Giorgio Morandi te Brugge
Binnen het overvloedige Europalia-aanbod van dit najaar is de kunst van de twintigste eeuw goed vertegenwoordigd. De samenstellers hebben zich niet enkel beperkt tot de gewaarborgde publiekstrekkers, maar hebben ook de fijnproever willen bedenken. Een tentoonstelling rond Giorgio Morandi in eigen land is een buitenkans waarvoor de verwachtingen hoog gespannen staan.
Met het nodig chauvinisme, en dat is helemaal geen negatieve eigenschap, hebben de Italianen het werk van Morandi niet willen isoleren van een bredere, ons onbekende context. Vandaar de eigenlijke titel van de tentoonstelling: Stil leven. Morandi en het stilleven in Italië 1912-1962. Naast een dertigtal werken van Morandi, krijgen wij dus een ruim aanbod aan stillevens van zijn tijdgenoten voorgeschoteld. Bestaat er dan iets als de twintigste-eeuwse Italiaanse stillevensschool? Dat valt te bekijken.
Morandi: de meestervan het bijna niets
Maar vooreerst gaat onze volle aandacht naar Morandi. Kwaliteit bedriegt niet. Bij de eerste oogopslag in de zaal waar alle Morandis, toch een twintigtal doeken en aquarellen, bij elkaar hangen, herkennen wij meteen de stijl en de thematiek. De eerste indruk van uniformiteit moet bij nader inzicht bijgesteld worden. De stelling 'één Morandi gezien, allemaal gezien', gaat niet op. De composities waar ogenschijnlijk niets bijzonders aan is, zijn niet volgens één en hetzelfde patroon uitgewerkt. We herkennen dan wel dezelfde potjes, flessen of vazen in meerdere tentoongestelde werken, op een neutrale ondergrond en een effen achtergrond, maar het zijn wel degelijk individuele, eigenzinnige werken. Het spel met het licht is van kapitaal belang. In het ene werk komt het licht van op de zijkant, waardoor de voorwerpen op elkaar en op de ondergrond een scherpe slagschaduw werpen. Een andere keer staan de potjes netjes in het gelid, de kleintjes vooraan, de grote achteraan, badend in een irreëel diffuus licht en een klimaat van zachte ironie. De ene compositie is de andere niet.
Dan vullen de volumes (het zijn niet allemaal recipiënten, er zijn ook monochrome geometrische volumes bij) de volledige breedte van het doek, dan weer staan zij excentrisch opgesteld, gedeeltelijk door de rand aangesneden. In de meest extreme gevallen wordt de compositie opzettelijk, of schijnbaar toevallig, weggelaten. In een tentoongestelde aquarel uit 1962 staan de voorwerpen frontaal uitgebeeld, zonder perspectief, op elkaar gestapeld. Het kannetje, de fles en de bekers zijn als dusdanig nog net herkenbaar, maar vervaagd tot een stevig haast abstract geheel. Een aantal werken uit de jaren twintig illustreren het gebruik van accessoires die later helemaal verdwijnen, zoals een gedrapeerd doekje en een tafelkleed die beide op de voorgrond afhangen. Die verwijzing naar de ondergrond waarop de voorwerpen opgesteld staan, moet hem niet bevredigd hebben.
Noodgedwongen wordt de aandacht gedeeltelijk van de hoofdopstelling afgeleid. Daarom weg ermee. De omgeving wordt tot het allereenvoudigste herleid, maar dat belet niet dat er nog heel wat variatiemogelijkheden overblijven. Het bijna niets staat niet gelijk met armoede. Achtergronden zijn niet noodzakelijk helder en de voorwerpen staan niet onveranderlijk op een ondergrond waarvan de kleur een schakering van wit of eierschaal is.
Morandi's penseelvoering is ook opvallend. Hij is zeker geen fijnschilder, noch een gladschilder. De penseelstreken zijn duidelijk zichtbaar, stevig maar subtiel. Vlakken worden niet effen ingekleurd. Er schuilt nog veel kleur in de diepte van het doek. Dit soort werk wordt niet op het doek gesmeten, er gaat een traag rijpingsproces aan vooraf.
Schildersschool of uitverkoop?
Een selectie is, zoals het woord het uitdrukt, een keuze, het resultaat van een proces van aanvaarden en verwerpen binnen het ruime kader van een afgesloten werk. Mogen wij tevreden zijn met de geboden selectie? In grote mate ja, want diverse facetten van Morandi's werk komen erin aan bod. Maar het beeld dat ons voorgehouden wordt, is zeker niet volledig. Het had interessant kunnen zijn één of meerdere werken te zien uit een vroegere periode toen de kunstenaar met de metafysische schilderkunst flirtte. Zo hadden wij een duidelijke overgang gekregen naar de rest van de tentoonstelling, meer bepaald naar het werk van Carlo Carrà. Van deze laatste worden drie uiterst interessante werken getoond: de schets van een stilleven uit 1912 in een stijl die balanceert tussen het futurisme en het kubisme, een tekening uit 1917 met alle ingrediënten van de 'pittura metafysica' en ten slotte een in tempera en collage uitgevoerd stilleven met een chiantifles en glas op een onbestemde achtergrond. Zoniet de stijl, dan wel de thematiek van de latere Morandi zijn erin aanwezig.
