Kunstzinnig mensen met goede smaak, een band met Sint-Niklaas en ook wel met flink wat geld, maakten het mogelijk dat de Wase stad vandaag kan uitpakken met haar Salons voor Schone Kunsten.

Hippolyte Boulenger (1837-1874), Reiger op de sneeuw, 1871, olieverf op  doek, 96 x 141, Schenking mevr. Mathys-Vanneste

Hippolyte Boulenger (1837-1874), Reiger op de sneeuw, 1871, olieverf op doek, 96 x 141, Schenking mevr. Mathys-Vanneste 

Stijlvolle grandeur

De grootste Grote Markt van ons land onder­gaat een metamorfose. Graafmachines zijn aan het werk, vrachtwagens rijden af en aan. Vijfhonderd meter daarvandaan, in de Stationsstraat 85, kan je in alle rust de Salons voor Schone Kunsten bezoeken.

In 1928 liet textielfabrikant Edmond Meert zijn herenhuis bouwen naar de plannen van de Antwerpse architect P. Stordiau. Tijdens de Tweede Wereldoorlog week de familie Meert uit naar Hof ter Saksen in Beveren, hun tweede verblijf, omdat de Duitsers het huis in de Stationsstraat hadden opgeëist als hoofdkwartier van de Kreiskommandatur. Na de bevrijding keerde de familie terug, tot de dood van Edmond Meert in 1961. Tussen 1962 en 1984 kreeg het pand de naam Salons Carlton, een feest- en receptieruimte ingericht door een privé-uitbater. In 1985 kocht de stad het huis aan met de bedoeling het gebouw van vijf traveeën en drie bouwlagen met zadeldak te beschermen en er een selectie van het stedelijk kunstpatrimonium in onder te brengen. De huidige benaming Salons voor Schone Kunsten dateert uit 1988, toen het stadsbestuur het huis openstelde voor het publiek als afdeling van de stedelijke musea.

In de drukke winkelstraat springt het statische herenhuis in het oog.  De stijl doet eclectisch aan, met een voorkeur voor monumentaliteit.  Achter de immense deur heerst stilte en rust.  Er is veel ruimte en licht.  Dat valt vooral op onder de grote koepels boven de immense trap en het centrale salon.  Zorgvuldige renovatie respecteerde de oorspronkelijke materialen en kleuren. Stijlvolle grandeur straalt af van de enorme kristallen lusters en marmeren schouwen.  De parketvloer kraakt zoals het hoort.

Salons voor Schone Kunsten, groot salon

Salons voor Schone Kunsten, groot salon

Joos De Momper (1564-1635), Bergachtig landschap, olieverf op hout, 54x63, Schenking L. Verstraeten

Joos De Momper (1564-1635), Bergachtig landschap, olieverf op hout, 54x63, Schenking L. Verstraeten 

Meesters aan de muren

In het eerste salon bevindt zich de kern van de stedelijke collectie.  In 1859 schonk Louis Verstraeten tachtig schilderijen aan zijn geboortestad Sint-Niklaas, met de wens het legaat te laten uitgroeien tot een heus Museum voor Schone Kunsten.  De doeken dateren uit de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw.  Het oudste werk, uit het begin van de zestiende eeuw, is een van de vier zelfportretten van de Luikse renaissanceschilder Lambert Lombard.  De andere drie bevinden zich in Luik, Kassel en Düsseldorf.

Een bijzonder interessant doek is Bergachtig Landschap van  Joos II De Momper (1564 -1635), de bekendste van een familie landschapschilders die in de zestiende en zeventiende eeuw werkzaam was.  Bergachtig Landschap is een compositie met drie niveaus: op het achterplan een blauwe berg die in de ijle lucht overloopt, het tweede niveau is een bebost heuveltje met enkele huizen rond een toren, en vooraan enkele reizigers, bedevaarders en hande­laars.  Dit deel van het schilderij is zacht en uitnodigend met de lichtblauwe en goudgele kleuren en met de okertinten. Dreiging gaat dan weer uit van het kasteel op een hoge rots, links op het doek, hoog boven een donkergroene en met bruine penseeltrekken doorstreepte rivier.

