Al de dag na de slag bij Waterloo, op 18 juni 1815, kwamen de toeristen. Tweehonderd jaar later heeft de veldslag, het politieke einde van Napoleon, weinig aan populariteit ingeboet. Wie aan de vele publicaties over het onderwerp niet genoeg heeft, kan altijd ter plaatse gaan kijken. Toch genieten de Waterloo-musea in eigen land weinig bekendheid.

Het Musée Wellington is gevestigd in het poststation waar de ‘IJzeren Hertog’ zijn hoofdkwartier had. Jaarlijks komen er tussen de vijftien- en de vijfentwintigduizend bezoekers, waarvan tachtig procent uit het buitenland. Aan elk van de zeven staten die meevochten, is een zaal gewijd. Er zijn gravures, documenten en interactieve kaarten, maar vooral liefhebbers van historische uniformen en wapens zullen hun gading vinden. Het hoogtepunt is la Suffisante, een Frans kanon dat op het slagveld werd buitgemaakt. Ook de prothese van de Britse cavalerieaanvoerder Lord Uxbridge, die zijn been moest laten amputeren nadat het geraakt werd door een kanonskogel, kan bezichtigd worden. Voor de bicentenaire organiseert het museum de vergelijkende tentoonstelling Napoléon-Wellington: Destins croisés, met persoonlijke voorwerpen van de twee protagonisten, zoals de verrekijker van de hertog en één van de de beroemde steken van de keizer.

Napoleon

De meeste attracties bevinden zich in Eigenbrakel, waar het grootste deel van de slag gevochten werd. Het Wassenbeeldenmuseum en het Bezoekerscentrum werden kortgeleden gesloten, maar in plaats kwam de ondergrondse Mémorial 1815, die in mei opende. Net als vele andere historische sites trekt de Mémorial de kaart van de beleving. De echte oorlogsgruwel blijft de bezoekers bespaard; wel kunnen ze de slag meemaken via een 3D-film op een panoramisch scherm van honderdtachtig graden en een vloer die trilt bij de kanonschoten. Regisseur van dienst is Gérard Corbiau (Le Maître de musique en Farinelli), die enige ervaring heeft met historische drama’s. De Mémorial herbergt een klassieke expositieruimte en een didactisch project dat de slag in de ruimere geschiedenis van de Franse Revolutie plaatst.

Via een tunnel komt de bezoeker uit bij dat andere bekende panorama: een rotonde met binnenin het indrukwekkende schilderij dat Louis Dumoulin in 1911 van de slag maakte – veertien aaneengenaaide doeken, samen maar liefst twaalf op honderdtien meter. Wat verderop leidt een stevige klim naar de Leeuw van Waterloo, aangelegd in opdracht van koning Willem I. Sinds de inhuldiging in 1826 is het monument de voornaamste attractie in de omgeving. Het mag jaarlijks tussen de tweehonderd- en driehonderdduizend bezoekers verwelkomen. De heuvel kijkt uit op het slagveld, dat met een gids bezocht kan worden.

Waterloo

De meeste attracties bevinden zich in Eigenbrakel, waar het grootste deel van de slag gevochten werd. Het Wassenbeeldenmuseum en het Bezoekerscentrum werden kortgeleden gesloten, maar in plaats kwam de ondergrondse Mémorial 1815, die in mei opende. Net als vele andere historische sites trekt de Mémorial de kaart van de beleving. De echte oorlogsgruwel blijft de bezoekers bespaard; wel kunnen ze de slag meemaken via een 3D-film op een panoramisch scherm van honderdtachtig graden en een vloer die trilt bij de kanonschoten. Regisseur van dienst is Gérard Corbiau (Le Maître de musique en Farinelli), die enige ervaring heeft met historische drama’s. De Mémorial herbergt een klassieke expositieruimte en een didactisch project dat de slag in de ruimere geschiedenis van de Franse Revolutie plaatst.

Via een tunnel komt de bezoeker uit bij dat andere bekende panorama: een rotonde met binnenin het indrukwekkende schilderij dat Louis Dumoulin in 1911 van de slag maakte – veertien aaneengenaaide doeken, samen maar liefst twaalf op honderdtien meter. Wat verderop leidt een stevige klim naar de Leeuw van Waterloo, aangelegd in opdracht van koning Willem I. Sinds de inhuldiging in 1826 is het monument de voornaamste attractie in de omgeving. Het mag jaarlijks tussen de tweehonderd- en driehonderdduizend bezoekers verwelkomen. De heuvel kijkt uit op het slagveld, dat met een gids bezocht kan worden.

Dumoulin panorama

Wie bereid is het uitgestrekte slagveld over te steken, kan de Ferme du Caillou in Genepiën aandoen. Hier had Napoleon zijn hoofdkwartier. Onderweg zijn er nog enkele monumenten en historische boerderijen te zien. Voor de gelegenheid werd een boerderij gerenoveerd, in de hoop het aantal bezoekers - jaarlijks gemiddeld tienduizend - op te krikken. Oude meubels, wapens en documenten moeten de sfeer van 1815 oproepen. In de tuin bevinden zich een standbeeld van de keizer en een ossuarium waar de menselijke resten die af en toe nog gevonden worden een laatste rustplaats krijgen.

Ligny

Centre général Gérard

De slag bij Ligny is vooral bij liefhebbers van militaire geschiedenis gekend. Twee dagen voor Waterloo behaalde Napoleon er zijn laatste overwinning. De verslagen Pruisen onder Blücher kwamen de slag snel te boven,  en hun tussenkomst in Waterloo bezegelde het lot van het Franse Empire.

De slagen bij Ligny en bij Quatre-Bras, waar het Franse leger op 16 juni 1815 de geallieerden een hevige klap gaf, worden herdacht in het Centre général Gérard in Ligny. Het museum is gevestigd in een oude boerderij die dienst deed als veldhospitaal. De naam is een eerbetoon aan de Franse generaal Étienne Maurice Gérard, die een voorname rol speelde in de deze veldslag en in de Tiendaagse Veldtocht in 1831. Het trekt jaarlijks tussen de acht- en tienduizend bezoekers. Films, kaarten, beelden en maquettes doen het verloop van de veldslag uit de doeken. Bezoekers worden geconfronteerd met wapens en andere voorwerpen uit de periode - zoals de sabel van Gérard -, maar ook met originele documenten die getuigen van de oorlogsschade. Naar aanleiding van de herdenking is ook de reconstructie van een legerkamp aanwezig.