In het Musée des Arts contemporains du Grand-Hornu (MAC’s) presenteert de Federatie Wallonië-Brussel haar collectie hedendaagse kunst.

Matt Mullican, Untitled (Roundhouse), 2012, olieverfstick op doek,

Matt Mullican, Untitled (Roundhouse), 2012, olieverfstick op doek, 344 cm x 610 cm. Musée des Arts Contemporains, Grand-Hornu. Eigendom van de Federatie Wallonië-Brussel  

Twee gemeenschappen, twee sporen

Het openbare verzamelbeleid volgt in ons land de evolutie van de instellingen. Dat ligt voor de hand. Er zijn dus vandaag naast het kunstpatrimonium van de federale (in vroeger taalgebruik, ‘nationale’) instellingen, collecties van de Vlaamse en Franse gemeenschappen. Onlangs kreeg de Franse Gemeenschap een nieuwe naam: Federatie Wallonië-Brussel. In Vlaanderen spreekt men eenvoudigweg van Vlaanderen, terwijl de hoofdstad ervan Brussel blijft. Hoe eenvoudig kan het leven zijn. 

Toen de gemeenschappen vorm kregen, bestond er uiteraard een nationaal kunstbezit. De werken die de Belgische staat aankocht of op een andere manier verwierf tussen 1860 en 1971 – het gaat hier om 12.350 stukken – worden gezamenlijk beheerd door de twee gemeenschappen. Bij die gelegenheid werd nog eens vastgesteld dat een groot aantal van die ‘nationale’ werken in allerlei instellingen en administraties gedeponeerd waren en/of verdwenen. Denk maar aan de tol van de twee wereldoorlogen. Bovendien bestond vroeger hier en daar de gewoonte een directeur bij zijn afscheid iets uit zijn bureau, bij voorbeeld een schilderij, als aandenken mee te geven. Dat is geen legende.

Vanaf 1972 kan elke gemeenschap een eigen beleid voeren. Opmerkelijk is dat de Franse Gemeenschap dan start met de oprichting van een reeks (nieuwe) musea over een bepaalde techniek. In Charleroi is dat fotografie, in La Louvière gravure en het gedrukte beeld, in Doornik wandtapijt en textiel. In Luik zorgt de Franse Gemeenschap in het openluchtmuseum Sart-Tilman van de Luikse universiteit voor een kwart van de aanwinsten van monumentale sculptuur. De Vlaamse Gemeenschap opteerde in die periode eerder voor monografische musea als Felix De Boeck in Drogenbos en Roger Raveel in Machelen aan de Leie. Maar zij plaatst ook eigen aanwinsten in musea. Denk maar aan de Ensorcollectie in het museum van Gent. Er valt voor de twee opties iets te zeggen, al zal een techniek wellicht minder snel uit de belangstelling verdwijnen dan een kunstenaar. Vlaanderen heeft bovendien een groot ‘klassiek’ museum, het Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen, dat momenteel verbouwd wordt. De Vlaamse Gemeenschap is daar inrichtende macht geworden en bezit de verzameling. 

De commissies

In de Federatie Wallonië-Brussel beheert de betreffende ministeriele dienst (Service des Arts plastiques) de verschillende verzamelingen kunst, kunstambacht en design, en koopt kunstwerken aan. Er bestaan twee commissies daartoe: de Commission consultative des Arts plastiques (CCAP) en het Comité d’avis relatif au Design et à la Mode, die voorstellen voorleggen aan de minister, die beslist, ook rekening houdend met het beschikbare budget. De samenstelling van de CCAP is geen staatsgeheim, al wordt daar vaak geheimzinnig over gedaan. Er zijn veertien leden. De voorzitter is een kunstenaar, drie leden werken in de sector, er zijn vier kunstcritici (maar niemand van een groot medium), één vertegenwoordiger van een belangengroep, vier afgevaardigden van de (vier) politieke partijen in het Waals parlement en één vertegenwoordiger van de minister.

Deze commissie is opgericht in het raam van de uitbouw van de gemeenschappen. Zij bestond en werkte dus al bijna dertig jaar toen er besloten werd, in 2002, de spectaculaire industriële site Grand-Hornu te gebruiken voor een geheel nieuw museum, MAC’s (Musée des Arts contemporains du Grand-Hornu). Daartoe werd een nieuwe commissie gevormd, die kleiner is dan de CCAP en geen vertegenwoordigers van de politiek omvat. Zo vindt men er de directeur van de instelling, Laurent Busine (voorheen werkzaam in het Paleis voor Schone Kunsten in Charleroi), naast een vertegenwoordiger van de Franse Gemeenschap (de voorzitter van de CCAP), drie experten actief in de Franse Gemeenschap (nu Federatie Wallonië-Brussel) en drie ‘buitenlanders’, de conservatoren van Mudam in Luxemburg, LaM in Villeneuve d’Ascq en het SMAK in Gent. De aankopen van dit nieuwe museum gebeuren enkel op voorstel van deze nieuwe commissie, door de betreffende minister van de Franse Gemeenschap. De procedure is dezelfde als voor de CCAP. Laurent Busine ziet dit nieuwe museum niet als het zoveelste museum hedendaagse kunst dat probeert de internationale dynamiek en kunstmarkt te volgen. De middelen volstaan niet om topkunstenaars als Richter, Koons enz. te kopen (ook niet in Vlaanderen of op federaal vlak overigens). Maar dat is ook niet nodig, stelt hij. Het publiek kan op twee uur treinen musea bezoeken als het Stedelijk Museum Amsterdam, Tate Modern in Londen, Museum Ludwig in Keulen en Beaubourg in Parijs. Met alle grote namen die men maar kan wensen.

