De Vlaamse overheid kocht eind 2015 het rederijkershandschrift ‘t Dor Wert Groeyende aan. Een belangrijke aankoop, want sinds maart 2014 is dit verzamelhandschrift opgenomen in de 'Lijst van het roerend cultureel erfgoed van de Vlaamse Gemeenschap', de Topstukkenlijst. Het handschrift bevat achttien toneelstukken van verschillende auteurs. Die stukken werden bijna allemaal geschreven en voor het eerst opgevoerd tussen 1734 en 1803.
De teksten uit dit handschrift behoorden tot de Lierse rederijkerskamer ‘De Groeiende Boom’, die als spreuk “’t Dor wert Groeyende” had. Rederijkerskamers waren het centrum van het literaire leven in de laatmiddeleeuwse Nederlandse en Vlaamse steden. Bekend zijn de rederijkerskamers van Antwerpen (‘De Violieren/Olijftak’) en Gent (‘De Fonteine’). Literatuurminnende inwoners kwamen samen en legden elkaar op gedichten te schrijven over een bepaald onderwerp. De regels waren zeer strikt. Gedichten droegen de rederijkers voor aan de Prins – voorzitter - van het gezelschap. Voldeed het gedicht niet aan de regels, dan moest de schrijver boete betalen. Rederijkers hielden vaak gedichten- en toneelwedstrijden onder elkaar en tussen steden onderling. De dichters speelden een belangrijke rol bij feesten en plechtige gebeurtenissen zoals processies. Daar werden Bijbelse maar ook niet-Bijbelse taferelen uitgebeeld via hun toneelstukken. Hoewel ze vaak maatschappelijke problemen aanklaagden, was een humoristische toon te vinden in die toneelspelen. Stadsbesturen merkten het belang van de rederijkers op en zetten hen in bij de propaganda van de stad. Anthonis de Roovere, rederijker te Brugge, werd de eerste stadsdichter in 1466.