Van perspectief, weergave van schaduwen of karaktertrekken van de voorgestelde personages, van verfijning in de uitwerking kan moeilijk sprake zijn. Blokboeken zijn eerder spontaan, vlug begrijpbaar en vooral moraliserend bedoeld. Heel wat exemplaren zijn in de tijd zelf, of later met de hand opgekleurd. Volledige vlakken werden verlevendigd met meestal vrij felle kleuren, zonder dat geprobeerd werd schaduwen te suggereren of de kleuren van bijvoorbeeld de kledij van de voorgestelde personages realistisch te imiteren.
Als voornaamste blokboeken werden overgeleverd: 'Speculum humanae salvationis' (De spiegel der menselijke behoudenis), 'Biblia pauperum' (De armenbijbel), het 'Ars moriendi' (De kunst van het sterven) en het 'Spirituale pomerium' (De geestelijke boomgaard).
Rond 1450 kondigt zich een nieuwe techniek aan, ontwikkeld uit de kunst van de goudsmeden: de gravure. De ets, een techniek naar een procédé van wapensmeden, wordt pas in het begin van de 16e eeuw toegepast. Beide technieken worden verder nog in een apart hoofdstukje toegelicht. De ontwikkeling van de gravure, in hout of koper, betekende de grote stap voorwaarts voor de prent.
Doel van de prentkunst was leren en vermaken. Zo verschenen, als merkwaardige samenloop van omstandigheden, zowel religieuze prenten, uitingen van godsvrucht, als speelkaarten, uitingen van speelzucht, omstreeks dezelfde tijd naast elkaar als oudste producten van de druknijverheid. Hoewel minder relevant voor de beginperiode moet er verder een onderscheid gemaakt worden tussen de kunstprent en de volksprent. De naam volksprent wijst eigenlijk niet op het artistieke gehalte, maar op de bestemming van de prent: het volk, dit in tegenstelling met de kunstprent die voor de burgerij bestemd was. Net als de kunstprent gaat de volksprent van een uiterste eenvoud van uitdrukking tot een geraffineerde vaardigheid, getuigend van een perfect meesterschap van het vak. De volksprenten waren trouwens voor een groot deel de voortzetting van de artistieke tradities uit de middeleeuwen en de renaissance.
Op het einde van de 15e en in de 16e eeuw plukten ook de Nederlanden de vruchten van de renaissance. Van onschatbare invloed was de graveerkunst van de Duitse kunstenaar Albrecht Dürer (Nürnberg 1471-1528). Bij de Dürerprenten treft de gevulde compositie en de sprankelende vitaliteit, de zuivere lijnwerking en de passende arceringen. Dürer vormt onmiskenbaar de overgang van laat-gotiek naar renaissance.