Grand Hornu heeft een dimensie die het museum een eigen plaats geeft in de behoorlijk volgebouwde straat van de musea hedendaagse kunst. Het grote, prachtige gebouw uit de achttiende eeuw (nu Unesco werelderfgoed) is de uitdrukking van een industriële utopie. Het bewaart de herinnering aan een economische opbloei en de daaraan verbonden sociale werkelijkheid. Men kan de muren van het gebouw gebruiken om kunstwerken (en zelfs zeer grote) te tonen. Maar de stenen hebben zo al een emotionele, poëtische lading, die toekomstgericht was. De collectie moet daarbij passen. Er moet een dialoog ontstaan. Men houdt daar rekening mee in het aankoopbeleid, waarin uiteraard veel aandacht is voor kunstenaars uit de eigen gemeenschap. Maar dat beleid is ook internationaal gericht. 

De tentoonstelling

Francis Alÿs, The Rehearsal I, 1998-2004, installatie met vier video’s (drie geprojecteerd op scherm en één op monitor)

Francis Alÿs, The Rehearsal I, 1998-2004, installatie met vier video’s (drie geprojecteerd op scherm en één op monitor). Musée des Arts Contemporains, Grand-Hornu. Eigendom van de Federatie Wallonië-Brussel

L’image suivante… is de eerste overzichtstentoonstelling van het jonge museum, na een bestaan van twaalf jaar. Curator Laurent Busine toont 86 werken van 46 kunstenaars uit de voorbije dertig jaar. Het gaat om 19 Belgische kunstenaars en 27 uit het buitenland (negen landen in Europa en de VS). Men kan dus niet spreken over een Waals onderonsje. Er is al een historische dimensie in zijn visie en dat verklaart de aanwezigheid van een paar overleden kunstenaars, als bij voorbeeld Fausto Melotti (1901-1986), die postuum de Gouden Leeuw kreeg op de Biennale van Venetië in 1986. Het werk Clausura (1973) is een schenking van Bram en Renilde Hammacher aan het museum. Mario Merz en Günther Förg overleden beiden in 2013. Busine neemt tien aquarellen van Förg op in zijn selectie, misschien als een hommage aan deze grote kunstenaar. Voor een tentoonstelling hedendaagse kunst, is er hier een bedachtzaam evenwicht tussen eerder klassieke en hedendaagse technieken. In een ‘industriële’ omgeving is techniek uiteraard geen vies woord. Naast de tien aquarellen van Förg, zijn er nog zes tekeningen van Anne-Marie Schneider (°1962) en schilderijen op doek van zeven kunstenaars. De come-back van schilderkunst op doek is volop bezig. De ruggengraat van de tentoonstelling, met bijna de helft van de aanwezige kunstenaars, is echter de fotografie, in allerlei spirits en op evenveel dragers. Video sluit daar enigszins bij aan (een zestal kunstenaars) met als zwaartepunt een installatie met vier video’s van Francis Alÿs (°1959), het grootste werk van Alÿs in een openbare Belgische collectie. Een pluim voor het aankoopbeleid van Grand Hornu. 

Als u wat rondloopt in de site kan u niet naast de grote sculpturen kijken die hier en daar (soms als een monumentale bronzen deur) aanwezig zijn en mede de identiteit van de site bepalen. In L’image suivante… werd dat niet doorgetrokken (maar men heeft er onlangs nog de grote beelden van Bernd Lohaus getoond). Het loont ook de moeite een kleine wandeling te maken in de arbeiderswijk die opgetrokken is omstreeks 1800 naast de mijngebouwen en de grafkelder te bezoeken van de oprichters en eigenaars van de mijnsite. 

Er verschijnt geen catalogus. De bezoeker krijgt een kaartje met het adres waarop hij de catalogus van de collectie kan vinden en bekijken. Daar schuilt veel werk achter. Maar men vermijdt het grote probleem van collectiecatalogi: het feit dat ze na een jaar al verouderd zijn en dus onverkoopbaar in de museumshop blijven liggen.

Tentoonstelling

L’image suivante… Nog tot 8 juni 2014 - Open: dinsdag t.e.m. zondag van 10 tot 18 uur - Gesloten: maandag - MAC’s, Rue Sainte-Louise, 82 - 7301 Hornu - T 065 61 38 81

Download hier de pdf

L image suivant - De kunstverzameling van de Federatie Wallonië-Brussel.pdf