De Mompers berglandschappen sluiten aan bij de Vlaamse traditie van het kosmische landschap dat alle bekende aspecten van de wereld als een soort synthese omvat. Over Joos II De Momper schreef Klaus Ertz een grondige monografie. Hij dateert Bergachtig Landschap tussen 1595 en 1600. Ertz suggereert dat het Sint-Niklase paneel een collaboratiestuk is met Sebastiaan Vranckx: De Momper schilderde het landschap, de figuren zijn van Vranckx. Ook de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België bezitten een werk van Joos II De Momper (Bergenlandschap) en zij vermelden even­eens dat de figuren van een andere hand zijn.

Nog een blikvanger in het eerste salon is een stilleven van Willem-Claesz Heda (ca. 1593-ca. 1682), deken van de Haarlemse Sint­ Lucasgilde. Zoals in nagenoeg alle werken van Heda, draagt ook dit schilderij een morele boodschap. Elk object van dit stilleven heeft een betekenis en verwijst naar het Vanitas-thema: de oester als symbool van sensualiteit en wellust, de citroen die aan geeft dat het je zuur kan opbreken, een kristallen karaf die onderstreept dat alles vergankelijk  is... Typisch zijn de grijs-zilveren 'maankleuren' en de naakte muur achter de gedekte tafel. De stillevens van Willem-Claesz Heda vielen in de smaak, ook van Pieter Paul Rubens die twee werken van hem bezat.

Rubens zelf staat als schilder vermeld op het plaatje bij De vlucht van keizer Nero, maar het onderzoek dat het auteurschap van de grootmeester definitief bevestigt of ontkent is nog niet afgesloten. Een onkundige restauratie van het paneel ligt mee aan de oorzaak van het dispuut.  In alle geval bezit de Nero van Sint-Niklaas onmiskenbare kwaliteiten om de schilder ervan in de onmiddellijke omgeving van Rubens te zoeken.

Henri Evenepoel (1872-1899), Charles speelt tafeltje, olieverf op doek,

Henri Evenepoel (1872-1899), Charles speelt tafeltje, olieverf op doek, 81x54, Schenking mevr. Mathys­-Vanneste 

Bij de Belgische school

Het groot salon bevat een belangrijk deel van de Schenking Mathys-Vanneste. In 1958, na de dood van zijn vrouw Marthe, schonk de Gentse apotheker Jules Mathys haar kunstcollectie aan de stad Sint-Niklaas. Het gaat om 65 schilderijen, 35 stijlmeu­belen en 115 objecten van toegepaste kunst. In de werken die het museum tentoonstelt zijn alle toonaangevende stromingen uit de tweede helft van de negentiende eeuw met Belgische meesters terug te vinden.

Omstreeks 1850 breekt bij ons het realisme door. Ze manifesteert zich het eerst bij land­schapschilders die 'en plein air' gaan werken. Hippolyte Boulenger (Doornik 1837- Brussel 1874) is de belangrijkste vertegen­woordiger van het pleinairisme in België. In Het Museumboek van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen schrijft Herwig Todts:  "In tegenstelling tot de klassieke landschapschilders geloofden pleinairisten zoals Boulenger niet dat je een objectief en universeel beeld van de natuur en de wereld kan voorstellen. In tegendeel, zij vonden dat de poging om  rationeel, objectief en universeel te zijn alleen maar leidde tot een geïdealiseerde, conventionele en onwaarachtige schilderkunst.  Om waar­achtig te zijn moest de kunstenaar dus in de vrije natuur op zoek gaan naar het particu­liere en  moest hij, in onmiddellijke confron­tatie met het motief, trachten een onconven­tionele, persoonlijke kijk te geven." De Salons voor Schone Kunsten tonen die 'persoonlijke kijk' van Boulenger in Reiger op de sneeuw (1871) en Gezicht op Dinant (1870).

De natuurgetrouwe weergave van het dagelijkse leven bereikt in het oeuvre van de Antwerpse schilder Henri De Braekeleer (1840 - 1888) een hoogtepunt  Zijn intieme interieurs en pittoreske stadsgezichten zijn beladen met een sfeer van stilte en eenzaamheid.  Zijn schildertechniek evolueerde van een gedetailleerde afwerking naar een levendige schetsmatigheid.  Illustraties daarvan zijn in het grote salon te ontdekken in De stal en De molen van Kiel.

