De belangstelling voor de kunstenaars uit de vijftiende en de zestiende eeuw groeide in de negentiende eeuw gestaag.

Tegen het einde van die eeuw begonnen Europese grootsteden hun belangrijkste kunstenaar te vieren. In Amsterdam kreeg Rembrandt in 1898 zijn eerste grote overzichtstentoonstelling. Het jaar daarop vierde Madrid Velazquez, Antwerpen herdacht Antoon Van Dyck en in Dresden vond een Cranach-tentoonstelling plaats.

Er wordt niets uitgeleend!

Toegangsticket tot de tentoonstelling, 1902,

Toegangsticket tot de tentoonstelling

De Brusselse kunstkenner Philogène Wytsman stelde voor om, in navolging van de voorbeelden in andere steden, een grote overzichtstentoonstelling te houden van de primitieve schilderkunst van België en de Nederlanden. De eerste vergadering van het organiserend comité van de 'Exposition d'Oeuvres des Ecoles primitives de Peinture en Belgique et aux Pays-Bas' vond op 4 februari 1900 plaats in de ambtswoning van minister Auguste Beernaert. Een van de eerste daden van het Comité was het vragen van de medewerking van de Brugse kerkelijke instellingen en vooral het Sint-Janshospitaal. Dat was  meteen het einde van het project.

In een brief van 13 februari 1900 lieten zowel het Brugse stadsbestuur als het Bestuur der Burgerlijke Godshuizen weten dat het onmogelijk was hun mooiste  schilderijen - hoe tijdelijk ook - uit het museum te halen.

De kerkfabriek van de Sint-Baafskathedraal in Gent somde gelijkaardige argumenten op om het hen nog resterende gedeelte van het Lam Gods-retabel van de gebroeders Van Eyck (de Adam en Eva figuren werden in het Koninklijk Museum voor Schone  Kunsten in Brussel bewaard, de andere luiken in de Berlijnse Gemäldegalerie) niet uit te lenen. Enkel de Leuvense Sint-Pieterskerk zag geen problemen met het uitlenen van hun drieluik van Dirk Bouts.

Om het Brugse 'neen' tegemoet te treden, besloot het Comité de tentoonstelling dan maar in Brugge te organiseren, maar door budgettaire problemen werd de tentoonstelling nog bijna gekelderd. Uiteindelijk kwam hij er toch, in de zomer en herfst van 1902.

Meester van Moulins, Schenkster met Maria Magdalena, 1902,

Meester van Moulins, Schenkster met Maria Magdalena

Een onwaarschijnlijk aantal werken

Nu Brugge zoveel schilderijen toegezegd kreeg, moest er een aangepast (en veilig) lokaal gevonden worden. De oorspronkelijke locatie, het stadsmuseum in de Bogardenkapel, was niet groot genoeg. Een andere grote tentoonstellingsruimte was er even min. Hoewel het alternatief voorstel het Gruuthusepaleis was, viel Kervyns oog op het Provinciaal Hof op de Markt.

Het resultaat was onwaarschijnlijk: de bezoeker kwam oog in oog te staan met 413 werken, van Melchior Broederlam tot Pieter Bruegel. Op de tweede verdieping maakte hij kennis met het oeuvre van de schildersfamilies Pourbus en Claeissens.  In het gerestaureerde paleis van de heren van Gruuthuse vond de tentoonstelling van Oude Kunstambachten  plaats.

Op wandel met een Memling

De dagen voor de tentoonstelling waren bijzonder hectisch. Eén week voor de opening waren nog maar drie schilderijen aangekomen. Op 11 juni ontving men in het station de veertien werken uit Brussel en enkele uit Parijs.

Op 12 juni waren Antwerpen en Brugge, kerken en kloosters aan de beurt. De Antwerpse bruiklenen zouden per binnenschip via Gent in Brugge toekomen. Maar in Gent bleek het schip een te grote diepgang te hebben om verder te kunnen varen. De schilderijen werden terug naar Antwerpen gevaren en opnieuw verstuurd, ditmaal per trein. Op 13 juni kwamen de werken uit Berlijn, Oostenrijk en Engeland aan. Een tweede lading uit Engeland, samen met de bruiklenen uit Nederland, Italië en Oostenrijk kwamen pas de dag voor de opening ter plaatse.

Neo-gotisch station van Brugge op het Zand, omstreeks 1900, 1902

Neo-gotisch station van Brugge op het Zand, omstreeks 1900

Voor Brugge was 14 juni een spektakeldag. De schilderijen van Hans Memling werden in processie van het Sint-Janshospitaal naar de Markt gedragen. Henri Kervyn de Lettenhove kreeg zelf de eer het Tweeluik met Maarten van Nieuwenhove te dragen, geëscorteerd door twee leden van de Commissie van Burgerlijke Godshuizen. Voor hen werd het Ursulaschrijn op een draagberrie gedragen, en daarvoor de andere panelen. Enkele verzamelaars verkozen hun kostbaar bezit persoonlijk te komen brengen. Anderen lieten hun schilderijen dan weer zonder begeleiding per trein naar Brugge komen.

De navolging van 1902: impact

De nationale trots was in verschillende landen gewekt, dankzij het grote succes van 'L'Exposition de Primitifs flamands'. Navolging kon niet uitblijven. Na een oproep in de Parijse kranten werd een Frans Comité opgezet. In 1904 beleefde Parijs de zomer van de 'Primitifs français', terwijl Düsseldorf toen een 'Kunsthistorische Ausstellung' hield.

Op hetzelfde ogenblik organiseerde men in het Palazzo Publico in Siena de tot dan toe belangrijkste tentoonstelling over Italiaanse oude meesters én tegelijk was in Londen een overzicht over hetzelfde onderwerp opgezet. Niet alleen de kunstliefhebbers kwamen de werken  bewonderen. In de daar opvolgende jaren doken verdacht veel Sienese primitieven op in Londen. Bij nader onderzoek bleek het in de meeste gevallen om vervalsingen te gaan, inspelend op de populariteit van het ogenblik.

In Brugge werden overzichtstentoonstellingen zoals in 1902 een traditie. De stad nam echter  de organisatie over, in tegenstelling tot 'Les Primitifs flamands' waar het stadsbestuur eerder een remmende factor in het geheel speelde.

De belangrijkste tentoonstellingen in Brugge op vlak van oude schilderkunst waren:

  • 'Maîtres Anciens’ (1905),
  • 'Het Gulden Vlies' (1907),
  • 'Hans Memling' (1939),
  • 'Gerard David' (1949),
  • 'I Fiamminghi e l'Italia’ (1951),
  • 'Het Portret in de Oude Nederlanden' (1953),
  • 'Vlaamse Kunst in Brits bezit'  (1956),
  • 'Vlaamse Kunst in Spaans bezit' (1958),
  • 'De eeuw der Vlaamse Primitieven' (1960),
  • 'Jan Gossaert genaamd Mabuse'  (1965),
  • 'Anonieme Vlaamse Primitieven' (1969),
  • '800 jaar Sint-Janshospitaal' (1976),
  • 'Pieter Pourbus Meester-Schilder' (1984),
  • 'Lodewijk van Gruuthuse'  (1993),
  • 'Hans Memling' (1994),
  • 'Van Hans Memling tot Pieter Pourbus' (1998) en 'Jan van Eyck, de Vlaamse Primitieven en het Zuiden' (2002).

Praktische informatie

Brugge, Arentshuis

Download hier de pdf

Impact 1902 revisited.pdf