Spelen, verhalen vertellen, eten, dansen, feesten, werken, alles wat ons tot mens maakt, zit in immaterieel erfgoed vervat. Belangrijk is dat het tradities zijn die we van vorige generaties naar de volgende doorgeven: levend erfgoed. Werkplaats immaterieel erfgoed brengt die adembenemende veelheid bijeen. En Jorijn Neyrinck (1978) staat al sinds het begin aan het roer.
 
  Jorijn Neyrinck - Levend erfgoed
 
  Jorijn Neyrinck, foto: Dieter Vanfraechem
Immaterieel erfgoed is een jong begrip. Toen het idee twintig jaar geleden werd geïntroduceerd, was dat baanbrekend. We hebben een traditie van monumenten, musea en archieven, maar erfgoed was vooral aan volkscultuur en folklore gelinkt en werd als iets stoffig gezien. Plots kwam er in de culturele familie een zusje bij met centraal de mens.
Unesco (United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization) was de voortrekker.
Jorijn Neyrinck: “Unesco is ontstaan na WO II vanuit het streven naar wereldvrede. Er was het besef dat erfgoed in conflictsituaties vaak bedreigd wordt. Alleen door samen te werken kan je de erfenis van de mensheid voor volgende generaties bewaren. Eerst werd dit idee op monumenten geprojecteerd. Daar groeiden akkoorden uit: dit bombarderen we niet. Folklore en volkscultuur werden na die oorlogsperiode echter als instrumenten van natievorming net met de oorlog geassocieerd.”
Aan het einde van de eeuw sloeg dat om.
“Met de globalisering en de komst van het internet vreesden velen dat hun cultuur en tradities onder druk zouden komen te staan. Mensen kregen er moeilijk grip op, zoals je nu met AI ziet. Daarbij speelde in de jaren negentig de vraag hoe we met migratie en culturele diversiteit in de samenleving konden omgaan. Het was zoeken naar wat identiteit precies betekent. Tegelijkertijd kwam uit het zuiden de terechte opmerking dat bijna alle beschermde erfgoed in het noorden te vinden was en met sterke focus op materiële cultuur, terwijl er voor het vluchtige erfgoed van bijvoorbeeld orale tradities en dans tot dan toe helemaal geen kader of erkenning was.”
Dat veranderde in 2003 met Unesco’s Conventie voor Immaterieel Cultureel Erfgoed.
“Plots kwam er internationale aandacht voor de bescherming van levend erfgoed, zoals vakmanschap, tradities en rituelen. De inzet van Unesco is om dit vluchtige erfgoed meer erkenning te bieden, maar vooral ook om zijn toekomst te verzekeren en door te geven aan volgende generaties. Unesco’s Conventie van 2003 schept een kader om mondiaal samen te werken, met waardering van de enorme rijkdom die vervat zit in onze culturele diversiteit en identiteiten van de mensheid. Ook als je kijkt naar actuele conflicten, zie je dat dit opnieuw meer dan nodig is.”
 
  Foto: Werkplaats immaterieel erfgoed
Wat maakt iets immaterieel erfgoed?
“Het belangrijkste is dat het vanuit mensen zelf komt die zich met een specifieke traditie of erfgoedpraktijk identificeren. Er moet continuïteit zijn, maar tegelijk moet het blijven evolueren. Als je wilt dat ambachten, dansen of rituelen binnen twintig jaar nog bestaan, moeten ze aansluiting bij vandaag vinden. Je ziet bijvoorbeeld dat heel wat erfgoedverenigingen aan het vergrijzen zijn.”
Hoe ga je daarmee om?
“Een mooi voorbeeld is een project dat we in Brugge hebben opgezet. In het begin van de jaren 2000 werd de stad als een openluchtmuseum gezien. Wie er woonde, had het gevoel dat de buurt niet meer van hem was. Ondanks de kunst en architectuur, was het voor de ambachtslieden steeds moeilijker om in de stad te kunnen blijven door gentrificatie. Dus hebben we met juwelenmakers, kalligrafen, textielbewerkers en anderen acties uitgewerkt. We organiseerden pop-upetalages, winkels, markten met hedendaagse creatieve ambachten. Design met wortels, noemden we dat. En dat werkte. Zoiets geeft me hoop. Je ziet dat zorg voor lokale traditie samenvalt met evoluties in de samenleving zoals duurzamer leven. Het gaat om geworteld zijn in een traditie en daar nieuwe energie uithalen.”
Wat betekent een beleid rond immaterieel erfgoed voor erfgoed van hier?
“We hebben in Vlaanderen een sterk middenveld en verenigings leven. Zo waren er begin jaren 2000 allerlei organisaties rond volkscultuur, stoeten, processies en ommegangen, volkssporten en -spelen, enzovoort. Dat waren de eerste die stonden te trappelen om een plaatsje op de kersverse Inventaris Vlaanderen van het Immaterieel Cultureel Erfgoed te krijgen. Van daaruit zijn we andere gemeenschappen warm gaan maken, vaak een heel traject. Het is niet zo dat iedereen binnen een traditie er altijd dezelfde visie op nahoudt. Neem bijvoorbeeld de reuzencultuur. Er zijn meer dan duizend reuzen in Vlaanderen. Bij de start van de Inventaris werd er sterk ingezet op overkoepelende borgingsplannen voor immaterieel erfgoed in heel Vlaanderen. Sinds 2019 is daar een kentering in gekomen. Vandaag wil de Inventaris ook net de veelkleurigheid van het immaterieel erfgoed vieren. En de website immaterieelerfgoed.be maak het erfgoed online nog breder zichtbaar.”
 
