Vóór de invoering van de boekdrukkunst spendeerden kopiisten maanden tot jaren aan het minutieus overpennen van handschriften. Daarna wijdde de miniaturist zich met evenveel zorg aan het verluchten van de teksten. Dit monnikenwerk maakte handgeschreven boeken tot een luxe die slechts voor weinigen was weggelegd. Tot op vandaag blijven de meeste manuscripten, veilig opgeborgen in de kluizen van religieuze instellingen en erfgoedbibliotheken, verborgen voor het grote publiek. Maar steeds vaker wordt die kluisdeur met behulp van moderne technieken op een kier gezet.
Middeleeuwse manuscripten zijn vaak pareltjes van miniatuurkunst. Een schitterend voorbeeld hiervan is de tot voor kort weinig gekende Bijbel van Anjou. Die bevat twee sublieme volbladminiaturen, meer dan 160 kleinere miniaturen en fantasierijke randversieringen vol Bijbelse en politieke symboliek. Dit pronkhandschrift van uitzonderlijke historische en kunsthistorische waarde kwam in de waanzinnige veertiende eeuw tot stand aan het Koninklijk Hof van Napels. Na enkele omzwervingen in koninklijke kringen, belandde het boek in 1509 op Brabantse bodem. Gedurende 500 jaar raakte het unieke handschrift in de vergetelheid tot deze Bijbel in 2008 door de Vlaamse Gemeenschap als topstuk werd erkend.