Het Rubenshuis brengt zowat negentig werken samen die voor de eerste keer uit buitenlandse verzamelingen eindelijk - zij het tijdelijk - terug naar huis keren.

A. Van Dyck, Portret van Isabella Brant, 1621, Rubenshuis

A. Van Dyck, Portret van Isabella Brant, 1621

Om het jaar 2004 te markeren brengt het Paleis voor Schone Kunsten in Rijsel hulde aan Pieter Paul Rubens. Rubens, 'uomo universale', genie van de Westerse schilder­kunst brengt Rijsel in de schijnwerpers van het culturele landschap. Maar de titel 'stad van Rubens' komt rechtmatig toe aan Antwerpen. Hier heeft de schilder immers het grootste deel van zijn leven doorge­bracht.  In deze context organiseert Antwerpen -elf jaar na haar benoeming tot Culturele Hoofdstad van Europa -meerdere tentoonstellingen en presentaties. De rol die de meester van de Vlaamse Barok speelde als schilder en diplomaat, graficus, ontwerper, leermeester en inspirator maakt dat Antwerpen nog steeds baadt in het licht van zijn genie. Het Antwerpse luik opent echter in de eigen woning aan de Wapper met een tentoonstelling die ons Rubens leert kennen als verwoed verzamelaar.

Reeds vanaf de 16de eeuw legden meerdere humanisten, kunstenaars en vooraan­staande staatslieden uit onze gewesten verzamelingen van antieke oudheden en eigentijdse meesters aan. Goltzius somt er in 1610 alleen al voor het huidige grondge­bied België honderdveertien op, onder meer: Abraham Ortelius, Nicolaas Rockox, Lambert Lombard, Charles de Croÿ, Cornelis Van der Geest en Rubens. Deze kabinetten, opgesteld in 'Constkamers' getuigden van geletterdheid en geleerdheid in perfecte symbiose met kunstlievendheid en pracht. Rubens wist een van de omvangrijkste en fraaiste verzamelingen in Antwerpen uit te bouwen. De verscheidenheid aan genres in zijn collectie Vlaamse en Italiaanse mees­ters in de schilderkunst was haast onverge­lijkbaar en de waaier van objecten uit de antieke oudheid en de Italiaanse Renaissance adembenemend.

A. Elsheimer, De bespotting van Ceres, Rubenshuis,

A. Elsheimer, De bespotting van Ceres

Tijdens zijn jeugd verbleef Rubens acht jaar in Italië, tussen 1600 en 1608. Hij kopieerde er verschillende Renaissancewerken naast tal van antieke beelden, sarcofagen, kleine bronzen beeldjes, gesneden munten en cameeën. Rubens had een gedegen klassiek onderwijs genoten en werkte nauw samen met zijn broer Philip, erudiet en filoloog, leerling van de vermaarde Justus Lipsius.  Deze laatste werd gedreven door een grote verantwoordelijkheidszin ten opzichte van de samenleving en baseerde zijn neo-stoï­cijnse filosofie op een grondige studie van de oudheid. Zijn werk oefende een beslis­sende invloed uit op Rubens. Albert, de oudste zoon van Rubens, zal later een kenner van antieke gemmen en munten worden en als antiquarius een studie van de 'gemmae Augustea' publiceren, geïllus­treerd door Rubens zelf. Via zijn zoon verza­melde ook Rubens een belangrijke collectie antieke cameeën die later als inspiratiebron dienden voor bepaalde compositieschema's en iconografische thema's in zijn schilder­kunst.

Tijdens zijn verblijf aan de hertoglijke hoven van Mantua en Genua wordt de schilder­kunst van Rubens gevormd en geschoold door de grote Italiaanse voorbeelden. En dit naar vorm, factuur en geest.  Van Titiaan erft hij de vernieuwende creatieve gelaagdheid van betekenissen in een leesbare compo­sitie en de zin voor psychologische berede­nering van profane en mythologische voor­stellingen zoals het zelfportret van Titiaan in zijn eigen collectie getuigt. Bij Tintoretto bewondert Rubens de gedrevenheid en de dynamiek, de dramatiek van zijn schilder­kunst; bij Caravaggio de zintuiglijkheid en de doorgedreven licht-donker schakeringen en bij Veronese de rijke wisseling van kleur­schakeringen, de kracht van de speling van het licht in de verftextuur en de tactiele pracht in het afbeelden van stoffen (zijde, damast, fluweel en brokaat) en velerlei materialen (koper, zilver, goud en brons).

Triomf van Constantijn (camee), Hecate Triformis, Rubenshuis,

Links: Triomf van Constantijn (camee) © Utrecht, Geld- en Bankmuseum

Rechts: Hecate Triformis © Leiden, Rijksmuseum voor Oudheden

Het spreekt dan ook vanzelf dat deze Italiaanse meesters niet ontbraken in zijn collectie. Maar ook zijn voorgangers die de Vlaamse school bekendheid gaven zoals Quinten Metsijs, Antoniszoon Mor, en tijd­genoten zoals Jan Breughel en Adam Elsheimer of door hem gevormde leerlingen (Snyders, Van Dyck) ontbreken niet binnen de muren van zijn herenhuis aan de Wapper. Deze verzameling was een onmiddellijk beschikbare catalogus aan ideeën en motieven voor Rubens én zijn medewerkers. En ze had bovendien een economisch nut: hij kocht en verkocht.

Rubens' collectie, de concrete uiting van zijn prachtlievendheid en geletterdheid, is niet meer volledig te reconstrueren. Het was immers een verzameling in beweging. Publicaties, zoals het testament en de inboedelinventaris opgemaakt bij zijn dood in 1640 alsook zijn correspondentie met de Franse geleerde en antiquair Nicholas Fabri de Peiresc getuigen van zijn kennis van archeologiae en zijn appreciatie voor tijdge­noten en geestesgenoten in de kunst en wetenschap. Het Rubenshuis brengt zowat negentig werken tesamen die voor de eerste keer uit buitenlandse verzamelingen einde­lijk-zij het tijdelijk-terug naar huis keren.

Een mooier hulde aan deze grootmeester kunnen wij ons niet indenken. En dat de geest van Rubens als een verfrissende wind weer door de vertrekken van het Rubenshuis mag waaien... 

Download hier de pdf

Rubens als verzamelaar.pdf