Op het ogenblik dat zich elders in Europa een geleidelijke omwenteling en vernieuwing in de beeldhouwkunst aftekende, nl. rond de eeuwwisseling, was deze kunstvorm in Engeland nog sluimerend. In dit land waar gedurende de laatste eeuwen een beeldhouwkundige traditie praktisch onbestaande was, is sinds 1930 Henry Moore op de voorgrond getreden, die door de genialiteit en de stootkracht van zijn oeuvre tot de grootste onder de levende kunstenaars behoort.
Veel kan worden aangevoerd bij de beschouwing van zijn beelden, - en de kunstenaar zelf zou de laatste zijn om de invloeden te ontkennen die aan zijn vorming en visie ten grondslag liggen, - : de grootse woestheid van de mijnwerkersstreek van Yorkshire waar de kunstenaar zijn jeugd doorbracht, de expressiviteit van de archaïsche en primitieve kunstwerken die hij bestudeerde in de Britse musea en tijdens talrijke studiereizen, de beeldhouwkunst van de cubisten, de schilderkunst van de Italiaanse primitieven en de mediterrane traditie die doorleeft in werken van hedendaagse Italiaanse kunstenaars, kortom een vergaande artistieke en menselijke weetgierigheid, gekoppeld aan een feilloos gevoel voor vorm en verhoudingen. Moore zelf wijst op zijn belangstelling voor de voorwerpen in de natuur, waar een rijkdom aan levende vormen te vinden is.
Hem boeit de inspirerende kracht van de menselijke gestalte, van schelpen, beenderen, planten, keien en bomen, niet om ze na te bootsen, maar om een inzicht te verwerven in de organische wetten van vorm, en ritme. In zijn werk wenst hij uitdrukking te geven aan een idee, niet naar de natuur, maar zoals de natuur.
Op overtuigende wijze treft men deze combinatie van archaïsche en vitale elementen, zo typisch voor de kunst van Henry Moore, aan in de bronzen groep 'Koning en Koningin'.
Thematisch bekeken komt slechts eenmaal een koningspaar voor in het oeuvre van de kunstenaar. Van de vijf exemplaren die in het totaal van het werk gegoten werden, kwam er één enkel in een verzameling van het Europese continent terecht, - in het Middelheimpark te Antwerpen. De opstelling in een natuurlijk kader van bomen, groen en openlucht beantwoordt aan de bedoeling van Moore : beelden hebben behoefte aan daglicht en zon. In de natuur laten zij zich beter gelden dan in het beste architecturaal decor.