De verwantschap met het merendeel van de andere tentoongestelde kunstenaars is niet erg evident. Zo de titel van de tentoonstelling liet uitschijnen dat er zo iets als een typische Italiaanse benadering van het stilleven bestaat in de periode die vooropgesteld wordt (1912-1962), dan is daarvan binnen de tentoonstelling bitter weinig te zien. Het overaanbod overtuigt niet en heeft de mensen van het Arentshuis gedwongen de muren vol te hangen. Ook zij voelen zich niet gelukkig met een accrochage die in sommige zalen ronduit aan een verkoopzaal doet denken (de soms bedenkelijke kwaliteit van sommige werken is daar niet vreemd aan). Dat neemt niet weg dat er ook aangename verrassingen zijn, zoals een mooie erg kubistische Severini uit 1916, als tegengewicht voor vier decoratieve werken van na 1920. Een ensemble van vier werken van Filip po de Pis is bekoort door zijn verfijnde eigenzinnigheid. Verrassend is het werk De eieren op het boek (1949 )van Felice Casorati, rustig en ascetisch, in de sfeer van Morandi. Nog een verrassing, maar van een meer verwarrende aard, Het einde van de vrije denkers (1959) van Gianfilippo Usellini. Zoals de titel al laat vermoeden is de inspiratie surrealistisch. Op een strand ligt een rotsachtige massa waaruit op zijn minst twee dozijn ogen ons aankijken. Dit, een stilleven? De definitie van het genre is blijkbaar een zeer rekbaar begrip.
Op het einde van de tentoonstelling doen wij toch nog enkele interessante ontdekkingen: een middelgroot keramiekreliëf van Leoncillo, Stilleven met schaar uit 1945 toont de uitgesproken wil om met het gegeven 'stilleven' andere paden te bewandelen. Maar stond Leoncillo alleen met deze pogingen of hebben anderen hem gevolgd, of heeft hij anderen gevolgd? Nergens hebben wij er meer over kunnen vernemen. In die laatste zaal ook nog een erg aangename confrontatie met een reliëf van Piero Manzon i, kaolien (porseleinaarde) op gerimpeld doek, een verstild werkje van hoge kwaliteit dat even de sfeer van Morandi oproept.
Achteraf stel je je wel de vraag of die andere stillevens er naast Morandi wel nodig waren. De samenstellers hebben geen enkele zichtbare poging ondernomen om de relatie tussen die werken te duiden, wellicht omdat er, buiten de enkele aangehaalde uitzonderingen, geen band tussen Morandi en de andere stilleven schilders bestaat. De opgegeven data 1912-1962 doen ook vraagtekens rijzen. Met Morandi hebben zij niets te maken. Hij stierf in 1964. Het oudst tentoongestelde werk is een schets van Carrà uit 1912, het meest recente een schilderij van Morandi uit 1963, een lapsus of slordigheid, wie zal het zeggen?
Morandi en Beatrijs Lauwaert, een mooie verstandhouding
De bezoekers krijgen gelukkig nog een troostprijs onder de vorm van een fijnzinnige hommage aan Morandi door Beatrijs Lauwaert. Zij heeft over de gehele boven verdieping van het Arentshuis een aantal installaties aangebracht die niet enkel naar de sfeer van Morandi verwijzen, maar eveneens een dialoog met de vaste opstelling van werken van Frank Brangwyn aangaan. Een dubbel opzet waarin zij wonderwel slaagt. Haar kannetjes en andere banale recipiënten staan onopvallend opgesteld, zodat de verstrooide bezoeker er wel eentje of meerdere zal overslaan. Tekeningen, voorstudies en enkele kunstige foto's van vorige installaties met identieke componenten vestigen telkens weer de aandacht op de uit hun vertrouwde omgeving gerukte, maar niet overdonderde gebruiksvoorwerpen. Net als bij Morandi is kleur aanwezig, functioneel, maar niet opdringerig. Beatrijs Lauwaert heeft ook een sympathieke manier om de voorwerpen, de bouwstenen van haar werk, te beschrijven: "Kleine groepjes als clusters: een gezin, vrienden, werklieden zoals ik ze waarnam wanneer ik door de ramen naar de straat beneden keek. En af en toe een grotere groep in de rij: geleide toeristen, een klas, een kroostrijk gezin. Als eendjes achter hun moeder. De 'Paren' tonen ontmoetingen tussen twee bekenden, het gesprek met een vriend, moeders met kind, de warmte van omhelzende armen, de lichaamstaal van verliefden, de unieke intieme dialoog zoals die enkel tussen twee mensen bestaat. Ze balanceren op de grens tussen samenhorigheid en symbiose." Dat zij in het werk van Morandi kan opgaan, is duidelijk. Zij geeft zelfs een definitie van zijn stillevens die ik elders heb moeten missen. "Nu pas (. .. ) zie ik hoe ook zijn stillevens bestaan uit samenhokkende lichamen waarrond een onzichtbare draad is gelegd. Samenzweringen. Tegen het uiteenvallen." Teder, maar niet flauw, een werk dat in al zijn schijnbare broosheid zijn mannetje staat.
Praktische informatie
'Stil leven. Morandi en het stilleven in Italië' - Arentshuis