Kunst aan de Orde. Virginie Devillez,

Kunst aan de Orde, Virginie Devillez

Kunst aan de Orde is een bevreemdende titel. Je kan er alle kanten mee uit, maar toch blijft hij ondoorgrondelijk. Zeker als je de heel expliciete ondertitel leest Kunst en Politiek in België 1918-1945. Als je het boek gelezen hebt blijft het vraagteken. Wat wil Kunst aan de Orde zeggen? De oorspronke­lijke titel van het werk brengt uitsluitsel: Retour à l'Ordre. En dat doet wel een belletje rinkelen. De kreet om de kunst terug tot de orde te roepen, braafjes in het gareel van een totalitair aandoend neoclassicisme, was wijdverspreid tijdens het Interbellum, om maar te zwijgen over de periode die daar dadelijk op volgde. Een ongemeen boeiend gegeven dus, dat door Virginie Devillez opengetrokken is tot een overzicht van de kunstpolitiek en het kunstleven in die periode. 

Het is niet meteen een opbeurend verhaal, waarin de grote namen uit de kunst van die tijd vooral als underdog voorkomen en een aantal kunstenaars en cultuurbonzen van de tweede of derde garnituur voor het voetlicht verschijnen. Het verhaal schetst de soms bitsige, maar meestal heimelijk uitge­vochten strijd tussen traditionalisten en progressieve kunstenaars, de manier waarop hoog geplaatste ambtenaren met haast dictatoriale macht hun eigen vooral traditionele smaak doordrukten. Door hun toedoen werd van de levende kunst in ons land een vertekend beeld opgehangen waarin elke vooruitstrevende poging geweerd werd. Er waren dieptepunten, zoals de wereldtentoonstelling van 1935 waar kunstenaars van de derde leeftijd en ver daarboven de lakens uitdeelden, maar ook schitterende prestaties zoals het Belgisch paviljoen op de wereldtentoonstelling van Parijs in 1937, waar de beleidslijn van Henry Vandevelde het even haalde. Er waren goede en stompzinnige bestuurders (namen noemen? Leo van Puyvelde, Paul Lam botte, Lucien Christophe, Edmond Glesener, Jozef Muis, Hyppolite Fierens-Gevaert, enz. Wie waren de goeie, wie de slechteriken? Zie het boek!), veel onverschillige ministers en enkele zeer dun gezaaide verlichte politici. Er was vooral een beleid dat belemmerd was door de uiterst labiele aard van het politiek bedrijf in die dagen (tussen 1918 en 1927 tien regeringen en nadien ging het niet veel beter), door de crisis en de zwakke frank. 

Virginie Devillez heeft er goed aan gedaan haar studie niet te beperken tot de periode van het Interbellum en het taboe van het kunstleven tijdens de Tweede Wereldoorlog te doorbreken. De auteur is in 1973 geboren en wordt daardoor gelukkig niet meer door de naoorlogse polarisatie tussen slacht­offers van de nazi's en slachtoffers van de repressie verblind. Haar betoog wint erdoor aan helderheid en objectiviteit. Maurice Dewilde had het ons reeds gezegd: dat er in de oorlog zwart en wit geweest was, "maar vooral veel grijs". Blijkt namelijk dat het parool van het 'Retour à l'Ordre' naadloos overgenomen werd in het kunstgebeuren van de bezettingstijd. 

Vervelende kwesties worden niet uit de weg gegaan, zoals de bejubelde aankoop voor een zacht prijsje van 'Entartete Kunst' door het museum van Luik in 1939, maar ook blunders van vóór de oorlog, zoals het afwijzen van aankopen van Modigliani of Chagall. Van tijdens de oorlog zijn er droe­vige verhalen van plat opportunisme, van ideologische verblinding, maar ook van engagement en vervolging, van politiek van het minste kwaad en zelfs van kranig bestuur en de daaruit voortvloeiende ondankbaarheid. 

