Hoogtepunten uit de FoMu Collectie

De catalogus van het FotoMuseum in Antwerpen (FoMu) ontleent zijn titel aan een citaat van de Amerikaanse fotograaf Edward Weston. Hij vond dat de blik van de fotograaf toegang gaf tot nog onontgonnen werelden. Zijn foto Cabbage Leaf uit 1931, die in de catalogus is afgedrukt, nodigt je ogen inderdaad uit op een ongewone reis langs de huidplooien van een koolblad.

De specifieke intenties van de fotograaf waren voor het FoMu het uitgangspunt om de geschiedenis van de fotografie te vertellen. Het boek vertrekt van de gelijknamige tentoonstelling De blik van de fotograaf, die nog tot 2014 in het FoMu te zien is. Kiezen uit een half miljoen fotoafdrukken en negatieven, maar ook uit 23.000 fototoestellen, één catalogus kan de klus niet klaren volgens de directeur Elviera Velghe.

Het boek geeft achterin een overzicht van de technische vernieuwingen van camera obscura tot digitale camera via de legendarische Kodak No. 1, de kleinbeeldcamera Leica en de Rolleiflex, maar ook de klap- en speurderscamera. Het revolutionaire aan de boxcamera Kodak No. 1 was, behalve de naam die je niet fout kon uitspreken, dat je je foto's niet langer zelf hoefde te ontwikkelen. Voor de Leica die Oskar Barnack voor de firma Leitz ontwikkelde, werd in 1916 niet al te enthousiast een patent gevraagd, Ernst Leitz zou het zich echter niet beklagen. Voor het eerst stak een rolfilm in een lichtdichte cassette, met negatiefjes van 24x36 mm, wat het standaardformaat voor kleinbeeld zou worden. Maar in de fotografiegeschiedenis verschoof de focus naar wat met fotografie kan uitgedrukt worden.

Eadweard Muybridge bracht met zijn fotoreeksen in 1887 het bewijs dat een galopperend paard op een bepaald ogenblik met geen enkele hoef de grond raakt. De foto is een voorbeeld van de zogenaamde 'objectiverende blik'. Dat zijn ook de foto's uit ca.1903 van Alphonse Bertillon over de classificatie van neuzen en oren in een poging misdadigers te helpen identificeren. Deze foto's, waarbij het onderwerp zo goed mogelijk in beeld wordt gebracht, kunnen achteraf toch veel emotie oproepen. De intussen verdwenen Zennezichten van Brussel van de broers Ghémar net voor de overwelving (1867-1870) of het oude Parijs van Eugène Atget voor de doortocht van baron Haussmann bijvoorbeeld. Het zijn foto's die dikwijls banaal lijken voor de tijdgenoten, maar die achteraf heel betekenisvol zijn, getuige de mensen uit alle sociale klassen in de Weimarrepubliek van August Sander of de Hollandse taferelen van Hans Aarsman.

The Eye of the Photographer - Hoogtepunten uit de FoMu Collectie

De foto Umheimliche Strasse van Umbo (Otto Umbehr) uit 1928 illustreert de 'subjectiverende blik'. De naaktfotografie, heel populair bij modernisten en surrealisten, was nauwelijks erotisch geladen. Two Nudes uit 1925 van Lászlo Moholy-Nagy is in negatiefdruk en de achtergrond is wazig, fotografie-experimenten als afspiegelingen van het innerlijke. De Duitse fotograaf Otto Steinert speelde in de jaren 1950 een belangrijke rol voor de erkenning van de fotografie door de internationale kunstfotografen samen te brengen onder de noemer Subjektive Fotografie.

Met een goed gekozen foto van Erich Salomon uit 1931 wordt meteen ook het debat geopend van de 'publieke blik' van de fotograaf. We zien de Franse staatsman Aristide Briand lachend wijzen naar een net afdrukkende fotograaf: “Ah, le voilà! Le roi des indiscrets!”

Het is moeilijk om ons vandaag voor te stellen dat vóór publicaties als Galerie Contemporaine (1876-1885), waaraan belangrijke Parijse fotografen meewerkten, beroemde personen alleen bij naam en niet van gezicht gekend waren. Geïllustreerde tijdschriften als Vu, Picture Post en Paris-Match maakten opgang in de jaren 1930. Uit Vu zijn de foto's opgenomen van de Spaanse burgeroorlog van Robert Capa: "if  your pictures aren't good enough, you aren't close enough". Na de Tweede Wereldoorlog stichtte Capa samen met Henri Cartier-Bresson, George Rodger en David 'Chim' Seymour het eerste zelfstandige fotoagentschap Magnum Photos.

Dit soort fotografie klaagt het onrecht aan, maar wil ook verleiden of politiek beïnvloeden. Het zijn foto's die de USSR-leiders verheerlijken, of met een uitgekiende belichting de degelijkheid van het constipatiemiddel Petrolagar moeten aantonen.

De 'private blik' maakt foto's van de eigen leefwereld, die (on)bedoeld soms toch een groot publiek bereiken. Zoals de foto's van Jacques Henri Lartique uit een rijk Parijs milieu, die reeds als kind zijn speelwereld en de bezoekjes aan de autoraces begon te fotograferen. "Je suis heureux d'avoir réussi à photographier de si près," schrijft hij bij een foto uit 1912. De foto's van Nan Goldin over haar nachtleven zijn een dagboek dat heel de wereld mag zien.

Tussen 1975 en 2001 nam Nicholas Nixon elke zomer een familiefoto van zijn echtgenote en hun drie dochters. De foto's van de 'The Brown Sisters' houden lang de aandacht vast, je probeert te vatten hoe de vrouwen verouderen, hoe hun gemoed en onderlinge relaties evolueren. 

De mini-biografietjes die bij sommige fotografen horen, hadden bij iedereen gemogen. Over de Britse Julia Margaret Cameron, die in 1815 werd geboren, komen we bijvoorbeeld te weten dat ze op 48-jarige leeftijd een camera cadeau kreeg en het kolenhok tot donkere kamer en het kippenhok tot studio omtoverde.  

Uit de boeken

The Eye of the Photographer Hoogtepunten uit de FoMu Collectie

Nederlands en Engels, 256 blz. Integraalband, 22cm x 27cm - 34,99 euro - ISBN 978 94 014 0504 1 

Uitgeverij Lannoo

Download hier de pdf

The Eye of the Photographer - Hoogtepunten uit de FoMu Collectie