In de kunst van Amedeo Modigliani ontmoeten twee werelden elkaar : de klassiek-Mediterrane en de primitief-Afrikaanse. Twee opvattingen van de kunst - de realistisch-uitbeeldende en de subjectief-interpreterende - vloeien erin samen. Dit kan evengoed gezegd worden van verschillende andere kunstenaars uit de eerste jaren van de twintigste eeuw, en in het bijzonder van Picasso, maar bij Modigliani is de versmelting toch wel merkwaardig subtiel geweest. Bij hem geen botsing van twee culturen, geen schokken, maar een zwierig verglijden in elkaar. Geen dramatiek van verscheurde of ontbonden vormen, maar een stille, soepele en als geoliede osmose.

De stijleenheid, de uitzonderlijke gaafheid van zijn oeuvre is slechts verklaarbaar door de karakteristieke eigenschappen van zijn geraceerde persoonlijkheid : aangeboren maatgevoel, beheerste lyriek, typisch-Italiaanse zin voor harmonie en elegantie. Toch gaat achter deze op eerste gezicht serene kunst een innerlijke bewogenheid en zelfs een smartelijke gevoeligheid schuil. Zijn personages - hij heeft uitsluitend de mens getekend en geschilderd, figuren, naakten, portretten - zijn personages ademenen altijd ergens een vage malaise, baden op de een of andere manier in een zekere 'mal de vivre'.

Modigliani is niet alleen in vele opzichten een typisch Italiaans kunstenaar, hij is ook een typisch kunstenaar uit de periode rond de eeuwwisseling, waarin de moderne kunst geboren werd : een 'peintre maudit' zoals die andere tragische figuren ; Van Gogh, Gauguin, Toulouse-Lautrec, mensen die zich vrijwillig buiten de burgerlijke gemeenschap plaatsten. Ook hij verliet de veilige welstand van zijn familie (zijn vader was een bankier, zijn moeder stamde af van Spinoza) om een zwervend bohème-bestaan te gaan leiden, miskenning en ontberingen te kennen, en jong te sterven. Geboren te Livorno in 1884, overleed hij al in 1920 te Parijs, waar hij sedert 1907 van de ene zolderkamer naar de andere verhuisde. Hij was een geziene figuur in de artiestenmilieus van Montmartre en de Bateau-Lavoir eerst, van Montparnasse vervolgens, waar hij opviel door zijn schoonheid, zijn cynisme en zijn beminnelijkheid.

Als Modigliani tekent verminkt hij de gezichten niet, hij valt hun gebreken niet aan, steekt geen ogen uit, rekt geen halzen uit. Alles speelt zich in zijn hart af.

Jean Cocteau beschrijft hem als volgt : 'Modigliani was mooi, verbazend mooi, ernstig en geheimzinnig'. Hij werkte bij Kisling, die in de rue Joseph Bara woonde, niet ver van de bibliotheek waar André Salmon zijn Gambierpijp rookte. Als Modigliani tekent verminkt hij de gezichten niet, hij valt hun gebreken niet aan, steekt geen ogen uit, rekt geen halzen uit. Alles speelt zich in zijn hart af. Zoals hij ons tekende aan de tafeltjes van de Rotonde, telkens opnieuw, zo beoordeelde hij ons, zo hield hij van ons of zo haatte hij ons. Zijn kunst was een stil gesprek, een dialoog tussen zijn lijn en onze lijnen...'.

In die jaren ontdekt Modigliani het baanbrekend werk van Cézanne, bewondert Toulouse-Lautrec, waagt zich onder invloed van Brancusi ook aan de beeldhouwkunst, sluit vriendschap met Pascin, Kisling en Soutine, leert de negerkunst kennen die op dat ogenblik door Europa wordt ontdekt en die van zo'n grote betekenis zal zijn bij het ontstaan van het expressionisme. Al deze invloeden voegen zich bij de Florentijnse, Siënese en Venetiaanse tradities waarmee hij tijdens zijn leerjaren aan de Italiaanse academies werd gevoed, worden geassimileerd door een verfijnde, lichtelijk precieuse natuur en vermengd met herinneringen aan de byzantijnse hiëratiek zowel als aan maniëristen als Crivelli, Duccio en Boticelli. De stijl die hiervan het resultaat wordt is opvallend lineair, strak omlijnd, soepel, overwegend verticaal en vlak.

In het 'Groot naakt' uit het museum te Antwerpen zijn die karakteristieken niet zo heel scherp te zien, maar toch zijn zij ook wel in dit werk aanwezig. De met een scherp-getekende arabeske omlijnde figuur is in één egale, mat-roze toon geschilderd, zonder schaduwpartijen of modelé, en toch is het resultaat niet volledig vlak : men krijgt wel degelijk een indruk van reliëf en volume. Op even beheerste wijze, zonder duidelijk zichtbare middelen, wordt de expressie bereikt. Zij ontstaat rechtstreeks uit de stijl zelf.

Amedeo Modigliani (1884-1920), Groot naakt, Olie op doek

Amedeo Modigliani (1884-1920), Groot naakt, Olie op doek, Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen

De curve van de lijnen die de houding van het model bepalen, de schuine houding van het hoofd, de liaanachtige soepelheid van het nochtans allesbehalve slanke lichaam : het drukt alles een grote zachtheid uit. Geen weekheid, geen sentimentaliteit - daarvoor is de lijn te zuiver, het kleurenpatroon te aristocratisch - maar een gevoel van bezonken innigheid, misschien ook wel van melancholie wordt hier opgeroepen. Hoe vaak men ook heeft gesproken over de 'troebele erotiek' van Modigliani's naakten, hier is die beslist niet aanwezig, wèl een hoge mate van vergeestelijking. Het gaat in dit schilderij alleszins niet om lichamelijke schoonheid - men zou zelfs kunnen zeggen : integendeel - maar om deernis met de eenzame en kwetsbare mens. In de éne vrouw die wordt uitgebeeld, dromerig, overrijp en een beetje vermoeid, is het mogelijk een symbool te zien, misschien wel tegelijk een hulde en een klacht. Wellicht onbewust heeft Modigliani met dit naakt een beeld geschilderd van 'de vrouwelijke conditie'.

Men vergelijke Modigliani's visie met die van de impressionisten, vooral van Renoir, en aan het andere uiterste met die van de expressionisten, bij voorbeeld van Permeke, om zich ten volle rekenschap te geven van zijn aparte, met geen enkele andere vergelijkbare wereld. Voor de impressionist is het vrouwenlichaam een feest, atmosferisch en luministisch ; het is mals en fleurig, badend in zon en water, bloeiend tussen groen en bloemen. Voor de expressionist is het naakt aanleiding tot het scheppen van ruwe en bonkige vormen, soms verheerlijkt, soms ontluisterd en primair-dierlijk. Ver van die twee tegengestelde werelden schept Modigliani er een derde, een hyper-beschaafde, zenuwfijne, gespiritualiseerde. De sfeer en de zintuigen spelen er geen rol in, licht en ruimte zijn eruit afwezig, de mens leeft er niet in een context, met anderen, in de natuur of in een interieur : hij is geïsoleerd van alles en gefixeerd in zichzelf.

Het is geen breed register. Maar Modigliani heeft het bespeeld met toegespitste concentratie en opgevoerd tot een obsessie. Zoals de mens die hij uitbeeldt staat hij alleen : zonder voorlopers en zonder navolgers.

Download hier de pdf

Amedeo Modigliani - Groot naakt