Een typisch vertegenwoordiger van de 'grijze school', op de overgang naar het impressio­nisme, is Louis Artan (Den Haag 1837 - Oostduinkerke 1890) die tijdens zijn laatste levensjaren aan de Vlaamse kust werkte. Uit die periode toont het museum drie doeken. Eveneens goed vertegenwoordigd is Joseph Stevens  (Brussel 1816-1892) die  een groot talent had en op een bijzondere manier het gedrag van honden aanvoelde.  Hij hanteerde daarbij een uitgesproken realistische stijl.

Verder biedt het grote salon werken van onder meer Félicien Rops (1833 - 1898) en Perides Pantazis (1849 - 1884). Stuk voor stuk zijn het schilders die ook in onze grote musea voor schone kunsten te bewonderen zijn. De Salons van Sint-Niklaas hebben het voordeel dat ze de werken in een huiselijke omgeving presenteren, al mis je de toetsing, zoals in de Koninklijke Musea te Brussel, van bijvoorbeeld Boulenger en Artan aan schilderijen van Camille Corot en Gustave Courbet.

Eugène Laermans (1864-1940), Het gebed der ootmoedigen, 1895, olieverf op doek,

Eugène Laermans (1864-1940), Het gebed der ootmoedigen, 1895, olieverf op doek, 182 x 133, Schenking mevr. Mathys-Vanneste 

Henri Evenepoel

Na het geslaagde overzicht van de Belgische schilderkunst in de tweede helft van de negentiende eeuw volgt een derde salon met werken van de kunstenaar die alle modernistische stromingen van het einde van die eeuw gesynthetiseerd heeft: Henri Evenepoel (Nice 1872 - Parijs 1899). Na de musea van Brussel (15 werken) en Antwerpen (12 werken) bezit Sint-Niklaas een van de mooiste Evenepoelverzame­lingen. De schilderijen zijn een deel van de Schenking Mathys-Vanneste.

In Parijs volgde Evenepoel les bij Gustave Moreau en had er Matisse als medeleerling. Hij verwerkte invloeden van Manet, Degas en Toulouse-Lautrec. Evenepoel is een van de zeldzame negentiende-eeuwse schilders die in zijn werk al gebruik maakte van foto's. Zijn taferelen uit het dagelijkse leven en zijn Parijse stadsgezichten zijn bijzonder origineel. Maar Evenepoel is ook een meester van de portretschilderkunst. De Salons voor Schone Kunsten herbergen enkele van deze pareltjes. Charles speelt tafeltje of La dinette (1897) is een ontroe­rend portret van Evenepoels zoontje: het detail van het open laarsje, de concentratie van het kind, de ivoorwitte en rose kleding tegenover de sombere achtergrond.  Even aangrijpend zijn De kleuter op het balkon (1896) en  De kinderen te Wépion (1898). Vitrines in het midden van dit salon presenteren een selectie van de tientallen tekeningen van Henri Evenepoel uit de collectie van het museum.

Sociaal-realisme en nog veel meer

Een vierde salon laat kennismaken met werk van Guillaume Vogels (Brussel 1836 - Elsene 1896), schilder van stillevens, landschappen en marines. Een opmerkelijk doek in dit gezelschap is Schilder G. Vogels in zijn atelier (1883), een portret door James Ensor.

In de traphal hangt onder meer Het gebed der ootmoedigen (1895) van Eugène Laermans (Sint-Jans-Molenbeek 1864 - Brussel 1940). In een typische stijl, die moeilijk onder te brengen is in een of andere strekking, schilderde hij de miserie van uitgebuite fabrieksarbeiders, de boer, de blinde, de zwerver. De paria (1900) is een ander werk van Laermans uit de Sint-Niklase verzameling.

En dan is er nog de eerste verdieping van de Salons voor Schone Kunsten. Hier toont het museum een keuze uit het werk van hoofdzakelijk Wase kunstenaars. Schilderijen, gouaches en aquarellen van Ernest Albert (Berchem 1900 - Antwerpen 1976) zijn verzameld in twee kamers.  In 1981 schonk de weduwe van de kunstenaar 58 werken van haar overleden echtgenoot aan de stad Sint-Niklaas.

Over heel het museum verspreid zorgen de stijlmeubelen, het porselein, de zilveren en andere siervoorwerpen uit de Schenking Mathys-Vanneste voor een huiselijke sfeer.

Download hier de pdf

Salons voor schone kunsten, Sint-Niklaas.pdf