Wanneer men, tijdens de Biennale van Venetië in 1964, de zaal binnenkwam waar Alik Cavaliere 14 sculpturen exposeerde, viel plots de felle juni-zon uit en waande men zich in een melancholiek herfstlandschap. Hetzelfde gevoel bekruipt de bezoeker die het hier besproken werk bekijkt. Het is een samenbundeling van hoge, pas uitgebloeide planten waarachter korte, vreemde bloemen uit de grond steken. Links liggen afgerukte stengels en het geheel schijnt losgesneden te zijn uit een verziekte open plek in een bos waar het struikgewas het gehaald heeft op de bomen. Tussen de stengels en enkele boomstammetjes liggen appelen op de grond verspreid. Het desolate van die vegetatie wordt nog verhoogd door de vaalbruine kleur van het brons met slechts hier en daar een lichtschijn, die voortkomt van een geel-koperen laspunt.

Realistisch tot in het kleinste detail roept dit beeld eigenlijk even veel problemen op als een zuiver abstract werk. De titel is ontleend aan een vers van Petrarca. Hij geeft slechts een aanduiding, niet een verklaring. Het is een zin waarbij men kan gaan mediteren. Het is dàt wat de kunstenaar in dit geval heeft gedaan. Het was een regel die hem in het gedicht bijzonder aantrok, omdat in de periode dat hij dit werk ontwierp, zijn hele œuvre in dezelfde atmosfeer stond. Een atmosfeer van melancholie, een wereld waaraan het bederf reeds knaagt. Niet de vergankelijkheid waaraan de herfst doet denken, maar veeleer het beeld van een hallucinante droom.

In zekere zin een vorm van surrealisme, niet zoals het surrealisme van Delvaux en Magritte, dat hier vroeger werd beschreven, maar een surrealisme dat een bepaald object, hier een deel uit de plantaardige wereld, uit zijn context neemt en het isoleert zodat het als een nieuw element aan ons verschijnt.

Een ironie die echter duidelijk wil maken hoe vreemd de mens geworden is in de wereld die hem omringt.

We hebben inderdaad genoeg aan deze ruime vierkante meter om zelf verder te gaan bouwen. Het geheimzinnige, het vreemde van de verstijfde planten en vruchten overweldigt de toeschouwer. Het geeft de indruk dat zij dadelijk uit hun immobiliteit zullen losbreken en opnieuw zullen gaan groeien, langs de muren, over de zoldering en zo de hele zaal vullen. Zij zullen een absolute wereld worden waarin geen plaats meer is voor de toeschouwer en ook niet voor de kunstenaar omdat de natuur zich van beiden heeft meester gemaakt.

Hoe is Cavaliere tot dit punt gekomen ?

Aanvankelijk zat er in zijn beeldhouwkunst een 'verhaal'. Een verhaal rond een personage: Gustavo B. Telkens opnieuw verscheen een kleine figuur in verschillende situaties, op verschillende ogenblikken van zijn leven. Hij doolde rond in een verlaten woning, zocht zijn weg in een labyrint en verscheen uiteindelijk in de natuur. Eerst was het slechts in een tuin waarbij het huis nog aanwezig was, maar stilaan verdween het constructieve element van het gebouw en bleef de natuur over. Maar deze natuur werd zo overweldigend in al haar vormen dat Gustavo B. tenslotte door de planten en vruchten overwoekerd werd. Hij verdween en de vegetale wereld bleef, klaar om, zoals ik hierboven schreef, nu de kunstenaar en de toeschouwer te gaan vernietigen. Gustavo B. is voor zijn auteur niet gestorven; het laatste werk waarin hij verscheen droeg de titel: 'de eventuele eeuwige slaap van Gustavo B.' waarmee een kans gelaten wordt voor later.

Alik Cavalière Nooit joeg de wind groene bladeren op

Alik Cavalière, Nooit joeg de wind groene bladeren op, Beeldhouwwerk-brons-hoogte 220 cm-breedte 196 x 132 cm, getekend en  gedateerd : 1963-64, Openluchtmuseum voor beeldhouwkunst - Middelheim, Antwerpen 

