Het wonder van de koperen slang wordt verhaald in het Boek Numeri (21, 4-9). Boven op een heuvel is een boomstam geplant, waarop een koperen salamander en geen slang ligt, want volgens Plinius en de middeleeuwse opvatting was de salamander een zeer giftig dier. Omheen de boomstam staan Aaron en zijn zoon Eleazar, alsook Mozes die met een staf wijst naar het dier. Gans de groep, die tussen de rosten aantreedt, met mannen en vrouwen op de voorgrond kijken op naar de koperen salamander van wie genezing te verwachten is. Alleen de stervende man uiterst links zit met zijn rug naar het dier gekeerd en heeft aldus de kans op leven verloren. Zijn hoofddeksel is op de grond gevallen en in zijn hals ziet men nog de staart van de giftige salamander. Hij kan vergeleken worden met de slechte moordenaar, die evenmin opkeek naar Christus en daardoor de kans op het eeuwig leven had verkeken. De typologische betekenis van het paneel is duidelijk, wanneer we weten dat Christus zichzelf vergeleek met de koperen slang toen Hij zegde 'En zoals Mozes de slang in de woestijn heeft opgeheven zo moet de Mensenzoon opgeheven worden, opdat al wie in Hem gelooft eeuwig leven zou hebben'.
Het wonder van Mara wordt verhaald in de Exodus (15, 22-24). In de wolken verschijnt Jahweh met een tiara op het hoofd en een wereldbol in de hand. Hij wijst de balk aan, die Mozes in het water van Mara dompelt om het zoet te maken. Overal zien we verrukkelijke tafereeltjes van mannen, vrouwen en kinderen die het zoete water drinken. Ook hier is de typologische betekenis van de gehele voorstelling duidelijk: zoals de balk het bittere water van Mara heeft zoet gemaakt, zo heeft de kruisbalk de bitterheid van de erfzonde weggenomen en de zoetheid van het genadeleven verleend.