Een belangrijk streven van de 'moderne' kunst is het zichtbaar maken van het onzichtbare. De kunstenaar gaat op zoek naar een optische of tastbare vormentaal die de geestelijke achtergronden van de uiterlijke verschijningswereld kan oproepen.
Deze blik naar binnen, die niet los van het tijdsgebeuren kan worden gezien, heeft zich sculpturaal op de meest verschillende manieren uitgedrukt. Gesteld tegenover de idealisering van het individu in de negentiende eeuw, wordt de moderne mens tot object gemaakt en ingeschakeld in het geheel van het natuur- en levensgebeuren. Die innige verbondenheid met het leven en al zijn emoties wordt naar gelang het temperament van de kunstenaar bewogen of evenwichtig, emotioneel of rationeel uitgedrukt (deze tegenstelling wordt ook wel dionysisch tegenover apollinisch genoemd).