. Van Doesburg en Vantongerloo zijn met heel typische werken vertegenwoordigd. Hans Arp heeft het nooit voor de rechte lijn gehad. Hij leeft zich uit in curven, in tekeningen en in een speels, maar sober reliëf. Fernand Léger blijft zijn eigen varianten van de nonfiguratie trouw. 

Dan pas krijg je de minder vertrouwde vormen van abstractie in de gaten. Een zeer fraaie 'frottage' van Max Ernst, de eigenzinnige druksels van Hendrik Nikolaas Werkman, een kleine compacte collage van Kurt Schwitters, de rustige lijnstructuren van Stazewski. Het begin van de jaren dertig is zeker niet de verstarde periode die de handboeken ervan gemaakt hebben. Varianten op het kubisme en het futurisme komen nog volop aan bod. Kurt Seligman brengt het soort abstractie dat door de surrealisten op prijs werd gesteld. 

Heel verrassend zijn de 'unistische composities' van Strzeminski zelf, een soort minimalistische schilderkunst uit 1931 die duidelijk op haar tijd vooruit loopt. In een volgende zaal, nog meer verrassingen: naast de figuratieven uit Montparnasse (Marcoussis, Lurçat, Prampolini), enkele Poolse kunstenaars die uit een ander vaatje tappen. Tytus Czyzewski die kubisme en surrealisme aan elkaar koppelt, maar vooral het ongemeen sterk werk van Stanislaw lgnacy Witkiewicz die aan het expressionisme een volledig eigen invulling geeft. 

Katarzyna Kobro, Abstracte sculptuur, 1924. Glas, metaal en hout. Lodz

Katarzyna Kobro, Abstracte sculptuur, 1924. Glas, metaal en hout. 72,5 x 17,5 x 15,5 cm

Ook deze zaal biedt een mix van herkenning en ontdekking. Dit is dan ook een constante door deze verzorgde tentoonstelling. Maar eveneens het optimaal benutten van de constructieve mogelijkheden van het museumgebouw. De halve rotonde met zijn overvloedige lichtinval laat de Noord-Amerikaanse werken bijzonder goed tot hun recht komen, een bonte en levendige verzameling die voortkomt uit een uitwisseling met het Los Angeles Museum of Contemporary Art. Er werd al wat afgesakkerd over die driehoekige zalen in het museum die veeleer uit een gril van de architect dan uit museale noodzaak ontstaan zijn. Nu blijkt die ondankbare ruimte uitstekend te functioneren voor de installatie 'Polentransport' van Joseph Beuys. De meester van de moderne icoon schonk in 1981 de helft van zijn archief aan het museum van Lodz. Grafiek, notities, foto's langs de schuine wanden en, prominent aanwezig in het midden van de zaal, een houten kist met enkele uit hun alledaagsheid losgerukte voorwerpen: Het zijn de ingrediënten van een verrassende, haast intimistische opstelling. Even boeiend maar helemaal anders opgevat is de installatie met enkele schilderijen van Roman Opalka in een ruimte badend in het licht. 

Lodz verrast ons met kwaliteitswerk uit een verzameling die bij de kenners altijd al hoog aangeschreven stond. Ik herinner mij de inspanningen van wijlen Phil Mertens, jarenlang de voorvechtster van onze eerste abstracten, om aan het einde van de jaren zeventig een initiatief rond die unieke verzameling op te zetten. Al haar enthousiasme is toen op het bureaucratisch pantser van het regime afgeketst. In die tijd kon dat nog. Wat zou ze van deze tentoonstelling genoten hebben! 

Nog tot 31/12/2001:

Lodz en zijn voorbeeldige verzamelaars

Museum voor Schone Kunsten, Citadelpark, 9000 Gent.

Download hier de pdf

Lodz en zijn voorbeeldige verzamelaars.pdf