Is dit boek dus een aanrader? Voor wie kunst en cultuur in zijn ruimere context wil vatten vast en zeker.  Op de zakelijke stijl van Virginie Devillez valt niets aan te merken, noch op haar talrijke voetnoten die zeker het lezen waard zijn  (voorbeeld: een stemming in verband met de afgewezen aankoop van een werk van Prosper de Troyer; heel amusant te zien wie tegen is en wie voor en je kan zó raden waarom!). Maar een zekere stroefheid zit in dit soort geschriften gebakken. Om het voor een groot publiek genietbaar te maken, had de tekst misschien nog meer van zijn acade­mische hebbelijkheidjes moeten ontdaan worden, zoals de vaste gewoonte bij begin en einde van elk hoofdstuk aan te kondigen wat gebracht zal worden, waardoor je netjes de opdeling in paragrafen kan volgen, of de uitvoerige besluiten die nog eens na elk hoofdstuk de gehele problematiek en de summiere ontwikkeling ervan samenvatten. Toegegeven, dat zijn handige dingen voor wie diagonaal door het werk spoort, maar de andere lezer ervaart het telkens weer als een remmende factor. Waarom kunnen Angelsaksische non-fictionauteurs zo goed elk hoofdstuk met een cliffhanger van formaat afsluiten? Het lukt ons niet. Herschrijven dan maar? Maar dat is net de valstrik van het genre. De auteur is als het ware de gijzelaar van zijn eigen onderwerp. Het is haast uitgesloten als je zo dicht op je materiaal zit om delen ervan overboord te gooien en ze onterecht als schijnbaar bijkomstig te behandelen. Een dilemma dat slechts op de meest radicale wijze kan opge­lost worden: een totaal nieuw geschrift, maar dan kun je als uitgever niet meer kort op de bal spelen. 

Toch spijtig van die storende zetfoutjes en andere kleinere onvolmaaktheden. Het moest vlug gaan zeker? Maar we nemen het boek zoals het is: als een uiterst kostbaar en verzorgd naslagwerk. De lectuur ervan vraagt enige inspanning, maar de verwach­tingen worden niet beschaamd. Wie het boek uitleest weet inderdaad wat er met de kunst aan de hand was tussen 1918 en 1945. Of zij toen aan de orde was zoals de titel misschien een beetje misleidend doet uitschijnen, laten wij in het midden. Op de kaft prijkt een mooi werk van Jan Cox, De onderduikers op de Van Oyckkaai uit 1942 en, naar mijn gevoel, mag dat uitdrukkelijk vermeld worden. 

Virginie Devillez

Kunst aan de Orde. Kunst en Politiek in België 1918-1945

Brussel/ Gent, Dexia / Snoeck, 2003 

Het Museum boek. Van Eyck tot Alechinski. De 'top 120' van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen 

Het Museumboek

Het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen (KMSKA) hoeft geen speciale aanleiding om uit te pakken met Het Museum boek. Van Eyck tot Alechinsky. De vaststelling dat deze ontmoetingsplaats voor kunstliefhebbers 7.000 werken, waarvan 3.300 schilderijen, 400 sculpturen, 3.600 tekeningen en prenten, bevat die een periode van zeven eeuwen overspannen, is al voldoende reden om deze publicatie te verantwoorden. 

Het Museum boek neemt je mee op een wandeling langs de hoogtepunten van de permanente collecties. Het belicht 120 topwerken in een chronologische volgorde. Brueghel, De Braekeleer, Ensor, Fouquet, Jordaens, Magritte, Memling, Permeke, Rubens, Van de Woestyne, Van Eyck, Van der Weyden, Wouters en vele anderen komen er uiteraard in voor. Elk werk- zowel schilde­rijen als beelden en tekeningen - staat op groot formaat afgebeeld. De onderwerpen wisselen elkaar af: portretten, stillevens en landschappen, en ook religieuze, mythologi­sche, en genretaferelen. De auteurs - de medewerkers van het museum zelf - voor­zien de afbeeldingen van korte notities. 
De geïllustreerde inleiding schetst de inte­ressante geschiedenis van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten en het gebouw waarin het huist. 

Het museum boek is meer dan alleen een aantrekkelijk boek over de verza­meling van het museum. Het schrijft meteen ook kunstgeschiedenis en getuigt van de waardevolle plaats die het KMS KA op de Europese museum­markt met recht en rede inneemt. 

Het Museumboek 

Uitgeverij Snoeck i.s.m. KMSKA, 2003 Hardcover, 256 pagina's, 240 x 300 mm, 140 kleuren illustraties 

Download hier de pdf

2003-03 Voor U gelezen.pdf