In het Stedelijk Museum Stellingwerff-Waerdenhof te Hasselt staan sinds vorig jaar, aan weerszijden van een traphal, twee metershoge glazen kijkkasten opgesteld. Ze vertellen een verhaal over de tijd die verglijdt, over vergetelheid, en vergankelijkheid.
Piet Stockmans. Vol van leegte
Wie de trap oploopt ziet in de rechtse kast restanten van het industriële serviesgoed dat Piet Stockmans de laatste dertig jaar voor bedrijven als de Koninklijke Mosa te Maastricht ontwierp, en waarmee half Nederland haast dagelijks aan tafel zit.
Stockmans stortte de porseleinen kopjes, borden, en schalen met groot geweld van bovenuit in de smalle kast en op enkele uitzonderingen na bleven alleen bovenin nog wat borden heel. De rest ligt aan scherven. In de linkerkast deed hij hetzelfde met de porseleinen kunstwerken die hij reeds decennialang ambachtelijk produceert, maar dan wel één per één. Ook daar gaat het vaak om kopjes en borden maar ze zijn brozer, fragieler, onregelmatiger en fijner. Men kan er duidelijk de hand van de maker in herkennen. De kasten kregen een naam: leder zijn geschiedenis. "Ze moeten illustreren wat na verloop van tijd van een leven nog overblijft", zegt Stockmans: "scherven". En het wonderlijke is dat de twee kasten, hoewel de inhoud heel anders oogt, toch het leven van één en dezelfde man vertellen.
Van bij het begin bleek hij moeilijk te catalogeren. Want wie haalde het nu in zijn hoofd om met porselein iets te willen maken. "Men zei me: daar kunt ge niets fatsoenlijks mee maken, dat materiaal is veel te beladen. Bij porselein denkt men immers aan Chinese figuurtjes, wilde versieringen, bonbonnières, en Limoges". Al even ongebruikelijk was bovendien het feit dat hij van bij het begin zowel industriële gebruiksobjecten als ambachtelijke kunst ging maken en dat beide genres zich meer en meer gingen vermengen. Was hij nu kunstenaar of designer? Die opdelingen, hij heeft er nog altijd lak aan. In 1967 ging bij Royal Mosa de koffiekop Sonja in productie. Zoals al het serviesgoed dat Stockmans later ontwierp, was het vooral op functionaliteit afgestemd: de hanteerbaarheid, en de mogelijkheid tot stapelen. Dertig jaar later is Sonja nog steeds een succes en de kaap van vijftig miljoen exemplaren werd jaren terug overschreden .. Dat echter weinigen ze echt als een Stockmans kunnen aanwijzen, heeft met hun vonmgeving te maken, en de principes die Stockmans daarbij hanteert. Hij laat zijn objecten in de eerste plaats stilte en soberheid uitstralen, en ze krijgen geen prul, frul, of krul teveel. Ze zijn als de volmaakte butler, alomtegenwoordig en toch onzichtbaar.
Dat laatste kan niet bepaald gezegd worden van de installaties die Stockmans met zijn ambachtelijk gemaakt porselein creëert. De ene keer hing hij vijfduizend porseleinen reepjes aan een muur naast elkaar. Een andere keer - op de Biënnale van Sao Paula - vulde hij de vloer van een tentoonstellingszaal met tienduizend kleine bekers. En nog een andere keer vulde hij een vloer met porseleinen vormen, die op het eerste zicht op verfvlekken leken.
Maar ondanks de verschillen tussen de objecten die door Piet-Stockmans-de-designer en Piet-Stockmans-de-kunstenaar worden gemaakt, blijven er ook grote gelijkenissen. Er is bijvoorbeeld de heerschappij van het wit dat hoogstens met een zacht en weemoedig blauw wordt afgewisseld. Ook in zijn monumentale installaties leek en lijkt Piet Stockmans alleen maar op maximalistische wijze de kracht van het minimalisme te willen propageren.
"Misschien," zegt Piet Stockmans, "is dat hele oeuvre dat alsmaar die sereniteit lijkt te propageren, gewoon maar een alter ego". Want van nature uit is hij enorm nerveus. Er is die niet aflatende drang om te blijven werken. Om tienduizend potjes één na één af te werken en in een installatie samen te brengen. Een vol jaar werkt hij aan zo'n kunstwerk. "Het heeft allicht met mijn moeder te maken en haar Nederlandse afkomst. Het plichtbesef dat door het Calvinisme waart. Het moeten werken om te mogen eten. Maar anderzijds brengt dat ritme en ritueel van alsmaar hetzelfde te maken je ook in een bepaalde meditatieve stemming. Je wordt als de boer die de hele dag door zijn akker ploegt. Je geest raakt niet afgestompt, wel integendeel. Doordat je niet meer hoeft te denken bij wat je doet, komt er ruimte en energie vrij voor andere onderwerpen".
Hij vertelt zijn verhaal over eenvoud graag in veelvoud. In rekenkundige reeksen. Als een componist. Ik zeg dat het Calvinisme die obsessie voor het witte zou kunnen verklaren. Wij katholieken hadden die uitzinnig kleurige kathedralen, terwijl de Nederlanders ze helemaal in het wit bleven verven, sober en streng. Ik breng ook de Tjano-joe ter sprake, het verfijnde theeritueel dat centraal stond in de Japanse levensstijl van weleer, en een geloof in Zen dat een leven in leegte nastreeft, onbezwaard door passies en andere trivialia.
Of dat de drang van Stockmans om met serviesgoed te werken kan verklaren, en het feit dat veel van zijn serviezen wel door een Japanner lijken gemaakt? "U zegt maar," antwoordt Stockmans, "Ik heb over die dingen wel gelezen. Maar om daarom van een leidraad te spreken ... Het is eerder de intuïtie die mij tot dit werk heeft gebracht".
Zijn ambachtelijke producten omschrijft hij als organisch. Zijn kalligrafie is als gras. Zijn met potjes bezaaide vloeren wil hij graag met stranden vergelijken. Al zijn werk ademt een beetje de sfeer van die porseleinen lintjes die hij in een metrostation in vier rijen van telkens vijfentwintig meter liet opwaaien. Ze moeten vooral het onzichtbare zichtbaar maken. Maar Stockmans zelf wil in dit soort bespiegelingen niet te ver gaan. "Soms", zegt hij, "worden de veranderingen in mijn werk door heel banale dingen bepaald". Zijn gebruik van blauw heeft gewoon te maken met het feit dat het de enige kleur is die hij op een bepaalde temperatuur zuiver kan bakken. Aan erkenning wil het hem vooral in Nederland niet ontbreken. Hij kon er tot in het Stedelijk Museum van Amsterdam exposeren. In Vlaanderen kreeg hij in 1988 de Staatsprijs voor Beeldende Kunsten en vorig jaar verwierf hij de titel van Cultureel Ambassadeur van Vlaanderen. Voor de Verlotingsactie 1997 van Openbaar Kunstbezit in Vlaanderen creëerde hij een set van acht vazen.
Zoals steeds zijn ze het gevolg van de meest eenvoudige, haast kinderlijke handelingen: vouwen, breken, scheuren, rollen, en vullen. Wie goed luistert moet in die papierdunne hulzen een stilte horen tintelen. Een sensuele stilte. Want de tijd dat hij zijn vazen in kistjes - "doodskisten", zegt hij - ten grave legde is weer even weg.