Eind vorige maand opende Mu.ZEE de Ensor- en Spilliaertvleugel. Tento.be spoelde aan in Oostende en sprak met enkele medewerkers.

In 2008 ontstond het Kunstmuseum aan Zee door een fusie van het Museum voor Schone Kunsten Oostende met het Provinciaal Museum voor Moderne kunst. Zo kwamen de werken van de Oostendse grootmeesters samen met de collectie moderne en hedendaagse kunst. Omdat beide verzamelingen los van elkaar staan, ontstond het idee om een nieuwe museumvleugel op te richten. De stad Oostende en Mu.ZEE kunnen zo het oeuvre van beide kunstenaars beter promoten. Hiermee beantwoorden beide partijen aan de vraag om meer werken te ontsluiten. Zo behoren De Duizeling en Zelfportret met rood potlood van Spilliaert tot de topstukkenlijst, net als Ensors Zelfportret met bloemenhoed.   

Steven Decroos

De museumvleugel belicht meer dan de levens en werken van James Ensor (1860-1949) en Léon Spilliaert (1881- 1946). De toeschouwer maakt kennis met hun onderlinge relatie en hun connecties in de kunstenwereld. Tijdens een tocht doorheen verschillende thema’s waant de bezoeker zich in het bruisende Oostende van toen. Grote wandfoto’s en  straatnamen roepen die sfeer op. De beelden van de Oostendse cineast Henri Storck (1907-1999) versterken dit gevoel.

Steven Decroos

Naast schilderijen, tekeningen en prenten toont de tentoonstellingsruimte andere boeiende objecten. Beide kunstenaars groeiden op in de winkels van hun ouders. Spilliaerts vader baatte een eigen parfumzaak uit. De flacons gebruikte Spilliaert als model, meestal vergezeld met een of twee spiegels, om te experimenteren met complexe perspectieven. De ouders van Ensor hielden een souvenirwinkel open met een aanbod aan porselein, schelpen, Chinese vazen, koraal, juwelen en opgezette dieren. Tijdens de carnavalsperiode konden mensen er ook maskers kopen. Die maskers groeiden uit tot een van de belangrijkste elementen in zijn werk naast de skeletten en fantasiefiguren. Hij gebruikte die om met zichzelf en de conservatieve burgerlijke samenleving te spotten.

Inne Gheeraert

Inne Gheeraert: Wandtapijt naar De intrede van Christus in Brussel

In 1930 ontwierp Ensor het model voor dit wandtapijt voor de honderdjarige verjaardag van  het onafhankelijk België. De plannen voor de replica in textiel bleven uit omwille van de complexiteit en de hoge kosten. In 1988 kwam er een nieuwe wending toen professor Marcel De Mayer het tapijtontwerp opmerkte in een Antwerps veilinghuis. Het tapijt ontstond in 2010 dankzij een privé-initiatief. Door een langdurige bruikleen kwam het terecht in de collectie van Mu.ZEE. Het tapijt vormt een waardig alternatief voor het gelijknamige schilderij uit de collectie van het Paul Getty Museum in LA.

Mieke Mels

Mieke Mels: Dubbelportret van Gustave en Norine Van Hecke

In 1920 opende de Brusselse galerie Sélection de deuren onder leiding van Paul Gustave Van Hecke en André De Ridder. De moderne galerie had als doel om jonge Belgische en internationale kunstenaars te promoten. Als voorloper van het Vlaams expressionisme, kwam het werk van Spilliaert terecht in de stal van Sélection. De tweede expositie stond volledig in teken van zijn werk. In die context ontstond  het Dubbelportret van Gustave en Norine van Hecke. Het werk getuigt van een nieuwe experimentele fase met vereenvoudigde vormen en gewaagde kleuren als belangrijkste eigenschappen. Ook het grote formaat maakt het dubbelportret uitzonderlijk. Het benadrukt de status van het koppel als galerijhouder en modeontwerpster. Tegelijkertijd lijkt Spilliaert te spotten door hun contouren nogal karikaturaal op de drager aan te brengen.