In het Charlier Museum aan de Brusselse Kunstlaan waart de geest van de fijnbesnaarde mecenas Henri Van Cutsem en dienst gunsteling Guillaume Charlier.  Er is de stilte, de rust en de kunst.  Wie hier op een doordeweekse dag binnenwandelt, kan een spitsmuis zijn staart horen roeren.

Het Salon Lodewijk XVI. Smaak en verfijning waren de ordewoorden. 

Het Salon Lodewijk XVI. Smaak en verfijning waren de ordewoorden. 

Krakend parket, glanzend zilver, fraaie spie­gels en talloze schilderijen ontmoet je in dit eigenaardige museum dat meer huis is dan museum. In dit majestueuze burgerpand kan je vrijelijk het oog laten dwalen. Schilderijen en tekeningen hangen er verstrooid in riante gangen en ruime vertrekken. Architectuur en aankleding weerspiegelen uitstekend de context van de negentiende-eeuwse bur­gerwoning. In het Charlier Museum is deze burgerlijke ambiance van weleer zo goed als intact gebleven. Schilderstukken vol nette dames en heren, weelderige bloemstukken, stillevens en landschappen vind je er tus­sen chic en zwaar meubilair waarmee het huis ordentelijk is gestoffeerd. In een vorig leven, zo'n honderd jaar geleden, was het een heuse  'lieu de rencontre' en werd  ten huize van Van Cutsem en beeldhouwer Guillaume Charlier bij de thee gediscussieerd over kunst, filosofie en muziek. Tussen de dialogen door werd er gemusiceerd aan de vleugel en aandachtig geluisterd naar Cho­pin, Fauré, Brahms, Wagner. Architect Victor Horta, maar  ook talloze kunstenaars waren er vriend aan huis.

De jonge Horta schiep in 1890 eenheid in het statige pand dat voorheen bestond uit twee afzonderlijke huizen.  De heldere aanbouw met bovenlichten op de gelijkvloerse verdieping zijn van zijn hand. Temidden van het hectische gebrul van de hoofdstad  - de Brusselse kleine 'ring' loopt hier vlak voor de deur - heerst in dit huis een oase van rust.  Bijna  geen sterveling die hier komt, althans dat zou je denken. Niettemin ont­vangt het Charlier Museum jaarlijks toch zo'n  dertienduizend bezoekers en aan activi­teiten ontbreekt het geenszins.  Conservator Francine Délepine en haar equipe doen er alles aan om de missie van Van Cutsem en Charlier in stand te houden.

Om de haverklap vinden in het Charlier Museum colloquia, ontmoetingen, jazz­namiddagen, en allerhande multiculturele bijeenkomsten plaats. Het museum is dan ook geen slapend oord maar wil door het scheppen van tal van initiatieven  ervoor waken dat het museum zijn maatschappelijk georiënteerde en intellectuele opdracht niet uit het oog verliest, precies zoals Van Cutsem het had gewenst.

De schildergalerij vandaag

De schildergalerij vandaag

Charlies Museum, Henri Van Cutsem, obsessioneel verzamelaar.

Henri Van Cutsem, obsessioneel verzamelaar.

Geld genoeg maar ook goede smaak

Henri Van Cutsem (1839-1904) was een gefortuneerd man vooral dan dankzij de gigantische nalatenschap van zijn ouders. Zo erft hij niet alleen een weelderig fortuin maar ook nog eens het bloeiende Hôtel de Suède in de Bisschopsstraat. Zijn materiële welstand laat hem toe allerhande kunstvoor­werpen te verzamelen.

Al is zijn keuze op het gebied van de deco­ratieve kunsten nogal eclectisch, toch gaat al zijn aandacht, wat schilderkunst,  beeld­houwkunst en architectuur betreft, naar de kunstenaars van zijn tijd. Ze worden zelfs zijn vrienden en Van  Cutsem laat ze ruim­schoots meegenieten van zijn vrijgevigheid en rijkdom. Guillaume Charlier is een van de gegadigden die dicht bij het leven staat van zijn weldoener en daar ook de financiële vruchten van zal plukken. Van Cutsem laat in 1855 een ruim atelier bouwen voor de beeld­houwer-schilder die zich tijdens zijn verblijf in Rome had aangesloten bij de avant-gardistische kunstvereniging les XX.

Dans voor de Tempel van Madura, olieverf op doek, Guillaume Van Strydonck, 1891 (110 x 140 cm) De reis van zes maanden naar India werd er uiteindelijk een van vijf jaar.  Charlier museum.

Dans voor de Tempel van Madura, olieverf op doek, Guillaume Van Strydonck, 1891 (110 x 140 cm) De reis van zes maanden naar India werd er uiteindelijk een van vijf jaar. 

Nog eens vijf jaar later erft Van Cutsem het huis nr 16 aan de Kunstlaan dat door zijn moeder was gekocht. Ondertussen leeft Van Cutsem zich uit in de kunst. Zijn eerste aankoop dateert uit 1874 : Het atelier van Hendrik de Braekeleer. Vervolgens koopt hij werk van landschapsschilder Joseph Cose­maans en in 1876 Het naderend onweer van Hyppolyte Boulenger.  Later schaft hij werken van Du Groux, Oyens, Agneessens, Fantin-La-Tour, Manet, Bastien Lepage aan.  