Volgens de beeldhouwer zelf is dit personage van vroeger een symbool van de huidige mens. Klein, nietig in de wereld die hem omringt. Vaak zit hij in een doolhof van wetten en bepalingen die hem beletten vrij te leven. Hij zoekt zijn heil in de natuur. De natuur die hem vreemd geworden is omdat hij een stadsmens werd. In de natuur voelt hij zich klein en onbeduidend omdat hij verleerd heeft rekening te houden met de wetten en regels die er gelden. Zodat hij op het einde zijn eventuele eeuwige slaap ingaat, tot op het ogenblik dat hij genoeg wijsheid zal gekoppeld hebben aan realiteitszin en evenwichtsgevoel, om wederom zijn plaats in te nemen én in de stad, én in de natuur. De ironie waarvan Cavaliere blijk geeft vindt men terug in zijn later en ook in dit werk. De vruchten die op de grond liggen hebben niets te maken met de bloemen en stengels die errond staan. Hij schept een natuurbeeld dat zijn vinding is : hij schuift elementen door elkaar, vruchten en planten, bloemen en bomen, die vaak niets met elkaar gemeen hebben. Soms worden de vruchten groter dan de planten en in het recente werk verschijnen de appelen en ook de bloemen op een gepolijst vlak dat dienst doet als spiegel en waardoor de uitgebeelde vrucht of bloem een nieuwe dimensie krijgt, ongrijpbaar ditmaal. Een ironie die echter duidelijk wil maken hoe vreemd de mens geworden is in de wereld die hem omringt. Op dat stuk past het werk van Cavaliere volledig in de legpuzzel der hedendaagse kunst. Zoals ook de protagonisten van de Pop-Art de mens geplaatst hebben voor de werkelijke onwerkelijkheid van het hedendaagse urbane leven, zoals enkele 'Nieuwe realisten' ons gewezen hebben op de nieuwe poëzie van neonverlichting, afgerukte affiches en andere elementen waaraan wij, door onwennigheid of onbedachtzaamheid voorbijgaan, zoals langs een andere weg Francis Bacon ons dwingt na te denken over de eenzaamheid van de mens in het milieu van deze tijd.

Cavaliere echter doet het met de middelen van de beeldhouwer die werkt in de geest van de Italiaanse nieuwe traditie. Zijn techniek is die van het verloren was. Iedere vrucht, iedere tak, iedere plant, ieder blad wordt geboetseerd in was. Zo wordt de hele compositie samengesteld. Dan worden er matrijzen gemaakt waarin het brons zal gegoten worden. Het was smelt en het brons neemt de plaats van het was in. Uiteraard is dat een tijdrovende en uitermate delicate onderneming. Zeker wanneer het gaat om een gecompliceerd en soms ragfijn uitgesponnen werk zoals dit. Maar het is juist die oude techniek en het gebruik van het traditionele brons dat Cavaliere wil om zijn realistische irrealiteit op te bouwen en ze meer kracht te geven. Door het stiliseren, het vereenvoudigen van de vormen en het schematiseren van de omgeving zou nooit dezelfde kracht bereikt worden. Daarbij komt dat precies de gebruikte materialen ook tastbaar zo verschillen van het originele object dat er een nieuwe anti-relatie bij de toeschouwer ontstaat. Wie gewoon is ook met de handen en de vingers een bloem of een plant te bekijken, dus te betasten, moet spoedig bij Cavaliere ervaren dat de mens nog verder buiten de natuur geplaatst wordt door de weerbarstigheid van het brons. Daardoor verhoogt de spanning die de kunstenaar reeds door zijn symboliek wilde bereiken.

Zoals daarnet reeds gezegd wortelt deze techniek in de geest van de Italiaanse beeldhouwkunst. Sedert 1956 is Cavaliere assistent, aan de Brera Academie te Milaan, van die belangrijke Italiaanse beeldhouwer: Marino Marini. Door zijn opleiding en door het voorbeeld van zijn meester ontwikkelde hij een hoge technische begaafdheid die het hem mogelijk maakte precies deze moeilijke vorm te kiezen om zijn ideeën in plastische waarden om te zetten. Daardoor vormt hij een logische schakel met zijn illustere voorgangers als Marini, Manzu, Greco, die op hun beurt geleid waren door Arturo Martini, één der kunstenaars die de Italiaanse beeldhouwkunst opnieuw revitaliseerden. In het Middelheim museum kan men het werk van die kunstenaars aantreffen en zien hoe Cavaliere in de materie de geschiedenis volgt, maar daarbij in een schijnbaar eenvoudige naturalistische groep van planten en vruchten de geest van onze tijd brengt. De mens die zich omgeven weet door elementen die hem hoe langer hoe vreemder voorkomen en waarin hij zich steeds eenzamer en eenzamer gaat voelen. Hij is op weg om, zoals Gustavo B. een eventuele eeuwige slaap in te gaan.

Die boodschap wordt echter gebracht op een poëtische, haast delicate wijze waarbij naast de afgevallen vruchten en de uitgebloeide bloemen toch ergens in de compositie, vaak verscholen in het bronzen struikgewas, een nieuwe, frisse bloem openbloeit die het pessimistische accent mildert en een bijzondere klank geeft aan het 'eventuele' van de eeuwige slaap.

Download hier de pdf

Alik Cavalière - Nooit joeg de wind groene bladeren op