  Foto: Werkplaats immaterieel erfgoed
Is zo’n erkenning belangrijk?
“Vaak gaat het om symbolisch kapitaal, de trots om erkend te zijn. Maar het kan ook een hefboom voor ondersteuning zijn. Als Vlaanderen iets erkent, verwacht Unesco dat je er zorg voor draagt en je verantwoordelijkheid neemt.”
En hoe geraak je van de Vlaamse inventaris op de Unesco-lijst?
“Wij zien dat niet noodzakelijk als een volgende stap. Erkenning is mooi, maar je mag gerust net zo trots zijn op erfgoed dat niet naar Unesco doorgroeit. De weg naar een Unesco-nominatie is anders bij een monument dan bij immaterieel erfgoed. Hoe kan je zeker zijn dat een aanvraagdossier bij Unesco door de erfgoedgemeenschap zelf wordt gedragen? Om die evaluatie gedegen te doen, bekijkt Unesco maar zo’n vijftig dossiers per jaar. Als je weet dat er meer dan honderdtachtig landen zijn aangesloten en de vier Belgische regio’s beurtelings indienen, is de rekensom snel gemaakt. Je moet zorgen dat erfgoed geen competitief karakter krijgt.”
Naast de bekende Representatieve Lijst van Unesco, kan je ook op het Register van Goede Borgingspraktijken mikken.
“Je kan erfgoed op de Representatieve Lijst van Unesco zichtbaar maken, maar het gaat er vooral om hoe we samen kunnen leren om dit levend erfgoed te borgen voor volgende generaties. Daarvoor bestaat het Register van Unesco. We hebben al drie erfgoedpraktijken in Vlaanderen op dat register. Zo is er Ludo-diversiteit, een programma rond sportdiversiteit. Je ziet dat die volksspelen echt leven, bijvoorbeeld bij jeugdbewegingen. Ook onze beiaardtraditie is iets dat leeft en zichtbaar blijft.”
 
  Foto: Werkplaats immaterieel erfgoed
In 2023 werd ook de Geelse Gezinsverpleging geselecteerd door Unesco, een eeuwenoude traditie waarbij psychisch kwetsbare mensen bij inwoners worden opgevangen. Dat was opvallend, zelfs The New York Times schreef erover.
“Voor de Geelse Gezinsverpleging was er een breed draagvlak. Het sluit aan bij de zorg voor mentale gezondheid. Tegelijk was de erkenning goed om die traditie een nieuwe boost te geven. Er zit zo veel in verweven, ook de processie die erbij hoort. Het zijn vele kleine tradities die samenkomen.”
Sport en mentale gezondheid hebben mensen niet voor ogen als het over erfgoed gaat.
“Je hebt natuurlijk de processies, de reuzen en de garnaalvissers. Die spreken tot de verbeelding. Maar immaterieel erfgoed is diverser, van voedingstradities tot graffiti en skateboarden. Ook die praktijken bestaan al decennialang. En daar herkennen mensen zich ook in. Rommelmarkten zijn een mooi voorbeeld. Ik denk dat iedereen rommelmarkten wel een ‘traditie van hier’ vindt, maar weinigen linken het aan erfgoed. Ook als er geen georganiseerde erfgoedverenigingen rond bestaan, kan het erfgoed zijn dat leeft. Maar ook bijvoorbeeld technocultuur past daarin. Toen de Fuse in Brussel ging sluiten, werd geprotesteerd dat daarmee erfgoed verloren ging.”
Zo wordt erkenning een middel om te blijven bestaan.
“Dat was ook de bedoeling van Unesco. Natuurlijk is het fijn en feestelijk om iets op de lijst te hebben staan, maar vaak is het nodig om bewustzijn aan te wakkeren. Of het nu gaat om traditionelere volkscultuur of techno, je moet tonen dat mensen meetellen. Dat is zeker zo bij tradities die in de verdrukking raken. Neem frietkoten. Nu zien velen er de charme weer van in. Maar twintig jaar geleden werd er vaak op neergekeken. Die situatie zie je nu bij volkscafés. Ze vinden moeilijk aansluiting met het heden. Eigenlijk is dat een spiegel voor wat er gebeurt met tradities die uit een andere periode of een gesloten gemeenschap komen. In een geglobaliseerde wereld komt hun voortbestaan onder druk te staan.”
Dan is het mooi als je in een Gents volkscafé studenten en vaste stamgasten samen aan de toog ziet hangen.
“Het hangt altijd van mensen af. Herkennen ze wat ze delen? Je moet een klimaat scheppen waar dat kan samengaan: kom erbij, je bent welkom.”
 
 
   
   
  