Het salon met de verlichting van Horta

Het salon met de verlichting van Horta

Allemaal kunstenaars  die je met het realisme van de negentiende eeuw kunt verbinden", zegt Constantin Ekonomides die als wetenschap­pelijk medewerker het museum door en door kent en tal van publicaties op zijn naam heeft staan. "Je mag gerust zeggen dat Van Cutsem voor het modernisme koos. De kunst die op dat moment bon ton was.  Het natu­ralisme was zijn 'dada'.  Charlier erfde na de dood van Van Cutsem bijna heel de verzameling en trad in het spoor van zijn vriend door ook regelmatig aankopen te doen. Maar je merkt, als je goed kijkt, dat de kwaliteit toch van een ander niveau is. Aan wat dat gelegen is?  In het aankopen van kunst had Charlier bijlange niet de ervaring en het raf­finement van Van Cutsem."

Met de steun van Charlier en met de goede raad van zijn vriendenkring - schilders, schrijvers en bekende figuren uit Belgische en Franse kunstkringen - weet Van Cutsem belangrijke werken te verwerven. Werk van latere modernen als Finch, Ensor en Van Strydonck maken hun intrede in de almaar groeiende collectie.  De twee grote tentoonstellingsruimten die Horta inrichtte, moesten de werken beter tot hun recht laten komen en doen dat nog steeds.

Geheel naar de oude museologische ge­woonte hingen schilderijen boven en naast elkaar.  De muren waren overdadig bezet en het oog aanschouwde één grote plastische beweging. 

Bloemen en vlinders, olieverf op doek, James Ensor. Gekocht door Van Cutsem in 1885. Charlier museum

Bloemen en vlinders, olieverf op doek, James Ensor. Gekocht door Van Cutsem in 1885. 

De sfeer van destijds is in het Charlier Museum gebleven, alleen is de pre­sentatie niet meer zo weelderig als weleer.  De door Van Cutsem vergaarde schilderijen verhuisden immers volgens zijn testamen­taire beschikking naar Doornik waar Horta intussen vorm gaf aan het nieuwe Museum voor Schone Kunsten. Een overijverig ambtenaar van de stad Brussel had tevoren de verzameling geweigerd wegens 'teveel bloot'.  De overgehevelde collectie van Van Cutsem vormt er dan ook de kern van de Doornikse verzameling met op kop het zonnige schilde­rij Chez le père Lathuille van Manet. Verder vind je in Doornik een fraai stilleven Stille­ven met een eend van Ensor, voorts werken van Edouard Agneesens, landschappen van Théordore Baron. Van al deze kunstenaars treffen we ook werken aan in het Charlier Museum.

Bloem en vlinders van Ensor op de gelijkvloerse verdieping is hier nog altijd een van de pronkstukken.  Maar doeken als De wan­deling van Eugène Laermans en wat verder het heerlijk dromerige Spelende kinderen in de zon van Jenny Montigny laten toe kwali­teitsverschillen te onderscheiden . Charlier bouwde voort op de collectie van Van Cutsem en vervolledigde die met kunstwerken van Van Zevenberghen, Oleffe en Heymans, zeg maar de postimpressionisten.

Iedereen was welkom maar discretie troef. Charlier Museum,

Iedereen was welkom maar discretie troef.

Alles bij elkaar bezit het Charlier Museum ongeveer een duizendtal schilderijen. Natuurlijk worden die niet allemaal in een keer getoond. "Ze bevinden zich op de zol­derverdieping", zegt Ekonomidas waar ze binnenkort in optimale omstandigheden zullen worden geconserveerd. Wat met het archief Van Cutsem en Charlier?  "Een groot deel van de persoonlijke correspondentie is op een mysterieuze wijze verdwenen', weet Ekonomidas "er zijn helaas weinig persoon­lijke brieven bewaard gebleven."  Gefluisterd wordt dat criticus Sander Pierron ze zou heb­ben meegenomen, hij was op dat moment een monografie over van Cutsem aan het schrijven.

Na Van Cutsem en Charlier heeft het mu­seum nog kunnen profiteren van andere milde schenkers. Zo is er de verzameling Thibaut. Yvan Thibaut, jurist (1906-1951) en gelegenheidsschilder, en zijn vrouw Blanche waren fijnbesnaarde kunstminnaars. Ze had­den oog voor schoonheid en bezaten een even grote kennissenkring als verzameling. We vernoemen: Henry Wagemans, Charles Seharrès, Alexander Denonne, Eugène Laermans, Jakob Smits. Vlak voor haar over­lijden in december 2001 schonk mevrouw Thibaut de mooiste werken aan het Charlier Museum.  De verzameling geldt als één van de betere legaten die het museum sedert haar ontstaan mocht ontvangen. Een van de topstukken is Moederschap van Jakob Smits. Van laatstgenoemde kunstenaar komt er volgend jaar in het Charlier Museum een retrospectieve.

Ook de schenking van de biochemicus Jean de Heinzelin de Braucourt willen we hier niet onvermeld laten.  Uit zijn verzameling stammen de intieme landschapjes van de minder bekende Louis-Joseph-Désiré Crépin (1828-188?).  

Het Charliermuseum aan de Kunstlaan. Wat was er eerst? 

Het Charliermuseum aan de Kunstlaan. Wat was er eerst? 

De in Noord-Frankrijk geboren kunstenaar had een onwaarschijnlijk schilderstalent.  Zijn suggestieve toetsen en smeuïge verfaanbreng leveren landschapjes op om in onder te duiken.  Voorwaar, in het Charlier Museum liggen ontdekkingen voor het grijpen.  Een illusie waar we ons graag aan willen laven.

Download hier de pdf

Charlier Museums.pdf