Het drieluik met de 'Verheerlijking van het Kruismysterie' behoort tot de belangrijkste kunstwerken van de kathedraal en is op iconografisch gebied een unicum.

Oorspronkelijk prijkte het in een kapel van de kooromgang, die in 1462 door Laurens de Maech en diens echtgenote Louisa van Hoven werd gesticht. Op de buitenluiken van de triptiek zijn de HH. Laurentius en Lodewijk, schutspatronen van beide stichters, afgebeeld. Uit dat alles meent men te mogen besluiten, dat het schilderij door De Maech werd besteld tussen 1462 en 1469, datum waarop hij overleed. Bij het drieluik hoorde oorspronkelijk nog een predella die, zo wordt terecht verondersteld, mag geïdentificeerd worden met een stuk uit het museum te Gent voorstellende de 'Inname van Jeruzalem door Titus'.

Justus van Gent

Joos van Wassenhove (Justus van Gent), in 1460 meester in de Antwerpse Sint-Lucasgilde, werd in 1464 lid van het schildersambacht te Gent. Hij was een goede bekende van Hugo van der Goes. Omstreeks 1470 vertrok hij naar Italië. Daar wordt hij van 1473 tot 1480 als Giusto da Guanio vermeld in de rekeningen van Urbino. Nadien verliest men elk spoor van hem. 'Het laatste avondmaal' te Urbino is het enige zekere werk van zijn hand. 

Details van de predella van het Calvarieberg-retabel met de Inname van Jeruzalem

Details van de predella van het Calvarieberg-retabel met de Inname van Jeruzalem   

Er wordt wel eens beweerd, dat de predella van latere datum is en misschien omstreeks 1558 werd gekopiëerd naar een bestaand werk. De meningen omtrent het auteurschap van het drieluik waren verdeeld. Doch sinds 1915-1916 wordt nagenoeg algemeen aanvaard dat het door Justus van Gent, alias Joos van Wassenhove werd geschilderd.

Justus van Gent, Calvarieberg-retabel,

Justus van Gent, Calvarieberg-retabel, Olieverf op hout, beschilderde zijluiken 214,7 x 78,6 cm, niet gesigneerd, niet gedateerd 

Ook de predella of het onderstuk van het drieluik, werd aan talrijke meesters toegeschreven. Dat stuk is echter minder fijn afgewerkt omwille van de ondergeschikte rol die het moest vervullen en de bescheiden plaats die het had op het altaar. De val van Jeruzalem en de gruwelijkheden die daarmede gepaard gingen, worden er op zeer anekdotische wijze uitgebeeld in een veeleer sombere, apocalyptische atmosfeer.

Het centrale paneel van het drieluik verbeeldt de 'Kruisdood van Christus'. Beide zijluiken vormen compositorisch één geheel met de hoofdvoorstelling zoals onder meer duidelijk blijkt uit het landschap dat van uit het middenpaneel gewoon doorloopt op de deuren. Wat de voorstelling betreft is er ook een eenheid. Rechts en links zijn immers voorafbeeldingen (typologieën) van de Verlossing door het kruis voorgesteld: namelijk 'Het wonder van de koperen slang' en 'Het wonder van Mara'.

Het wonder van de koperen slang wordt verhaald in het Boek Numeri (21, 4-9). Boven op een heuvel is een boomstam geplant, waarop een koperen salamander en geen slang ligt, want volgens Plinius en de middeleeuwse opvatting was de salamander een zeer giftig dier. Omheen de boomstam staan Aaron en zijn zoon Eleazar, alsook Mozes die met een staf wijst naar het dier. Gans de groep, die tussen de rosten aantreedt, met mannen en vrouwen op de voorgrond  kijken op naar de koperen salamander van wie genezing te verwachten is. Alleen de stervende man uiterst links zit met zijn rug naar het dier gekeerd en heeft aldus de kans op leven verloren. Zijn hoofddeksel is op de grond gevallen en in zijn hals ziet men nog de staart van de giftige salamander. Hij kan vergeleken worden met de slechte moordenaar, die evenmin opkeek naar Christus en daardoor de kans op het eeuwig leven had verkeken. De typologische betekenis van het paneel is duidelijk, wanneer we weten dat Christus zichzelf vergeleek met de koperen slang toen Hij zegde 'En zoals Mozes de slang in de woestijn heeft opgeheven zo moet de Mensenzoon opgeheven worden, opdat al wie in Hem gelooft eeuwig leven zou hebben'.

Het wonder van Mara wordt verhaald in de Exodus (15, 22-24). In de wolken verschijnt Jahweh met een tiara op het hoofd en een wereldbol in de hand. Hij wijst de balk aan, die Mozes in het water van Mara dompelt om het zoet te maken. Overal zien we verrukkelijke tafereeltjes van mannen, vrouwen en kinderen die het zoete water drinken. Ook hier is de typologische betekenis van de gehele voorstelling duidelijk: zoals de balk het bittere water van Mara heeft zoet gemaakt, zo heeft de kruisbalk de bitterheid van de erfzonde weggenomen en de zoetheid van het genadeleven verleend. 

Stylistisch is het schilderij geenszins een baanbrekend werk. De manier waarop het landschap wordt weergegeven en de ruimte wordt gesuggereerd, herinnert nog duidelijk aan de werkwijze van Jan van Eyck. Hoewel de schilder motieven aan andere meesters ontleende, wist hij toch een sierlijke compositie te scheppen. De gezichten van zijn figuren zijn fijn uitgewerkt. Fijn en bevallig is ook het koloriet. En in de plooien van de rijk gedrapeerde mantels van zijn figuren tovert hij lichte schaduwen. Bijna alle personages wijzen erop, dat de schilder zeer op mode en weelde was gesteld.

Literatuur

  • J. De Baets, Het Calvarieberg-retabel van Joos van Wassenhove te Gent. Iconografische studie, Bulletin van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten, 1962, pp. 185-220.

Download hier de pdf

Justus van Gent, Calvarieberg-retabel.pdf